Steeds eerder preekafspraken maken is geestelijk probleem
De telefoon rinkelt steeds eerder in het jaar: of ik dan en dan wil komen preken. Hoe geestelijk is het om alles dicht te regelen tot de wederkomst?
Ooit was het een ongeschreven regel binnen hervormd-gereformeerde kring om op 2 januari preekafspraken te maken voor het jaar erna. Een tot twee jaar van tevoren dus. Als beginnend prediker verbaasde ik me hier nog over, maar alles went. Bovendien: alle afspraken maken op één dag werkt voor mij prettiger dan op verschillende momenten steeds gestoord worden tijdens het werk. Echter, er zijn steeds minder preekvoorzieners die wachten tot 2 januari. Telefoontjes kwamen de afgelopen jaren steeds vroeger. Tussen Kerst en de jaarwisseling, de week voor Kerst… en nu al eind november, begin december.
Ook in andere kerken binnen de gereformeerde gezindte speelt dit. Daar is het vaak zelfs gewoon om in bijvoorbeeld najaar 2024 het jaar 2026 al vol te plannen. Trouwens: het is opvallend dat in de breedte van de Protestantse Kerk in Nederland veel later wordt gebeld dan in kringen van de Gereformeerde Bond. Ook in andere kerken lijkt de regel te zijn: hoe behoudender, hoe vroeger. Dat kan toch niet waar zijn!
Er is op verschillende plaatsen, onder andere in deze krant, al meermaals over geschreven. Soms worden er verbetersuggesties gedaan. Echter, de kern van het probleem is mijns inziens geestelijk van aard.
Dichtgeregeld
Waar komt dit vroege bellen vandaan? Ik denk dat de meesten van ons behalve preekbeurten geen andere afspraken maken voor over zo lange tijd. Dan kunnen we met elkaar wel, als een soort bezweringsformule, ”Deo volente” zeggen, maar wat heeft dat voor betekenis als alles tot de wederkomst wordt dichtgeregeld? Hoe kunnen we dit doen en ondertussen op de preekstoel waarschuwen tegen maakbaarheidsdenken?
Preekvoorzieners en predikers houden elkaar in een wurggreep. Maar laten we als voorgangers eerlijk zijn: de bal ligt bij ons. Ik heb ook moeite met preekvoorzieners die steeds vroeger bellen, want de angst dat zij hun rooster niet vol krijgen, is misplaatst (in de kerken waar een groot predikantentekort is, ligt dit natuurlijk anders). Alleen, ze krijgen er misschien niet de namen op die ze het liefste willen… Dit is geen geestelijke houding. Maar feit blijft dat preekvoorzieners een grote verantwoordelijkheid voelen om hun rooster vol te krijgen. De gemeente kijkt over hun schouder mee.
Maar waarom gaan predikers hierin mee? Is dat roepingsbesef: „Wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig”? Ik ben bang van niet. Het predikantentekort neemt toe, ook in kerken waar dit probleem in het verleden niet of minder speelde. Onze roosters blijven echt niet leeg als we wat langer wachten. Bovendien zijn er in verschillende kerken handige preekbeurtenzoekers. Zo helpen we gemeenten waar tussentijds een beurt vrijkomt. En dat gebeurt veel. De praktijk leert dat door de mutaties in domineesland soms een fors deel van het al vroeg afgesproken preekrooster weer op de schop gaat. Dan is het vroege regelen verspilde moeite.
Wedstrijd
Wij dominees hoeven onze beurten dus niet zo snel weg te geven. Waarom doen we het dan? Als we wat langer wachten, komen we misschien niet meer op plekken waar we zo graag voorgaan. Er valt minder te kiezen. En stel dat je dan vaker in gemeenten komt met een (iets) andere ligging. Dat wordt door ”preekbeurt-watchers” opgemerkt – en er worden conclusies aan verbonden over de ligging van de desbetreffende predikant.
Zijn dit overwegingen die een rol spelen in hoe we met ons preekrooster omgaan? Dan moeten we ons bekeren. We zijn niet geroepen om voor te gaan op de plekken van onze voorkeur, maar op de plekken waar we het hardst nodig zijn. Mijn eigen ervaring: toen ik een hervormde gemeente in Groningen diende, waren er niet veel gemeenten van gelijke ligging in de buurt. Langzaam maar zeker werd ik meer en meer gevraagd in andersoortige gemeenten. Soms met vervreemding aan mijn kant tot gevolg. Maar wat verwonderde me? Niet zelden werd ik hartelijk bedankt door kerkgangers. Sommigen gaven aan: eindelijk horen we weer een Bijbelse preek.
Het is geen wedstrijd: wie zit er als eerste ‘vol’? Helaas, ook dat speelt in het Koninkrijk. De discipelen van Jezus bakkeleiden ook al over wie de belangrijkste was… Maar: óók als het gaat om voorgaan in de eredienst zullen we onszelf als predikers moeten verloochenen. Dat is moeilijk, maar er rust zegen op, méér dan op het regelen van ons preekrooster naar eigen inzicht en voorkeur. Ik ben ervan overtuigd: hoe dichter bij en afhankelijker van de HEERE, hoe kleiner de behoefte wordt om het preekrooster vroeg vol te plannen.
De auteur is predikant van de gereformeerde kerk op Urk.