„Wie naar de geschiedenis van het volk Israël kijkt, ook nu, ziet ook hoe seculier het leeft. Toch heeft God Zijn volk niet verstoten. Hij is de Getrouwe en de Almachtige.”
Dat zei ds. M.W. Muilwijk vrijdagavond bij de opening van het academisch jaar van het Hersteld Hervormd Seminarium (HHS), gevestigd aan de Vrije Universiteit Amsterdam. De bijeenkomst vond plaats in het kerkgebouw van de hersteld hervormde gemeente te Elspeet. Het thema was ”Israël”.
In zijn openingswoord zei rector prof. dr. W. Van Vlastuin: „In de aanloop naar deze opening hadden we met de studenten een studiedag in Mennorode. Daar dachten we na over Israël – een beladen thema en tegelijkertijd een scharnierpunt in de theologie.”
Verbondsnaam
Ds. Muilwijk, predikant van de hersteld hervormde gemeente in Aalst en docent Latijn aan het HHS, sprak over Psalm 80. „De psalmen behoren in eerste instantie bij het volk Israël. Omdat God trouw is aan Israël, is er ook hoop voor de heidenen. Psalm 80 is te plaatsen in de tijd rondom het einde van het tienstammenrijk. Het volk is verstrooid geraakt in het Nabije Oosten. En daarvoor was er al de scheiding binnen het volk van Israël. De nood van de dichter was dat hij God niet ervaart als Redder, maar als een tegenstander”, zo stelde de predikant. „De reden waarom God in het gericht getreden is, is vanwege de zonden van het volk. Alle hoop is vergaan en het volk ligt terneer. Wat is de pleitgrond dan nog?”
Die pleitgrond ligt in het gebed, aldus ds. Muilwijk. „In het twintigste vers vraagt de dichter om het volk terug te brengen. In vers 4 en 8 staat dat ook al. Maar in vers 20 staat HEERE, Gods Verbondsnaam. HEERE, U bent toch de Trouwe én de Almachtige? Gebruik Uw macht en trouw tot onze verlossing. Wie naar de geschiedenis van het volk Israël kijkt, ook nu, ziet ook hoe seculier het leeft. Toch heeft God Zijn volk niet verstoten. Hij is de Getrouwe en de Almachtige. Dáárin ligt de kracht en de troost.”
Rabbijn
Dr. J. van de Kamp, docent kerkgeschiedenis aan het HHS, stond stil bij de toekomstverwachting voor Israël in de kerkgeschiedenis. Van de Kamp: „Sinds de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober 2023 staat de vraag centraal hoe dit gebeuren zich verhoudt tot het handelen van God. Gaat God ingrijpen ten gunste van Israël? En zo ja, wat mag de kerk dan voor verwachting koesteren?”
De toekomstverwachting voor het volk Israël komen we heel de geschiedenis tegen, stelde Van de Kamp: „Van de Vroege Kerk tot nu toe zijn er steeds verwachtingen geweest voor het volk Israël. In de zeventiende eeuw leefde de verwachting van de bloeiperiode van Israël weer op. Dan zou de wederkomst van Christus volgen. Het zou een tijd van bloei zijn, waarbij ook gedacht werd aan de val van de Rooms-Katholieke Kerk en de islam. Mannen als Koelman, Brakel, maar ook Jean de Labadie, werden door dit denken beïnvloed.”
„De toekomstverwachting voor het volk Israël komen we heel de geschiedenis tegen” - Dr. J. van de Kamp, docent kerkgeschiedenis
Ook bij de puriteinen leefde een sterke verwachting dat het Joodse volk zou terugkeren naar Israël. Zo kreeg de Engelse staatsman Oliver Cromwell eens bezoek van een rabbijn. Cromwell had daarom geen tijd om met Zweedse gezanten over de handel te spreken – het gesprek met de rabbijn over de terugkeer van de Joden had meer zijn belangstelling.
Vingerwijzing
Er zijn in de zeventiende eeuw echter ook theologen die zich niet uitspreken over de toekomstverwachting van het volk Israël. Hoe moet je dat duiden? Van de Kamp: „Theoloog Theodor Undereyck, en ook Petrus van Mastricht, uitten zich slechts hier en daar in een paar zinnen over de toekomst van Israël. Dat betekent nog niet dat ze geen verwachting voor Israël hadden. Ze beschrijven het voorzichtig. Ze wilden op dit punt niet van de kanttekeningen (bij de Statenvertaling, BvS) afwijken, zoals Koelman dat wel deed.”
Is het feit dat ze zich nauwelijks uitspreken geen manco of een blinde vlek? Van de Kamp: „De theoloog die zonder blinde vlek is, werpe de eerste steen.”
Van die voorzichtigheid kunnen we ook leren, stelde Van de Kamp. „Er bestaat het gevaar dat we na 1948 (bij de vorming van de staat Israël, BvS) in alles wat er gebeurt een vingerwijzing zien van wat God doet.”