Door staatssecretaris Idsinga het mes op de keel te zetten, maakte de Kamer zich schuldig aan politieke spelverruwing. Tegelijk vertrekt de bewindsman ietwat overhaast.
NCS’er Folkert Idsinga heeft maar kort kunnen genieten van zijn baan als staatssecretaris. Gepikeerd en verbitterd gooide hij vrijdag het bijltje erbij neer. Idsinga deed dat nadat een Kamermeerderheid –waaronder de PVV, waarmee hij in een coalitie zit– hem het mes op de keel had gezet. Idsinga’s aandelenportefeuille, die hij sinds zijn aantreden als staatssecretaris op 2 juli overigens op afstand had gezet, stond daarbij centraal.
Veel te agressief en onbesuisd, vond Idsinga de eis van SP, PVV, GL-PvdA, D66, DENK, PvdD en Volt, die hem deze week sommeerden voor aanstaande maandag 12.00 uur de ins en outs van zijn beleggingsvermogen uit de doeken te doen. Vooral de aanwezigheid van de PVV in dat gezelschap zat hem dwars. „Onverteerbaar”, was de kwalificatie die hij daar vrijdag aan gaf.
Met hun optreden gaven genoemde partijen in Idsinga’s ogen een signaal af dat hij maar op één manier kon interpreteren: ze vertrouwden hem niet langer. Oftewel, ze vonden dat hij pas verder kon nadat hij elk risico op (schijnbare) belangenverstrengeling en niet-objectieve politieke besluitvorming had weggenomen door gedetailleerd uit de doeken te doen waar hij zijn aandelen had ondergebracht.
Invoelbaar
In minstens twee opzichten is het zeker invoelbaar dat de NSC’er vrijdag tot de slotsom kwam dat het op deze manier voor hem niet meer hoeft. Neem als eerste de wijze waarop de PVV hem deze week in de kou zette. Natuurlijk, kabinet-Schoof pretendeert extraparlementair te zijn, maar is dat voor een coalitiepartij een vrijbrief om zomaar mee te gaan in een krachtmeting, waarbij iemands geloofwaardigheid uitdrukkelijk ter discussie wordt gesteld? Het heeft er veel van weg dat het beschadigen van NSC voor Wilders veel belangrijker was dan de vraag of Idsinga’s aandelen hem werkelijk belemmerden in het integer uitoefenen van zijn taak.
Wilders’ optreden heeft trekjes van een wraakactie: Idsinga moest bloeden, omdat NSC Wilders de noodwet door de neus heeft geboord. Dat staat volkomen haaks op de omgangsvormen die in een coalitie gangbaar zijn; extraparlementair of niet. En bovendien, bij het blokkeren van de noodwet volgde NSC keurig de koninklijke weg, namelijk die van met elkaar om tafel gaan en onderhandelen. Deze PVV-reactie is kortom lomp. Menig deskundige buitenstaander die een politieke functie krijgt aangeboden zal zich na dit incident wel drie keer bedenken alvorens daarop in te gaan.
Idsinga’s woede is bovendien goed in te voelen, doordat hij met het tijdig op afstand zetten van zijn belangen volledig voldeed aan de thans geldende gedragsregels. Natuurlijk, er bestaat zoiets als levend staatsrecht, maar is het opportuun een bewindspersoon te dwingen tot iets waarvoor (nog) geen formele gronden aan te voeren zijn?
Het klopt dat een deel van de Kamer, met D66 als kartrekker, al enkele jaren probeert de gedetailleerde openbaarmaking alsnog toe te voegen aan de bestaande gedragsregels. Maar dat proces is nog in volle gang en had ook kunnen worden afgewacht. Nu werd Idsinga plots gepromoveerd tot proefpersoon; hij werd de verpersoonlijking van een integriteitsvraag om zo een politiek proces te bespoedigen. Hoe je het ook wendt of keert, dat is toch een vorm van politieke spelverruwing.
Confrontatie
Was zijn opstappen dan onvermijdelijk? Dat gaat te ver: Idsinga had de Kamer ook zijn tanden kunnen laten zien. Mark Rutte is menig keer naar de Kamer geroepen, bijvoorbeeld omdat hij sms’jes of appjes zou hebben gewist terwijl hij die had moeten archiveren. Of omdat hij het bestaan van documenten ontkende, terwijl er sterke aanwijzingen waren dat hij die moest hebben gezien. Wopke Hoekstra werd als minister van Financiën op het matje geroepen, omdat hij voor zijn aantreden een belang bleek te hebben in een brievenbusfirma op de Britse Maagdeneilanden. Maar na afloop restte de Kamer niets anders dan af te druipen en genoegen te nemen met hun uitleg.
Anders gezegd, ook Idsinga had het kunnen laten aankomen op een confrontatie met de Kamer en kunnen volharden in zijn weigering om transparanter te zijn dan op grond van de gedragsregels van hem kon worden geëist. Of Wilders in dat laatste geval een motie van wantrouwen aan Idsinga’s adres aan een meerderheid zou hebben geholpen, is namelijk zeer de vraag.
De NSC-staatssecretaris vertrekt nu omdat de houding van een Kamermeerderheid hem niet bevalt, maar formeel was het vertrouwen in hem nog niet opgezegd. Evenmin stond vast dat dit later alsnog zou gebeuren. Daarmee oogt zijn vertrek een tikje overhaast. Terecht of onterecht, dat zal blijken als Idsinga woord houdt en de ins en outs rond zijn beleggingen later deze maand alsnog uit de doeken doet.