Rugpijnpatiënt wordt van het kastje naar de muur gestuurd; effectieve behandeling is er niet
Rugpijnonderzoek zit vast, zien de aanjagers achter een nieuw samenwerkingsverband. Zij hopen dat grootschalig onderzoek behandelingen eindelijk écht effectiever zal maken.
Nee, ze zitten niet echt in een vakgebied dat veel in de belangstelling staat, weten Pieter Coenen van het Amsterdam UMC en Jesper Knoop, werkzaam voor de Vrije Universiteit Amsterdam en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Rugpijn is nu eenmaal geen dodelijke ziekte, zegt Coenen nuchter. „Onderzoek naar bijvoorbeeld kanker krijgt veel meer aandacht. Veel mensen hebben ook zoiets van: rugpijn hoort bij het leven, dat maakt toch niet zo heel veel uit.”
Toch vinden Coenen en Knoop dat rugpijnonderzoek een impuls verdient. Rugpijn serieus nemen is wel degelijk belangrijk, zeggen de twee. Bijvoorbeeld omdat bijna de helft van de Nederlanders ieder jaar rugpijn krijgt. En omdat de maatschappelijke kosten van rugpijn geschat worden op zo’n 3,5 miljard euro op jaarbasis.
„Iedereen is nu bezig met zijn eigen puzzelstukje, maar alleen samen kunnen we de puzzel leggen” - Jesper Knoop, rugpijnonderzoeker
Eerder dit jaar startte op hun initiatief het Rugpijn Consortium Nederland, een samenwerkingsverband, dat een vinger wil krijgen achter de vraag wat precies rugpijn veroorzaakt en hoe rugpijn het beste te behandelen is.
Waarom is dit consortium nodig?
Coenen: „We constateerden dat er veel onderzoek naar rugpijn wordt gedaan in Nederland, maar dat iedere onderzoeksgroep bezig is op zijn eigen eilandje. De een houdt zich bezig met de biologische factoren die rugpijn veroorzaken, de ander kijkt naar psychologische elementen en een derde doet onderzoek naar de invloed op sociaal niveau. Samenwerking is er relatief weinig.”
Knoop: „De kennis is er wel, maar desondanks zijn behandelingen niet heel effectief. Wij verwachten dat je pas echt goed kunt begrijpen hoe rugpijn ontstaat en welke behandeling wel werkt en welke niet en bij wie, als je al dat onderzoek bij elkaar voegt. Iedereen is nu bezig met zijn eigen puzzelstukje, maar alleen samen kunnen we de puzzel leggen.”
Coenen: „In de afgelopen decennia zijn er veel dingen veranderd in de aanpak van rugpijn. Zo zijn we tegenwoordig veel terughoudender met opereren dan vroeger. Daarvoor in de plaats worden patiënten vaker gemotiveerd om actief te blijven ondanks de rugpijn. Maar we kunnen nog altijd geen goede behandeling garanderen voor iedere patiënt. Zo blijft het aantal mensen dat uitvalt op het werk door rugklachten de laatste jaren stabiel. In 2023 was meer dan 3 procent van alle ziekteverzuim in Nederland toe te schrijven aan rugpijn.”
Waarom blijkt het bij rugpijn zo lastig om tot een effectieve behandeling te komen?
Knoop: „Rugpijn kan ontstaan door een optelsom aan verschillende factoren. Waar bij veel ziektes aan te wijzen is: dit is wat er gebeurt in je lichaam, daarom word je ziek, is dat bij rugpijn niet zo rechttoe rechtaan. Voor patiënten is het daardoor vaak een enorme zoektocht van zorgverlener naar zorgverlener, waarbij iedereen vanuit zijn eigen perspectief naar de klachten kijkt.”
Zou iedere patiënt zo snel mogelijk multidisciplinair, door meerdere zorgverleners, moeten worden gezien?
Knoop: „Nee, dat niet. Jaarlijks krijgt bijna de helft van de Nederlanders rugpijn, die kunnen we niet allemaal direct doorsturen naar een multidisciplinair team. De huisarts is een goede poortwachter.”
Coenen: „In eerste instantie moet de huisarts mensen geruststellen en ze aansporen om vooral actief te zijn, te blijven bewegen. Recent is uit Australisch onderzoek gebleken hoe goed regelmatig wandelen is tegen rugpijn.
„Jaarlijks krijgt bijna de helft van de Nederlanders rugpijn, die moet je niet allemaal direct doorsturen” - Jesper Knoop, rugpijnonderzoeker
Een huisarts zou dus in eerste instantie moeten voorkomen dat hij het probleem opblaast en voor de patiënt erg groot maakt. Tegelijkertijd is het natuurlijk ook niet de bedoeling dat iemand jarenlang blijft sukkelen, voordat een arts de klachten serieus neemt. Daarom hopen we sneller te ontdekken wanneer er een risico is dat de pijn chronisch wordt, zodat deze mensen op tijd een juiste behandeling kunnen krijgen.”
Wat weten we al over de factoren die bij kunnen dragen aan het ontstaan van rugpijn?
Knoop: „De allergrootste voorspeller voor het krijgen van rugpijn is het al eerder hebben gehad van deze klachten. Het is lastiger te bepalen wie een grotere kans heeft om voor de eerste keer rugpijn te krijgen. Wel weten we dat ouderen meer risico lopen. Ook spelen overgewicht, stress, depressie en angst een rol. Nieuwere theorieën stellen dat genen een rol kunnen spelen, net als ontstekingsstofjes in het lichaam.”
Coenen: „Ook mensen die fysiek zwaar werk doen, lopen een hoger risico. Al met al is het dus vaak een optelsom van onderliggende biologische, psychologische en sociale factoren en komt het erop neer dat we moeten kijken naar een combinatie van deze factoren.”
Jullie hopen op een doorbraak in het onderzoek. Hoe?
Coenen: „Op dit moment worden er over rugpijn veel aannames gedaan: misschien speelt factor X een rol, misschien factor Y. Maar onderzoeken moeten die veronderstellingen nog aantonen. Wij willen het complete beeld krijgen: wat maakt nu dat de één wel chronische rugpijn krijgt en de ander niet? Daarvoor hebben we veel gegevens nodig over patiënten en zullen we mensen een aantal jaren moeten volgen. Ons ideaalbeeld is dat we uiteindelijk op die manier het verloop van de rugpijn kunnen voorspellen en een goed individueel behandelplan kunnen maken. Voordat we zover zijn, moet er alleen nog heel wat water door de Rijn stromen.”
Geld voor uw onderzoeksplan is er nog niet. Wat nu?
Knoop: „We hadden ons ingeschreven voor een grote subsidie, maar zijn helaas net buiten de boot gevallen. Volgend jaar willen we het nog een keer proberen. Maar ook zonder subsidie kunnen we de samenwerking verbeteren en zorgen dat we minder op eilandjes werken. Daarom hebben we het consortium opgericht. Inmiddels zijn daar zo’n zeventig mensen bij betrokken. Dat zijn onderzoekers uit allerlei disciplines, behandelaren, mensen van het Zorginstituut Nederland, mensen uit het bedrijfsleven en vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen. Onlangs hebben we elkaar voor het eerst ontmoet. Het idee is dat we jaarlijks of vaker bij elkaar gaan komen, om op de hoogte te zijn van elkaars onderzoeken en om te brainstormen over nieuw gezamenlijk onderzoek om rugpijn beter te begrijpen en te behandelen. Zodat wij als onderzoekers ook datgene doen waar therapeuten, artsen en patiënten op zitten te wachten.”