Aanbidding als hoogste vorm van gebed
Ondanks zijn 85 jaar schreef prof. dr. Jan A.B. Jongeneel nog een vuistdik handboek over het gebed. Vrijdag vindt in de Oude Dorpskerk van Bunnik de boekpresentatie plaats. Vijf vragen aan de auteur.
Voor uw laatste publicatie koos u voor het onderwerp gebed. Waarom?
„Ik heb mij altijd met de missiologie, de zendingsleer, beziggehouden en daarin vormt het gebed een belangrijk thema. Het sluitstuk van mijn academische loopbaan wilde ik daarom daaraan wijden.
„Het is te wijten aan de secularisatie dat het gebed in Nederland iets van de marge is geworden” - Prof. dr. Jan A.B. Jongeneel, missioloog
In Nederland is het gebed iets van een enkeling. In dit handboek wil ik het gebed uit dat isolement halen. Het zijn echt niet alleen christenen die bidden. De meerderheid van de wereldbevolking bidt. Denk aan moslims, hindoes en Joden. Daarnaast hebben mensen die in armoede en verdrukking leven sterker behoefte aan gebed dan mensen die in weelde leven. Het is te wijten aan de secularisatie dat het gebed in Nederland iets van de marge is geworden.”
Een handboek over het gebed: is het gebed iets wat je aan kunt leren?
„Je komt niet tot het gebed door handboeken te lezen, maar ze zijn wel goed voor je reflectie op het gebed. Wat doe je als je bidt? Bid je op de juiste manier? Dat zijn goede vragen om naast je gebedspraktijk te leggen. Je kunt bijvoorbeeld bidden om vergeving, terwijl je niet bereid bent een ander te vergeven. Het is dan de vraag of je gebed wel zin heeft.”
U onderscheidt lofzegging, dankzegging en aanbidding. Kunt u dat toelichten?
„Bij aanbidding dank je God omdat Hij bestaat. Daarbij staat de goedheid van God centraal, zonder gerelateerd te zijn aan mij als mens. Bij dankzegging gaat het echter om iets wat ik van God heb ontvangen. Ik ben daar als persoon direct bij betrokken. Bij lofprijzing loof ik God om wat Hij doet, zowel in mijn leven als in de schepping en de herschepping.
Aanbidding is de hoogste vorm van het gebed. Daarom draagt het handboek ook de titel ”U aanbidden”. In veel gebeden vind je zijdelings iets van aanbidding terug. Aanbidding moet echter de essentie van het gebed vormen. Mijn gebed moet niet allereerst gericht zijn op mijzelf, op mijn medemens of op mijn familie, maar op God.”
U hanteert de drieslag gave, opgave en overgave als het gaat over het gebed. Waarom?
„Het gebedsleven begint bij God. Hij schenkt ons de gave van het gebed. Daarnaast is het gebed een opgave, waarbij het de opdracht is om gebedsmogelijkheden te verkennen en gebedsmoeilijkheden te overwinnen. Het moeilijkste deel van het gebedsleven is de overgave. Dat vergt een volledig loslaten van het eigen ego en een geheel zichzelf toevertrouwen aan Gods leiding.”
U werkte negen jaar als zendingspredikant in Indonesië. Wat leerde u van het gebedsleven van de christenen daar?
„Opvallend waren de momenten waarop gebeden werd. Zo spreekt een omstander een gebed uit op het moment dat iemand zijn laatste adem uitblaast. Daarmee wordt de levensgeest van de gestorvene als het ware weer aan God teruggegeven.
Waar westerse christenen zich weleens afvragen of het gebed wel zin heeft, is dat in Indonesië totaal niet het geval. Het gebed is daar iets natuurlijks en er bestaat geen twijfel over of het nuttig is. Bidden is er even normaal als slapen en eten.”
U aanbidden. Christelijke gebedsleer, Jan A.B. Jongeneel; uitg. KokBoekencentrum; 288 blz.; € 29,99