Plannen voor reformatorische basisschool op Goeree-Overflakkee om „gewetensnood”
De stichting Reformatorische Basisschool Goeree-Overflakkee (RBGO) wil een reformatorische streekschool stichten op het eiland. De initiatiefnemers maken zich zorgen over de identiteit van de bestaande christelijke basisscholen. Hun voornemen wordt niet onverdeeld positief ontvangen.
Op Goeree-Overflakkee is op dit moment geen reformatorische basisschool. De protestants-christelijke scholengroep Kindwijs, aangesloten bij de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS), is met veertien basisscholen de grootste aanbieder van protestants-christelijk onderwijs op het eiland.
Momenteel verzamelen de initiatiefnemers verklaringen van ouders die wonen in het postcodegebied rond het dorp Dirksland, dat centraal op het eiland ligt. Als op 1 november minimaal 85 ouderverklaringen afgegeven zijn, mag de stichting van de Rijksoverheid een school starten. Hoeveel verklaringen er tot nu toe binnengekomen zijn, willen de initiatiefnemers niet zeggen.
Kloof
Ruud Wuite en Jaap van Oostenbrugge zijn twee van de acht initiatiefnemers. Volgens hen komt de wens voor een nieuwe, reformatorische basisschool voort uit „gewetensnood” van „bezorgde ouders”. „We ervaren een kloof tussen het pedagogisch klimaat in kerk en gezin enerzijds en op school anderzijds.”
Die kloof uit zich volgens het duo onder meer in een spreken over kinderen als „schaapjes van de Goede Herder” terwijl de oproep tot bekering ontbreekt en in een verschuiving van het zingen van psalmen naar opwekkingsliederen. Van Oostenbrugge: „We merken dat ouders worstelen met dergelijke zaken en dat zij zoeken naar een veilige omgeving voor hun kind in deze belangrijke vormingsfase. We willen als initiatiefnemers hierin voor die groep ouders een oplossing bieden.”
„De doopbelofte om onze kinderen te doen onderwijzen en te helpen onderwijzen weegt zwaar” - Ruud Wuite en Jaap van Oostenbrugge, initiatiefnemers
De huidige scholen kennen een open toelatingsbeleid. De initiatiefnemers benadrukken echter dat de mogelijkheid tot het voeren van een gesloten toelatingsbeleid essentieel is. „De school kan dan duidelijk maken waarvoor ze staat en wat ze van ouders verwacht. Dat schept duidelijkheid voor beide partijen. Daarbij komt dat we juist in de prille leeftijd tussen vier en twaalf jaar onze kinderen willen beschermen tegen vermenging met andersdenkenden. We willen hen niet uitsluiten, maar kinderen worden toch beïnvloed als ze bijvoorbeeld bij een vriendje gaan spelen. Bij het doopvont hebben we beloofd dat we onze kinderen zullen doen onderwijzen en helpen onderwijzen. Die belofte weegt zwaar.”
De stichting RBGO heeft de Vereniging tot Bevordering van SchoolOnderwijs op gereformeerde grondslag (VBSO) gevraagd om hen te ondersteunen bij het stichten van de nieuwe school. VBSO-bestuurder Arno Bronkhorst: „Als VBSO vinden we het van belang dat ouders hun kinderen vanuit de doopbelofte onderwijzen en doen onderwijzen, waarbij er zoveel mogelijk eenheid is tussen school, kerk en gezin. Als de initiatiefnemers ervaren dat dit nu niet het geval is, kan ik me voorstellen dat ze een poging doen tot het stichten van een nieuwe school.”
Samenwerking
In eerste instantie heeft de stichting RGBO geprobeerd om samen met bestaande scholen een reformatorische school te stichten. Zowel met scholengroep Kindwijs als met de School met de Bijbel Koningin Beatrix in Ouddorp zijn gesprekken gevoerd. Tot een samenwerking kwam het echter niet. Vooral het verschil in visie op toelatingsbeleid bleek onoverkomelijk, aldus Wuite en Van Oostenbrugge: de RBGO wil een gesloten toelatingsbeleid, terwijl bestaande scholen een open toelatingsbeleid voeren.
Kindwijsbestuurder Jankees de Waal vindt het „jammer dat het zo loopt. We denken dat we beter mét elkaar kunnen zorgen voor goed onderwijs voor onze kinderen, dan dat we dat naast of zelfs tegenover elkaar doen.”
„Reformatorische achterban blijft onlosmakelijk onze achterban” - Jankees de Waal, bestuurder Kindwijs
Onderlinge verschillen tussen de scholen van Kindwijs zijn er zeker, legt De Waal uit. „Sommige hebben een sterk reformatorisch karakter, in andere dorpen is de school breder. Maar de reformatorische achterban blijft onlosmakelijk onze achterban. Daarbij: als het reformatorische deel van een school vertrekt, doet dat ook iets met de achterblijvers. Het zou jammer zijn als dat het resultaat is.”
De zorg van Wuite en Van Oostenbrugge dat de oproep tot bekering op school ontbreekt „kan een individuele ervaring zijn”, denkt De Waal. „Maar op alle scholen onderschrijven wij de Drie Formulieren van Enigheid. Scholen zijn aanspreekbaar op dit gedachtegoed en wijzen op de noodzaak van geloof en bekering.”
Nood
De Waal merkt dat het initiatief voor een reformatorische school „de gemoederen bezighoudt”. Hij maakt zich zorgen over de gevolgen daarvan. „Met name om de scheidende werking ervan in de gemeenschap. In achterliggende jaren hebben we als scholengroep veel contact gehad met kerkenraden en altijd is de lijn geweest: we steunen elkaar, bidden voor elkaar en bespreken zorgen met elkaar. Ik hoop dat we die lijn kunnen vasthouden.”
Wuite en Van Oostenbrugge „hopen dat we elkaar kunnen blijven respecteren. Maar de verschillen zijn zo groot dat we niet samen kunnen blijven. We voeren al dertig jaar gesprekken, maar zien geen verandering. Het is voor ons een nood, we moeten onze verantwoordelijkheid nemen. We horen ook van diverse ouders dat dit initiatief in een behoefte voorziet.”