Meditatie: Beginsel
Het zijn de woorden van een van de vrienden van Job, Bildad. Het lijden van Job was nog niet te vergelijken met dat van de Lijder van het Nieuwe Testament, de Man van smarten. En toch zouden we niemand de lijdensweg van Job willen toewensen.
De kanttekening zegt bij deze tekst: de Heere „zal u van klein groot, van vernederd verhoogd, van arm rijk, van tegenspoedig voorspoedig maken, u en de uwen meer en meer zegenen”.
Job is uiteindelijk ook wonderbaarlijk uit de diepten van ellenden opgeheven. We lezen van de vervulling in hoofdstuk 42: „En de HEERE zegende Jobs laatste meer dan zijn eerste.” Maar daar ging een weg aan vooraf. Een weg van geheel buigen onder de Heere: „Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw, in stof en as.”
Zoals de Heere Jezus Christus een heel klein begin op aarde ontving in de moederschoot van de maagd Maria; ook gering was in Zijn geboorte, in de diepste armoede en vernedering; op aarde verschenen is om zonder gedaante of heerlijkheid op deze aarde te wandelen; zo is ook de openbaring van Zijn Koninkrijk op aarde zonder grootsheid. Het wordt zelfs vergeleken met een mosterdzaad.
Het beginsel van wederbarende genade is zo ook gering in het oog van de wereld en nog vaak gering geschat door de wedergeborene zelf, vanwege het gebrek aan licht. Onkunde en ongeloof kunnen het werk Gods zo verdonkeren.
Nochtans, omdat God Zelf naar Zijn welbehagen en verkiezende liefde dit werk wilde beginnen, zullen alle vijanden samen dit beginsel niet kunnen uitroeien. Het werk van de Heilige Geest is immers een onwederstandelijk en vrijmachtig werk en daarom onverwoestbaar. We kunnen zelfs zeggen dat hoe meer dat beginsel verdrukt wordt, hoe meer het zal wassen en toenemen.
Hoe meer het beginsel verdrukt wordt, hoe meer het zal wassen en toenemen
Dat beginsel van Zijn genade is wel volkomen in zijn beginsel, maar onvolkomen in zijn groei. Er komt een beginsel van Godskennis en zelfkennis. De wil wordt vernieuwd om Gods wil te eerbiedigen. De genegenheden worden gericht om de Heere te vrezen. Maar wat is er nog een wasdom mogelijk.
Het begon zo klein met een droefheid naar God. Er was liefdespijn over een verbroken gemeenschap met God, er kwamen honger en dorst naar gerechtigheid voor God. In de openbaring van Christus werd het een verlangen om Hem ten deel te zijn en met Zijn gerechtigheid bekleed te worden.
Maar het geringe beginsel wil God vermeerderen. God verheerlijkt Zich in Zijn recht, Christus wordt in de kracht van Zijn opstanding heerlijk en Sion wordt door recht verlost. In Christus’ hemelvaart mag de Kerk aan het Vaderhart van God gebracht worden en Hem kennen als de verheerlijkte Koning en Hogepriester van de Kerk. Zo kan ook op Zijn voorbede de andere Trooster, de Heilige Geest, als de belofte van de Vader vervullend komen en God als de Drie-enige aanbeden gekend en bemind worden.
„Uw beginsel zal wel gering zijn, maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden.” Hier was de dageraad van het nieuwe leven, straks licht de volle dag door alle duister heen. Wat is het beginsel van uw leven? Want het begin beslist het einde van ons leven. Wat zal het zijn als we onverzoend in het oordeel zullen staan? Zonder God, zonder Borg, zonder hoop, of met een valse hoop naar de eeuwige rampzaligheid reizend? Kom, de Heere werkt nog. Zoek Hem dan en leef!