Mens & samenlevingLandschap en leefomgeving

Steeds meer vechten om de beschikbare ruimte

Er moeten meer huizen gebouwd worden, er moeten meer natuurgebieden komen, maar ook meer windmolenparken, meer recreatiegebieden, meer wegen, meer ruimte voor de rivieren. Wat doen al die claims met het Nederlandse landschap?

Enny de Bruijn
25 November 2024 11:40
beeld Getty Images
beeld Getty Images

Vanouds bestaat het grootste deel van Nederland uit grond die in gebruik is voor de land- en tuinbouw. Niet alleen omdat boeren in vroeger eeuwen de meerderheid van de beroepsbevolking vormden, en niet alleen omdat landbouw altijd een belangrijke pijler onder onze economie geweest is. Ook de voedselvoorziening op peil houden was van levensbelang. In tijden van oorlog kon een natie zich niet zomaar verlaten op invoer uit het buitenland.

Zelfs nog halverwege de twintigste eeuw, in het Nederland van kort na de Tweede Wereldoorlog, was voedselvoorziening het allerbelangrijkste bij de inrichting van het landschap. Nooit meer een hongerwinter. Dat was het parool.

Vandaar het streven van de jaren vijftig: de vernieuwing van de landbouw, de mechanisatie, de ruilverkaveling, de bedrijfsvergroting. Alles om de voedselproductie snel te laten groeien. En dat lukte boven verwachting. De boeren die in die jaren met hun tijd meegingen, ging het enorm voor de wind.

Maar in latere jaren bleek de keerzijde van al die naoorlogse vernieuwing en vooruitgang. Denk aan de melkplassen en boterbergen die in de jaren zeventig en tachtig ontstonden. De aanzwellende kritiek op de intensieve veehouderij. Het probleem van de stikstofuitstoot. En de steeds zichtbaarder gevolgen voor natuur en milieu, en het groeiende besef dat de natuurlijke hulpbronnen niet onuitputtelijk zouden zijn.

beeld Getty Images

Nog altijd leven we in een land waarin bijna de helft van de oppervlakte voor landbouw bestemd is – de andere helft bestaat uit water, natuur en bebouwd gebied. Maar dat percentage zakt snel. Boeren krijgen geld om te stoppen, en elk jaar moeten er grote stukken landbouwgrond plaatsmaken voor woningen, bedrijven, zonneweides of andere zaken waar ruimte voor nodig is. Landbouw lijkt de enige vorm van grondgebruik te zijn die kan (en volgens velen: moet) inschikken. Terwijl in 2022 al meer dan 20 procent van de totale oppervlakte van Nederland uit ”bebouwd gebied” bestond, ook ten koste van de licht krimpende bossen en natuurgebieden.

De vraag is of dat zo wenselijk is. In het nieuwe televisieprogramma ”De stand van Noord-Nederland”  zeggen diverse deskundigen dat de landbouw eigenlijk juist méér grond nodig heeft. Tenminste, als je wilt verduurzamen en naar minder intensieve landbouw toe wilt. Als je verlangt dat boeren via weidevogelbeheer en bloemenstroken een bijdrage leveren aan natuurbescherming en tegelijk wilt dat Nederland goed blijft verdienen aan de landbouw, terwijl ook de voedselvoorziening enigszins op peil blijft.

Het probleem is alleen dat andere nodige zaken óók meer grond nodig hebben. Als de bevolking groeit, moeten er meer woningen komen. Niet zomaar een paar, maar bijna een miljoen. Om te beginnen. De behoefte aan drinkwater neemt evenredig toe – en daar heb je dan juist weer natuurgebieden voor nodig. Er is meer ruimte nodig voor recreatie, want de 18 miljoen inwoners van Nederland moeten op z’n tijd ook allemaal even de natuur in, gaan fietsen, sporten of zwemmen. Er zijn meer spoorlijnen en wegen nodig, en meer parkeerplaatsen. Er is meer energie nodig, liefst groene energie. En al die belangen botsen met elkaar.

Je hoeft het nieuws maar een tijdje bij te houden en je ziet voortdurend berichtjes die met ruimtegebrek te maken hebben. ”Dreigend drinkwatertekort in Noord-Brabant”. ”Zuid-Hollandse gemeenten zien nieuwbouwdroom verdampen”. ”Geen zonneparken meer op landbouwgrond”. ”Utrechtse plannen stuiten op verzet: de natuur wordt verdrongen ten gunste van luxe woningen”. Enzovoort.

De problemen komen vooral door alle ingewikkelde regels en procedures, denk je soms. Maar het dieperliggende probleem is natuurlijk dat die regels ontstaan omdat het ruimtegebrek nijpender wordt en de belangen steeds heftiger botsen. En er komen méér regels aan.

Zo moet uiterlijk in 2027 de kwaliteit van het Nederlandse grond- en oppervlaktewater voldoen aan in Europa afgesproken eisen voor waterkwaliteit. Zo niet, dan kan een boete worden opgelegd. De waterschappen werken er hard aan , maar ze halen het doel waarschijnlijk  niet op tijd . Terwijl dat wél belangrijk is: voor het behoud van de planten en dieren die in het water leven, en voor de kwaliteit van ons drinkwater – anders dreigt op vrij korte termijn al een drinkwatertekort.

Intussen hangt er een nog grotere eis in de lucht. De Europese Unie heeft zich voor 2050 ten doel gesteld dat de lidstaten geen natuur- of landbouwgrond meer mogen gebruiken voor huizen, wegen, industrie en recreatie. Tenzij je die grond op een andere plek compenseert met natuur of landbouw (” No Net Land Take ”). Dat zet een stop op bouwen in de weilanden, het maakt dat steden eigenlijk alleen nog kunnen groeien door de hoogte in te gaan of door te ‘verdichten’. En in Nederland zal dat heel moeilijk worden. Zeker als de bevolking blijft toenemen.

beeld Getty Images

De vraag is dus: kunnen we eindeloos doorgroeien? Wanneer is Nederland vol? Koningin Juliana en het eerste kabinet-Drees vonden in 1950 al dat de grens naderde. Terwijl Nederland toen toch pas 10 miljoen inwoners telde. Maar in de Troonrede werd het uitdrukkelijk gesteld: „Nederland is vol, vol, vol.”

Vandaar dat de regering in die jaren van wederopbouw mensen sterk stimuleerde om te emigreren. Ongeveer een op de twintig mensen dééd dat destijds ook, hoewel een kwart van de emigranten spijt kreeg en weer terugkeerde naar het vaderland. Maar driekwart zette door en bouwde elders een nieuw bestaan op.

Dat stopte de bevolkingsgroei in Nederland overigens niet. In de naoorlogse jaren werden er relatief veel kinderen geboren, en vanaf de jaren zestig arriveerden ook de eerste gastarbeiders. Later kwamen daar nog andere grote groepen migranten bij. Begin jaren zeventig was er al een bevolking van 13 miljoen Nederlanders, en werd er een staatscommissie ingesteld om de bevolkingsgroei te onderzoeken.

In het rapport van deze commissie werd, behalve aan geboortebeperking en beperking van immigratie, ook aandacht besteed aan de gevolgen voor de ruimtelijke ordening. In de woorden van het verslag dat destijds (1977) in NRC stond: „Door het uiteenliggen van woon-, werk- en recreatiefuncties is een grote verplaatsingsbehoefte ontstaan. Die moet worden verminderd door ‘gebundelde deconcentratie’. De natuurlijke, landschappelijke verscheidenheid moet ook in stedelijke en recreatiegebieden worden bevorderd. Een sterke uitbreiding van het wegennet kan niet in overeenstemming worden gebracht met een redelijke verdeling en kwaliteit van de open ruimte.”

Dat was toen. Maar de in de jaren zeventig al zichtbare ontwikkelingen hebben zich, zo kunnen we nu constateren, alleen maar versneld doorgezet. Vorig jaar overschreed de Nederlandse bevolking de grens van 18 miljoen. De „kwaliteit van de open ruimte” staat onder druk, de „verplaatsingsbehoefte” is alleen maar explosief toegenomen en van alle kanten worden er nieuwe claims op de steeds schaarser wordende ruimte gedaan.

Sommige mensen vinden dat er in het zuiden van Limburg best 25 miljoen mensen kunnen wonen

In 2022 maakte Jeroen Pauw het televisieprogramma ”Nederland is vol”, waarin hij aandacht vroeg voor grenzen aan de groei. In een klein land als het onze hebben we, vatte hij samen , „de grootste vleesindustrie van Europa”, zijn we „de op een na grootste landbouwexporteur van de wereld” en hebben we „de op twee na grootste luchthaven van Europa en de grootste haven in Europa. Al dat transport dat uit die vrachtschepen komt gaat over onze wegen.”

Dat is allemaal goed voor de economie, maar minder goed voor de luchtkwaliteit, de stikstofuitstoot, de levenskwaliteit en gezondheid van mensen. En dan hebben we het nog niet eens over de ruimte die (door de snelle bevolkingsgroei) nodig is voor woningen, vakantieparken, bedrijven, voorzieningen en noem maar op. Waardoor de verstening in ons land oprukt, het groen terugwijkt.

Dat is niet alleen slecht voor de natuur, maar ook voor de mens. Er is immers ook nog zoiets als de niet-meetbare waarde van het landschap dat verdwijnt, en het verdriet dat met die verdwijning gepaard kan gaan. Een oud cultuurlandschap geeft mensen de ervaring van rust en schoonheid en troost, een gevoel van welbevinden, een besef van geworteld te zijn op een bepaalde plek. Daarom is het belangrijk om er als overheid voor te zorgen dat onvervangbare traditionele landschappen –de oude Nederlandse polders bijvoorbeeld– niet zomaar verloren gaan of kapotgemaakt worden. Dat is een verlies van geschiedenis, van identiteit en stabiliteit.

beeld Getty Images

Niettemin zijn er nog volop mensen die vinden dat het allemaal wel meevalt. Dat Nederland ruimte genoeg heeft. Ambtenaren, beleidsmakers, maar ook gewone toeristen die in Drenthe rondfietsen, vinden maar al te vaak dat er best nog wat meer volgebouwd kan worden. Nog maar 13 procent van de Nederlandse oppervlakte wordt voor woningen gebruikt, melden ze dan. Of: Als je heel Nederland als een stedelijk gebied ziet, en als je de bevolkingsdichtheid van de grote steden hanteert, kunnen er in het zuiden van Limburg 25 miljoen mensen wonen.

Maar de vraag is natuurlijk of de huidige inwoners van Drenthe of Zuid-Limburg dat willen. En, nog veel belangrijker: of je zomaar elke vierkante meter vol kunt zetten met woningen, zonder voldoende ruimte over te houden voor landbouw en voedselvoorziening, rivieren en meren, natuurgebieden, drinkwater- en energievoorziening, verkeer, recreatie, of zelfs maar tuintjes, bermen en wegen. Terwijl je bovendien weet dat Nederland het dichtstbevolkte land van Europa is, dat de zeespiegel stijgt en het misschien wel helemaal niet verstandig is om (in het westen van het land) zo veel ónder zeeniveau te bouwen.

NRC meldde vorig jaar in een boeiend artikel dat het er maar van afhangt wat je het belangrijkst vindt. „Met de dichtheid van Den Haag passen er 278 miljoen mensen in Nederland. Maar ecologisch gezien slechts 2 miljoen.” Je kunt namelijk alleen maar een sterk verstedelijkt land hebben als je je voedsel, je water, je energie en je ”rust en natuur in de vakantie” in het buitenland kunt halen. Zelfvoorzienend ben je dan niet, en groen en duurzaam ook niet echt.

Niemand weet wat er in de toekomst precies gebeuren gaat, en dat is maar goed ook. Maar toch zullen beleidsmakers over deze dingen moeten nadenken. Liefst zonder dat de discussie gekaapt wordt door politici en belangengroepen die de problemen niet in samenhang bekijken. Ze focussen op dat éne dat ze het belangrijkste vinden of waaraan ze het meeste geld verdienen (meer woningen bijvoorbeeld, minder windmolens of meer natuur).

Maar er zijn altijd anderen die iets anders belangrijk vinden. En vandaar dat er, in dit polderland, niet alleen meer woningen moeten komen, maar ook meer ruimte voor de wolf. Het cultuurlandschap moet behouden blijven, maar er moeten ook landingsbanen, wegen, fietspaden bij komen. We moeten inzetten op duurzame energie, maar we willen niet dat onze eigen horizon vervuild wordt met nóg meer windmolens of zonneparken. Defensie heeft meer ruimte nodig, en tegelijkertijd moeten er meer natuurgebieden en recreatiemogelijkheden komen.

In het al eerder genoemde programma ”De stand van Noord-Nederland” vat de Groningse landbouwgedeputeerde Henk Emmens het punt kernachtig samen: „Als we alle plannen en doelen die er liggen willen realiseren dan heeft Groningen alleen al twee en een halve keer de eigen oppervlakte nodig. Hetzelfde geldt voor Friesland en Drenthe. Dat gaat dus niet.”

Vandaar dat de roep om goede afstemming, om scherpere keuzes, steeds luider klinkt. Er wordt hard aan gewerkt, door gemeenten, waterschappen, provincies, het Rijk. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft bijvoorbeeld vier scenario’s bedacht , afhankelijk van de toekomstbeelden die overheid en politiek voor zich zien.

Bepalen grote bedrijven in de toekomst de inrichting van het landschap (”Mondiaal Ondernemend”), of hebben juist burgers het in de eigen leefomgeving voor het zeggen (”Regionaal Geworteld”)? Moet het land er vooral groen uitzien (”Groen Land”), of wordt het een digitale, verstedelijkte samenleving (”Snelle Wereld”)? Of toch van alles een beetje – zoals we het tot nu toe hebben gedaan?

Daar is het laatste woord ongetwijfeld nog niet over gezegd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer