In deze regio stemden veel veehouders in met uitkoopvoorstel
Ruim vierhonderd veehouders hebben tot nu toe ingestemd met een uitkoopvoorstel van de overheid. Intussen heeft die bijna alle ruim 1400 aanvragen beoordeeld. De stoppersregelingen zijn niet alleen relevant voor de stikstofcrisis, maar ook voor de mestproblematiek.
Als het gaat om het aantal aanvragen voor de twee grote uitkoopregelingen, de Lbv en de Lbv-plus, zijn er grote verschillen tussen provincies. Dat valt te zien in de wekelijks bijgewerkte cijfers van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over beide stoppersregelingen.
Ruim 85 procent van de 1441 aanvragen komt uit vier provincies: Gelderland (431 aanvragen), Noord-Brabant (339), Limburg (256) en Overijssel (208). De vijf gemeenten met de meeste aanmeldingen zijn Ede (76), Venray (72), Barneveld (71), Land van Cuijk (40) en Nederweert (38).
In de andere acht provincies ligt het aantal inschrijvingen een stuk lager. In Zuid-Holland, Groningen, Zeeland, Noord-Holland en Flevoland hebben zich nog geen twintig boeren gemeld.
De meeste boeren die een aanvraagden indienden zijn varkenshouder (552 aanvragen) of melkveehouder (398), los van de bedrijven met verschillende diersoorten. Overigens gaat het per aanvraag om één bedrijfslocatie, laat RVO desgevraagd weten.
De uitvoeringsorganisatie heeft inmiddels de meeste aanvragen beoordeeld. In 1215 gevallen is er goedkeuring gegeven en hebben veehouders een concreet voorstel van RVO ontvangen. Afwijzingen zijn er ook, tot nu toe 127.
Niet teruggetrokken
Het aantal veehouders die de goedgekeurde aanvraag ondertekenen en retourneren naar RVO, blijft met 423 –onder wie 164 varkenshouders en 93 melkveehouders– nog fors achter. Boeren hebben echter een halfjaar om de knoop door te hakken, aldus RVO. Het aantal agrariërs die akkoord geven, neemt gestaag toe. Waar RVO op 10 januari 31 ondertekende aanvragen had ontvangen, lag dat afgelopen woensdag dus op 423. Het aantal aanvragen steeg in die periode veel minder hard: van 1256 naar 1441. Het aantal ondertekeningen loopt dus logischerwijs achter op het aantal aanvragen, maar stagneert vooralsnog niet. De Lbv is inmiddels gesloten voor nieuwe aanvragen; de Lbv-plus staat nog tot en met 20 december open.
Overigens kunnen boeren zich na ondertekening nog terugtrekken. „Het betreft een vrijwillige regeling en dat betekent dat op ieder moment de overeenkomst ontbonden kan worden”, aldus een woordvoerder van RVO. „Als er een handtekening gezet wordt, worden wel vervolgprocessen in gang gezet.” Als iemand zich dan bedenkt, moeten overgemaakte voorschotten worden terugbetaald. „Maar ingetrokken vergunningen of zaken rond mest kunnen niet teruggedraaid worden.” Maar boeren zetten niet zomaar hun handtekening, stelt de woordvoerder, „Het is een ingrijpende beslissing om te stoppen. Het is dan ook niet voorgekomen dat boeren zich na het zetten van hun handtekening alsnog hebben teruggetrokken.”
Miljarden
Met de uitkoopregelingen zijn miljarden gemoeid. In totaal is er voor de twee stoppersregelingen ruim 2,9 miljard euro gereserveerd. De Lbv-plus is speciaal voor agrariërs met zogeheten piekbelasting bedoeld. Dat zijn bedrijven die minstens 2500 mol stikstofneerslag op overbelaste Natura 2000-gebieden veroorzaken. Onderdeel van de vergoeding is 120 procent van de waarde van de stallen. Bij de gewone Lbv, die overigens niet beschikbaar is voor de vleeskalverhouderij, is dit 100 procent. Bij die uitkoopregeling geldt ook een drempelwaarde voor stikstofneerslag, maar die verschilt per natuurgebied. Niet iedere boer kan dus deelnemen aan de Lbv of de Lbv-plus. Het kabinet is echter van plan om met een breed toegankelijke uitkoopregeling te komen.
Mest
Het aantal boeren die zich daadwerkelijk laten uitkopen is niet alleen relevant voor de stikstofcrisis, maar ook voor het mestprobleem. Naast het verdwijnen van de derogatie, waardoor individuele boeren minder mest over hun land mogen uitrijden, ligt er een gemeenschappelijke opgave. Vanaf 2025 mag vanuit de veehouderij zo’n 10 procent minder uitscheiding van fosfaat en stikstof plaatsvinden dan nu. Per sector komen er nieuwe plafonds. Afgaande op het conceptvoorstel en de actuele cijfers ligt er met name voor de melkveehouderij een grote opgave.
Wat mest betreft kunnen de uitkoopregelingen op twee manieren helpen. Allereerst verlicht opkoop de druk op de mestmarkt. Daarnaast kunnen de regelingen bijdragen om de nieuwe doelen op het gebied van stikstof- en fosfaatuitscheiding te halen.
In het in april naar buiten gebrachte mestplan van landbouwminister Piet Adema stond dat beide uitkoopregelingen naar verwachting „aanzienlijk” zullen bijdragen aan de verlaging van de mestproductie. Daarbij tekende hij aan dat nog niet kon worden vastgesteld hoeveel veehouders daadwerkelijk gaan stoppen, en wanneer de beëindiging gerealiseerd is. In het plan stond ook dat, mocht er volgend jaar sprake zijn van overschrijding –wat begin 2026 duidelijk wordt–, een generieke korting nodig kan zijn.
In haar eerste Kamerdebat, in juli over de mestproblematiek, zei de nieuwe landbouwminister Femke Wiersma dat ze al „heel veel vragen” had uitgezet over „waar we nou precies staan in het licht van de Lbv en de Lbv-plusregeling”. Ook zei ze te willen kijken welke doelstelling er resteert en geen onnodige ingrepen te willen doen. Deze week zei de bewindsvrouw in de Kamer dat haar mestplan rond Prinsjesdag komt.
Een woordvoerder van minister Wiersma laat weten dat het op dit moment nog te vroeg is om een duidelijk beeld te geven van de opbrengsten van de stoppersregelingen qua stikstof- en fosfaatreductie. „We zijn bezig met een eerste inschatting op basis van de bij de RVO bekende aanvragen.”