Zou Halloween in de kern toch een uiting kunnen zijn van het besef dat wij ons hebben te verhouden tot de donkerheid, angst, rouw en eindigheid?
„Halloween, dat is het feest van de duivel”, zegt een van de kinderen aan tafel. Vanuit school is er de laatste tijd aandacht voor geweest en vooral voor de tegenactie: de lichtjestocht Hellolight. „Nou, eigenlijk was dat niet zo, hoor”, probeer ik.
Het is herfstvakantie en we zijn de dag rustig begonnen. Enkele kinderen brengen het zelfs even op om naar een kleine historische uiteenzetting te luisteren, maar niet zo lang dat ik mijn ei helemaal kwijt kan. Dan maar hier.
Want hoe teer is allerheiligenavond, ”All hallows’ evening”. Het is de avond voor 1 november, Allerheiligen, dat wordt gevolgd door 2 november, Allerzielen. Dagen waarop sinds de negende eeuw vanuit de kerk gedacht wordt aan de gestorvenen, onze sterfelijkheid en het laatste oordeel. Die dagen vielen niet toevallig op Samhain, het ‘oud en nieuw’ van de heidense Kelten. Dat feest begon met een donkere avond: al het oude vuur moest gedoofd worden, waarna een nieuw, heilig vuur werd ontstoken. De scheidslijn tussen levenden en doden werd op die dag als ijl ervaren; doden zouden maar zo weer terug kunnen zijn. Nog vóór de Kelten en ook daarvoor is er de natuur, waarin in deze weken de laatste vruchten en het groen vallen en vergaan. De schepping leert ons al van voor de zondeval van dag en nacht, van afwisselend licht en donker. En later van seizoenen, van het zaad dat moet sterven. „Wij allen vallen af als blad, onze misdaden voeren ons weg als de wind”, zegt Jesaja (64:6).
Griezelfeest
Dat de protestantse kerk kritisch was op het bidden voor de gestorvenen, en daarom beide dagen in de ban deed, had tot gevolg dat allerheiligenavond in met name Engeland verderging als een wereldlijk feest. Ierse immigranten brachten het naar de Verenigde Staten, waar pompoenen groeien. En als een bijna Keltisch griezelfeest kwam het deze eeuw boemerangsgewijs terug naar Europa.
Tuinen zijn betegeld en ontdaan van groen en insecten. We zien onze sterfelijkheid steeds minder terug in verdorrende blad, maar synthetisch spinrag van een Aziatische grootgrutter is in opmars. Er wordt angst aangejaagd met griezelige doodshoofden. Daar is niets heiligs meer aan. Of zou het in de kern toch een uiting kunnen zijn van het besef dat er meer is dan vrolijkheid, licht, leven, maakbaarheid? Dat wij ons hebben te verhouden tot de donkerheid, angst, rouw en eindigheid?
Als we zwijgen, zullen zelfs de stenen spreken, zei Jezus. Als we de graven opzoeken, is dat niet om de doden terug te vinden, maar om ons te laten raken door het besef dat er boven ons tijdelijke leven een God is van eeuwigheid tot eeuwigheid. Kunnen we dat ervaren als we het besef van de dood en de donkerheid van ons afduwen? Als de vrouwen die morgen niet naar het graf waren gegaan om de dood van Jezus onder ogen te zien, hoe hadden wij dan ooit kunnen weten van Zijn opstanding?
Kerkhof
Wat mij betreft geen gedoe met lichtjes; dat deden de Kelten al. Laat maar wat verdorde takken hangen, laat een paar spinnen in leven, en bezoek eens een kerkhof met elkaar. Niet alleen met Halloween, alhoewel het ons eraan kan herinneren. „Maar Halloween, dat is toch niet eerbiedig?”, vraagt de vijfjarige voor wie dit alles net te ver voert. „That’s a big misconception, brother” („Dat is een grote misvatting, broer”), klinkt het bijna zuiver Amerikaans uit een tienermond.
De auteur is orthopedagoge en moeder van vijf kinderen.