Onderwijs & opvoeding
Slotgesprek over toelatingsbeleid: „Kerk, school en gezin te veel eilandjes geworden”

Of ze nu voorstander zijn van een open of een gesloten toelatingsbeleid, een „eilandjesgevoel” tussen kerk, school en gezin herkennen ze allemaal. Zes ervaringsdeskundigen in gesprek over vier stellingen.

Linda den Hollander en Anne Vader
12 February 2022 08:13
Ds. R. van de Kamp, Yge Paas, Jan Bakker, Mariëlle van den Berg, ds. G. W. S. Mulder en Gerdien Lassche (v.l.n.r.) gaan in gesprek over het toelatingsbeleid van christelijke scholen. beeld RD, Anton Dommerholt
Ds. R. van de Kamp, Yge Paas, Jan Bakker, Mariëlle van den Berg, ds. G. W. S. Mulder en Gerdien Lassche (v.l.n.r.) gaan in gesprek over het toelatingsbeleid van christelijke scholen. beeld RD, Anton Dommerholt

1. Een gesloten toelatingsbeleid vormt het fundament van het reformatorisch onderwijs

Ds. Mulder: „Het toelatingsbeleid is een middel om de grondslag van de school te beschermen en te bewaren. Maar het fundament van de identiteit is de Heilige Schrift en de belijdenis van de kerk.”

Bakker: „Het mooie van een gesloten toelatingsbeleid vind ik dat kinderen een doorgaande lijn ervaren tussen wat ze in de kerk en op school horen.”

Ds. Van de Kamp: „We moeten niet doen alsof een gesloten toelatingsbeleid ons gaat redden. Waar ik zo bang voor ben, is dat de identiteit keurig netjes op papier staat, maar hebben we er ook over nagedacht? Lééft het ook? Ik denk dat we weinig bij deze vragen stilstaan. Het gesprek dat thuis moet plaatsvinden, is verschoven naar de school. Die heeft ouders taken uit handen genomen, ook als het gaat om mediagebruik en seksuele opvoeding.”

Bakker: „Dit zegt misschien ook iets over kerken. Nog niet zo lang geleden sprak ik een predikant over een initiatief van het Calvijn College om als kerken en school na te denken over gender en seksuele diversiteit. De predikant had daar zijn bedenkingen bij. Niet zozeer omdat de school dit oppakt, maar omdat hij min of meer teleurgesteld was dat de kerken dit thema laten liggen. Dat begrijp ik wel.”

Paans: „Als het gaat om de vraag van wie de school is, redeneert D66 vanuit het individu en denken reformatorische scholen vanuit de gemeenschap. Maar eigenlijk staat de cohesie in de gemeenschap dus behoorlijk onder druk.”

Van den Berg: „De tijd is niet meer geschikt om gescheiden op te trekken, want het wordt alleen maar ingewikkelder voor jongeren om als christen in de maatschappij te staan. Laten kerken, ouders en scholen elkaar versterken.”

Ds. Mulder: „In de ontstaansgeschiedenis van reformatorische scholen lees je over ouders die de nood voelden dat hun kind onderwijs nodig had naar Schrift en belijdenis. Daar hebben ze offers voor gebracht, voor gebeden. Ik denk inderdaad dat we daarin gemakzuchtig zijn geworden. Dat vraagt om bekering.”

Van den Berg: „Misschien moeten we vooral kijken waar een kind past, niet of het overal toegelaten kan worden. Een kind uit een niet-kerkelijk gezin kwam eens op de Prins Maurits, omdat hij dacht dat het met het christelijke wel mee zou vallen. Na een paar weken kwam hij daarop terug. „Het geloof zit in alles”, zei hij. In goede harmonie is hij toen naar de openbare school gegaan.”

Lassche: „Sinds vorig jaar mag een groep ouders, los van geloof of richting, een school starten. In feite is dit een verbreding van de onderwijsvrijheid. Vaak hebben deze ouders wel een gedeelde visie, ze willen bijvoorbeeld een groene en milieubewuste school zijn. Die visie zetten ze zo stevig neer, dat ouders heel bewust hiervoor kiezen en zich aan de regels en voorwaarden conformeren. Dit is vergelijkbaar met het hanteren van een toelatingsbeleid door christelijke en reformatorische scholen.”

Ds. Van de Kamp: „De kracht van het onderwijs zit in de identiteit. En die komt van de mensen voor de klas. De identiteit bewaak je door het aannamebeleid, door te zorgen voor de juiste mensen op cruciale posten.

Wij hebben ervaren hoe mooi een open toelatingsbeleid is. Onze dochter was eens uitgenodigd voor een verjaardag van een klasgenootje waarop ze naar de bioscoop zouden gaan. Toen wij aangaven dat zij dan niet zou komen, besloten de ouders iets anders te doen.”

Ds. Mulder: „Een open toelatingsbeleid heeft ook schaduwkanten. Weerstand van ouders tegen het catechismusonderwijs bijvoorbeeld. Of praktisch: dat kinderen die qua identiteit tot de kernachterban behoren toch worden uitgesloten van activiteiten. Gaat de juf nog zeggen tegen de kinderen dat ze een nieuw hart nodig hebben als veel ouders dat onbelangrijk of achterhaald vinden? En sluit het pedagogisch klimaat dan nog aan bij de gezinnen die juist daarom reformatorisch onderwijs wensen?”

Van den Berg: „Wij vragen leerlingen altijd activiteiten te bedenken waar iedereen uit de klas aan mee kan doen. Er gebeurt natuurlijk ook veel buiten de school om, ongeacht het beleid. Ik ken op Goeree-Overflakkee genoeg voorbeelden van ‘reformatorische’ feestjes in keten. Het is dus nodig dat de Heere God ons beschermt en dat we in gesprek blijven.”

2. Een open toelatingsbeleid tast de eenheid tussen kerk, school en gezin aan

Ds. Van de Kamp: „Wat ik bijzonder waardeer aan een open toelatingsbeleid, is dat je als ouder gedwongen wordt om met je kinderen te spreken over wat er op school en bij vriendjes thuis gebeurt. Het heeft ons enorm geholpen om het gesprek in het gezin op gang te brengen. Mijn ervaring is dus absoluut niet dat zo’n beleid de eenheid met het gezin verstoort.”

Lassche: „De driehoek kerk-school-gezin zou een eenheid moeten zijn. Maar ik ervaar weleens een eilandjesgevoel. De kerk denkt: dat moet school doen, en school denkt: dat hoort bij het gezin thuis. Het gezin verwacht het weer van de kerk en de school. Waarom hebben scholen zo veel overgenomen van ouders? Het is toch nuttiger om ouders toe te rusten? Het gesprek over seksuele diversiteit hoort volgens mij allereerst in het gezin.”

Bakker: „Scholen zouden daar enorm mee geholpen zijn, want wij merken dat dit in de praktijk te weinig gebeurt. Misschien wel omdat het gezin weinig gezamenlijke tijd doorbrengt. Ouders en kinderen hebben het druk.”

Lassche: „Het is werelds om te zeggen: Dan gaat de school het maar doen. D66 vindt ook dat de staat die opvoedingstaak via het onderwijs moet overnemen.”

Ds. Mulder: „Ik zou een krachtig beroep willen doen: laten onze gezinnen kleine kerkjes zijn. Leefgemeenschappen in de vreze des Heeren. De school kan die verantwoordelijkheid niet overnemen. Ds. Van de Kamp zei dat hij zulke goede gesprekken met zijn kinderen had door zo’n brede school, maar het is een illusie en een grote vergissing dat ouders bij een gesloten toelatingsbeleid niet meer met hun kinderen hoeven te praten.”

Van den Berg: „Ik hoor ouders vaak zeggen dat ze praten zo lastig vinden. Niet iedereen heeft die gave ook. Daarbij komt dat in sommige gezinnen zulke grote problemen spelen, dat ze daar al blij zijn als de huis-, tuin- en keukendingen uitgevoerd worden. Laten we dat biddend in het achterhoofd houden.”

Lassche: „Ouders zijn inderdaad vaak handelingsverlegen. Ik zou kerken en scholen daarom willen oproepen: ondersteun die ouders, rust hen toe.”

Ds. Van de Kamp: „In mijn eerste gemeente probeerde ik ouders aan het praten krijgen. Daarom koos ik voor een jaarthema dat zou terugkomen op jv’s, catechisatie en de mannen- en vrouwenvereniging. Het eerste onderwerp was seksualiteit. Ik heb dat maar genoemd: leven naar het zevende gebod. Na de opening van het winterseizoen, waar ik de piketpaaltjes sloeg, zei een vader: „U hebt een grote fout gemaakt, want nu moet ik er met mijn kinderen over gaan praten.” Ik vond dat ontluisterend.”

Paans: „Laten we het gemeenschapsdenken vasthouden. De stichting van onze scholen was niet zelden een initiatief van kerkenraden. Mijn ervaring is dat hun betrokkenheid bij de school tegenwoordig varieert van heel positief tot bedroevend weinig. Als je predikanten vraagt om de jaarvergadering af te sluiten, zijn er die zeggen: Bel me maar als het pauze is, dan kom ik eraan. Terwijl anderen schoolbijeenkomsten in de kerkbode plaatsen, vanaf de kansel benoemen en zelf ook komen. Het gedrag van een leider doet ertoe.”

3. Een open toelatingsbeleid bereidt leerlingen beter voor op het staan in een seculiere maatschappij

Van den Berg: „Op een school met een open beleid maken leerlingen geleidelijk aan kennis met andere meningen. Het is toch een verschil als je daarbij een concreet gezicht hebt dan dat je naar een verhaal erover luistert. Het is goed als zo’n kennismaking plaatsvindt in een veilige omgeving met gelovige docenten die daarover het gesprek aangaan. Dan zijn scholieren meer voorbereid dan jongeren die na een gesloten middelbare school opeens in een wereld komen waar bijna niemand gelovig is, waar heel andere normen en waarden spelen.”

Paans: „Ik heb het idee dat middelbare scholen met een gesloten toelatingsbeleid vandaag de dag ook vrij open werelden zijn. Dus ik denk niet dat je het zo scherp tegenover elkaar moet zetten.”

Ds. Mulder: „Hoe een school zichzelf positioneert naar buiten toe en hoe ze een gids wil zijn voor de kinderen, is uiteindelijk bepalender dan het toelatingsbeleid. We moeten goed beseffen dat de mensen die aan de wieg van reformatorische scholen stonden geen bastions wilden bouwen. Die hebben wij er misschien wel van gemaakt. Het gaat om onderwijzen en opvoeden naar Schrift en belijdenis. Dat de school zo mag dienen als platform om kinderen te helpen hun plek in de samenleving in te nemen. Juist scholen kunnen daar een zegenrijke bijdrage aan leveren.”

Van den Berg: „Ik proef uit dit hele gesprek dat het niet gaat om een open of gesloten toelatingsbeleid, maar om de identiteit, om hoe docenten het geloof uitdragen en hoe dat thuis en in de kerk vorm krijgt.”

Lassche: „Kinderen komen op jonge leeftijd in aanraking met allerlei vragen over bijvoorbeeld seksuele diversiteit en medische ethiek, ook door zaterdagbaantjes of een maatschappelijke stage. Het mooie van het reformatorisch onderwijs is dat je daar met elkaar op kunt reflecteren. En dat het bagage meegeeft waar jongeren in hun studie of werk op terug kunnen vallen.”

Paans: „Ik heb daarvan veel moois gezien, zowel op scholen met een open beleid als op een GerGem-school. Wel denk ik dat leerlingen op een bredere school meer gewend zijn om met verschillen om te gaan. Onlangs hoorde ik dat kinderen op een school met een gesloten beleid hadden gezegd: Een vrouw die een lange broek draagt, kan nooit een kind van God zijn. Bij een meer diverse populatie zou daarover eerder het gesprek worden gevoerd.”

Ds. Mulder: „Het verkeren in een open samenleving of school garandeert nog niet dat mensen kleur bekennen. Of je nu in een respectvolle omgeving zit of niet, we zijn allemaal geneigd de makkelijkste weg te kiezen. Zonder genade blijven we grijze muizen.”

Bakker: „Wij hoeven leerlingen niet uit te leggen wat er in de wereld speelt. Dat weten ze vaak beter dan wij. Wel moeten we energie stoppen in toerusting van scholieren om met andersdenkenden te praten en samen te werken. Hoe dat gebeurt, is zeer afhankelijk van de docent. Van oud-leerlingen hoor ik dat ze antwoorden hebben meegekregen op vragen die hun later nooit worden gesteld – en omgekeerd. Ik begrijp dat wel. Je merkt het als docenten in een seculiere omgeving hebben gewerkt, vrijwilligerswerk voor Gevangenenzorg doen, contact hebben met asielzoekers of in de gemeenteraad zitten. Zij hebben een bredere blik en daardoor een relevanter verhaal voor leerlingen.”

4. Een open toelatingsbeleid kan de school­identiteit uithollen

Paans: „Alles kan, maar de praktijk heeft mij anders geleerd. Als een niet-kerkelijk gezin zich op school meldde, vertelde ik dat de kinderen bij ons een Bijbelversje of catechismusvraag moeten leren, dat we elke ochtend beginnen met gebed en hoe we tegen het huwelijk aankijken. Vaak haakten ouders dan af. Kortom: als je je identiteitsprofiel helder neerzet, is de kans verwaarloosbaar dat iemand die totaal anders denkt voor jouw school kiest.”

Ds. Mulder: „Toch ken ik ook scholen die door het open toelatingsbeleid te breed zijn geworden. Waar kinderen uit een traditioneel reformatorisch gezin in de verdrukking komen.”

Bakker: „Ik zie een gevaar bij de link tussen het toelatingsbeleid en de medezeggenschap. De invloed van de medezeggenschapsraad (MR) op de besluitvorming in een school is groot. Iedere ouder en iedere leerling komt in aanmerking voor een plaats in de MR. Leden van de MR nemen deel op persoonlijke titel, zonder last of ruggespraak. Dat betekent dat de MR bij besluiten een andere afweging kan maken dan zijn achterban zou doen. Vanuit dat perspectief ben ik bezorgd over de mogelijke impact van een open toelatingsbeleid. Je kunt te maken krijgen met een andere populatie ouders en leerlingen. Het is dan maar afwachten welke ouders en leerlingen in de MR komen. Daarom zie ik dit beleid als een bedreiging.”

Van den Berg: „Bij ons wordt in vacatures voor de MR aangegeven dat de voorkeur uitgaat naar iemand van die of die kerk. Daarmee bewaak je een goede afspiegeling van de achterban. Zolang scholen daar invloed op kunnen hebben en een eigen benoemingsbeleid mogen voeren, denk ik dat een open toelatingsbeleid prima kan functioneren.”

Lassche: „MR-leden dienen te weten en rekening te houden met wat er onder de andere ouders leeft. Een MR kan niet de grondslag of het toelatingsbeleid van de school veranderen.”

Bakker: „Maar een MR heeft wel invloed op besluiten die de identiteit van de school raken. En dat vormt een risico als het toelatingsbeleid ruimer wordt.”

Ds. Mulder: „In het onderwijs klopt het hart van de identiteit bij het personeel. Hoe mooi is het om daar als leerkracht een bijdrage aan te leveren: kinderen en jongeren vertellen over de noodzaak van een Godswonder in het leven, over bevrijding van zonde en kennis van Christus. Zo kun je een klein schakeltje zijn in het voorleven van kinderen in de dienst van God. Ik zou jongeren willen oproepen: kies voor een baan in het onderwijs!”

Ds. Van de Kamp: „En dan het liefst gaan werken op een school met een open toelatingsbeleid.”

Ds. Mulder: „Ik ben niet tegen een bepaalde openheid, maar laten we ons wel realiseren welke druk er staat op de vrijheid van onderwijs. Momenteel kantelt in onze samenleving wat de betekenis van die vrijheid inhoudt. Het wordt ingevuld als dat iedereen voor elke school zou moeten kunnen kiezen. Maar deze benadering bedreigt het oorspronkelijke principe van vrijheid van onderwijs: dat óúders een school kunnen stichten die past bij hun levensovertuiging. Het baart mij grote zorgen dat het behoud van onderwijsvrijheid in de oorspronkelijke zin te weinig wordt onderkend. Het gesloten toelatingsbeleid is een wettelijk instrument om de identiteit te borgen. Dat mogen we niet verwaarlozen of weggeven zonder passend wettelijk alternatief.”

serie Onderschrijven of respecteren

Wat is de betekenis en waarde van het toelatingsbeleid van bijzondere scholen? Deel 8: slotgesprek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer