Richard Toes, eenzame wandelaar in onderwijsland
Zijn leven raakte verweven met de Guido de Brès, later het Wartburg College, nu Scholengroep Driestar-Wartburg. Nog even, dan neemt Richard Toes (65) afscheid van het onderwijs. Met dankbaarheid. „Een docent raakt aan de eeuwigheid.”
Wat verscholen liggen de witte chaletjes aan de rand van een Drents esdorp met amper honderd inwoners. Bij het vakantiehuisje van Richard en Lia Toes eindigt de smalle klinkerweg. Het enige geluid dat hier klinkt, is het geruis van blad en het uitbundig gezang van vogels.
„Ja, dit is een heerlijke plek”, bevestigt de bestuurder van Scholengroep Driestar-Wartburg. „Ik heb een behoorlijk intensieve en ingewikkelde baan; hier kom ik echt tot rust. Ik wandel veel door de omgeving en ben dan voortdurend aan het denken. Door afstand en rust kom je tot betere ideeën.”
Over wat?
„Vaak cirkelen mijn gedachten om de school. Daar zoek je het beste voor. Mijn leven is verweven met het onderwijs; daar heb ik ook een aantal boeken over geschreven. Het idee over de inhoud ontstond vaak tijdens die wandelingen.”
„„Ik ben een beetje een einzelgänger, dat hebben meer Toesen”” - Richard Toes, bestuurder van Scholengroep Driestar-Wartburg
U wandelt ook wel met anderen?
„Zelden. Ik ben een eenzame wandelaar. Dat zal met mijn karakter te maken hebben. Ik ben een beetje een einzelgänger, dat hebben meer Toesen. Vanochtend heb ik nog een uur in m’n eentje door de bossen gedwaald. Dat vind ik heerlijk.”
Stilte kan ook confronterend zijn.
„Klopt. Je blijft een zondig mens. Niet alle gedachten die bovenkomen zijn goede gedachten, maar het verrijkende van de stilte overheerst toch voor mij.”
Ziet u door al het denken nog wat van de natuur?
„Zeker. Gisteren hoorde ik hier bij ons huisje de wielewaal. Dat was voor mij het hoogtepunt van de dag. Hoe ouder ik word, hoe meer ik geneigd ben de natuur belangrijk te vinden. Belangrijker zelfs dan de cultuur, hoewel ik als historicus ook een cultuurmens ben.”
De natuur brengt een mens dichter bij God?
„Dat zou zomaar kunnen. We weten dat er een God is uit de Schriftuur en de natuur, zeiden ze vroeger. Deze week zagen we hier aan de hemel het noorderlicht. Schitterend! Ik houd niet van zweverigheid, maar de schoonheid van de natuur zegt iets over de Schepper. In mijn jeugd had ik er weinig oog voor. Als geboren Rotterdammer groeide ik op met beton, havens en de reuk van Pernis. Het enige rurale in mijn leven was mijn schooltuintje, op de plaats waar nu het beroepencollege De Swaef staat.”
Hoe ontstond uw betrokkenheid op het onderwijs?
„Op de basisschool wist ik al dat daar mijn toekomst lag. Het was een vroege roeping. Die werd gestimuleerd door goede onderwijzers, onder wie Piet Stolk. Elke middag liep hij naar de grote kast met platen van Isings en Jetses, trok er een uit en begon te vertellen. Dat waren feestmomenten. Toen is de basis gelegd voor mijn loopbaan in het onderwijs.”
Nu nadert het afscheid.
„En dat is goed. Met mijn middelbareschooltijd erbij heb ik vijftig jaar Guido de Brès achter de rug. Tien zulke perioden en je zit in de middeleeuwen. Dan mag het wel een keer.”
Vanwaar de liefde voor deze school?
„Als leerling had ik er al een mooie tijd. In 1980 keerde ik terug als docent geschiedenis en Nederlands, op verzoek van Maarten Burggraaf, de eerste rector van de Guido. In de jaren die volgden heb ik er zo veel van het onderwijs kunnen zien, dat ik zelden de behoefte voelde om naar een andere school te gaan. Wel had ik meerdere neventaken elders. Zo ben ik docent nieuwe geschiedenis en studieleider geweest aan de lerarenopleiding van Driestar educatief en heb ik een aantal jaren in de Onderwijsraad gezeten.”
Wat voor leerkracht wilde u zijn?
„Ik heb altijd gestreefd naar een goed contact met de leerlingen; je moet hun hart zien te bereiken. Dat probeerde ik door de stof vertellend over te dragen, of in dialoog met de klas. Die twee vormen van onderwijs vond ik erg mooi. Ik wilde een klassieke docent zijn. Wie de lesstof niet belangrijk vindt, kan net zo goed op een kinderdagverblijf gaan werken. Als het goed is, heb je als docent iets over te dragen. De erfenis der eeuwen, om het plechtig te zeggen.
Mijn grote voorbeeld was Bert Trouwborst, docent Nederlands op de Guido. Een prachtig mens, betrouwbaar tot op het bot, en hij had echt iets te vertellen. Door hem ging ik historische romans lezen; zo kwam ik op het spoor van geschiedenis. Voor mijn vader, directeur van een bank, moest ik soms poststukken naar een kantoor in Arnhem brengen, per trein. Die reizen waren binnen een mum van tijd voorbij, dankzij het lezen van die romans.”
U groeide op als vijfde in een groot gezin. Hoe beleefde u dat?
„Positief. Mijn ouders waren niet in staat om ons in al onze gangen te volgen. Dat gaf een heerlijk vrij gevoel. Als er in de Parkhaven duikboten lagen, gingen we ernaartoe, ook toen we nog heel jong waren. Daardoor ontwikkelden we vroeg zelfstandigheid, zij het binnen de beslotenheid van onze kring. We waren lid van de oud gereformeerde gemeente van Rotterdam-Charlois, waar mijn vader ouderling was.”
Hoe kijkt u terug op die gemeente?
„Met warme gevoelens. Het was een kleine gemeenschap met grote betrokkenheid op elkaar. Daarmee zaten we zondags onder de prediking. Tegelijk wees die grote stad naar andere kanten. Ook Feyenoord was voor mij belangrijk. Ik herinner me nog goed dat de club Europees kampioen werd. De hele stad stond op z’n kop. Toen we na een bezoek elders Rotterdam weer binnenreden, zei ik vol trots tegen mijn vader: „Dit is nou de stad van Feyenoord.” Waarop hij met een glimlach zei: „Nee, van Hellenbroek.” Leuk, hè.”
Hoe was de band met uw vader?
„Heel goed, al sprak hij zelden over zijn innerlijk. Dat heb ik van hem geërfd. Een van de diepste geestelijke gesprekken die ik met hem had, betrof de kerkelijke weg die wij na ons trouwen zochten. De dag erna overleed hij totaal onverwacht, op 66-jarige leeftijd. Mijn wereld ging toen wel een beetje ondersteboven. Hij betekende veel voor me. Nu ik zelf bijna 66 ben, komt zijn overlijden meer dan eens terug. Dat gaf mede de doorslag om te gaan stoppen. Het leven is meer dan werken.”
Lijkt u op uw vader?
„Volgens mijn vrouw wel, maar ik praat liever over wat ik van hem heb geleerd. Hij vond het belangrijk dat je blijft studeren en professionaliseren. In zijn karakter had hij een bevindelijke mildheid, ook kerkelijk. Het constituerend beraad voor de oprichting van de Guido de Brès vond plaats in de achterkamer van ons huis. Daar kwamen de vroede vaderen bijeen. De sigarenrook kringelde onder de deur door. Mijn vader pleitte ervoor de breedte van de achterban bij de oprichting van die nieuwe school te betrekken. De eerste rector en de eerste voorzitter waren beiden hervormd. Helaas heb ik de polarisatie geleidelijk zien toenemen. Typerend was de commotie na mijn besluit om docenten de vrijheid te geven uit de Herziene Statenvertaling te lezen.”
„„Nu ik zelf bijna 66 ben, komt het overlijden van mijn vader meer dan eens terug”” - Richard Toes, bestuurder van Scholengroep Driestar-Wartburg
Wat bracht u tot die stap?
„De afnemende verstaanbaarheid van de Statenvertaling, een thema dat alle docenten bezighoudt. In het merendeel van de gezinnen waartoe de leerlingen behoren, wordt inmiddels uit de HSV gelezen. Voor mijn vertrek wilde ik de knoop doorhakken. Ik wist dat ik stevige reacties kon verwachten, maar de hardheid ervan heeft me toch nog verbaasd. Zo kreeg ik een briefje met een afbeelding van de brede en de smalle weg. Mijn naam stond aan het einde van de brede weg. Andere reacties verwezen naar de tekst in Openbaring 22 dat iemand die toedoet of afdoet aan Gods Woord alle in dit boek genoemde plagen ten deel zullen vallen.
Door enkele schoolbesturen en kerkenraden werd ik overladen met verwijten. Ik had geen ruggengraat, verkwanselde het reformatorische gedachtegoed en zo meer. Van een werkelijk gesprek was geen sprake. Eén schoolbestuur haalde zelfs mijn grootvader erbij, ds. B. Toes. „Hij had het eens moeten weten.” Dat was voor mij echt een dieptepunt. Er werd zó ongelooflijk op de persoon gespeeld… Dat is wel een beetje onder mijn huid gaan zitten. Ik had het even helemaal gehad met kerkenraden, classes, stichtingen en verenigingen die zich in rechtzinnigheid ten opzichte van elkaar profileren.”
Uw grootvader werd erbij gehaald; welke herinneringen hebt u aan hem?
„Ik was veertien toen hij overleed, dus mijn herinneringen zijn beperkt. Ik heb hem slechts enkele keren horen preken. Aan zijn persoon bewaar ik goede herinneringen. Hij was een man van stijl en werd daarom de heer van de oud gereformeerden genoemd. Over zijn eigen capaciteiten dacht hij bescheiden. Hij vond dat hij zich niet kon meten met mensen die theologie hadden gestudeerd. Van die houding zouden de genoemde schoolbestuurders en colleges wat meer mogen hebben.”
Een oud-collega van u typeert u als een volbloed onderwijsman die niet alles voor zoete koek slikt.
Lachend: „Dat klopt. Ik heb het mezelf soms moeilijk gemaakt, ook met mijn proefschrift over de acceptatie van de onderwijsvernieuwingen door het reformatorisch onderwijs. Die dissertatie viel niet bij alle collega-directeuren en bestuurders goed. Het was een zekere woede die me tot mijn promotieonderzoek bracht. Tot mijn verbazing ging het reformatorisch onderwijs heel makkelijk mee met vernieuwingen die de leerling centraal stelden. Ik vond dat ónbegrijpelijk. De docent die met zijn wijsheid en kennis kinderen op een hoger plan kan brengen, werd naar de zijlijn geschoven. Driestar educatief speelde daarin een belangrijke rol. Naar mijn overtuiging is onderwijzen iets anders dan het kind op zijn wenken bedienen. In ons schoolplan hebben we drie o’s geformuleerd: onderwijzen, ontspannen, ontmoeten. Het begint met onderwijzen. Dat is voor een groot deel antwoord geven op vragen die níét door leerlingen worden gesteld.”
Is dat voor u ook een kwestie van identiteit?
„Absoluut. Opvallend vond ik dat de Groningse hoogleraar Greetje van der Werf mijn opvattingen bleek te delen, zij het niet vanuit christelijk perspectief. Het is een illusie dat we leerlingen alleen nog maar hoeven te coachen, omdat ze het meeste zelf kunnen uitzoeken. Juist in een tijd met zo veel digitale middelen is parate kennis keihard nodig, om alle aangeboden informatie te kunnen wegen.”
U verweet bestuurders in het reformatorisch onderwijs ongezonde progressiviteit?
„Niet zozeer progressiviteit maar onkunde over hoe onderwijs werkelijk gebrouwen moet worden. In mijn proefschrift vraag ik aandacht voor een mooie triade van prof. J. D. Imelman, die nu overigens is overgenomen door Driestar educatief: leerling, leerstof, leraar. Als een van de drie te veel nadruk krijgt, gaat het onderwijs uit het spoor lopen. Zijn kritiek op de onderwijsvernieuwingen verwoordde Imelman in een boek met de prachtige titel ”De overheid als bovenmeester”. Een overheid zonder kennis van de praktijk ging bedisselen wat op scholen plaats moet vinden. Als docent moest ik mijn mond houden. Er kwamen coaches die ons vertelden hoe we les moesten geven volgens de nieuwe inzichten. Toen ik directeur werd, heb ik alles zo veel mogelijk teruggedraaid.”
„„Zelfs Bijbelteksten werden op een rare manier uitgelegd om ze in lijn te brengen met de plannen van de overheid”” - Richard Toes, bestuurder van Scholengroep Driestar-Wartburg
Ging het reformatorisch onderwijs alleen uit onkunde mee, of ook om de overheid te pleasen?
„Dat speelde zeker mee. We hebben onze eigen scholen gekregen, daar mag wat tegenover staan. Daarom moeten we het beste jongetje van de klas worden. Er zijn collega’s die dat in alle toonaarden ontkennen, maar het was de realiteit. Zelfs Bijbelteksten werden op een rare manier uitgelegd om ze in lijn te brengen met de plannen van de overheid. Het ontbrak aan zelfstandig denken. Als je het hart van kinderen wilt raken, moet je ze enerzijds een stuk ruimte bieden om zichzelf te kunnen ontwikkelen, anderzijds nadrukkelijk aangeven dat je als docent wat hebt over te dragen. Dat dienen ze te accepteren. Leerlingen moeten een bepaalde kennis verwerven, of ze het leuk vinden of niet. Een goed gesprek is pas mogelijk als beide partijen wat wéten.
Essentieel voor christelijk onderwijs is dat je niet bij voorbaat uitgaat van het positieve in de mens. Ik gaf mijn proefschrift de titel ”De toets der kritiek”. We hebben een prachtige toets in klassieke denkers over onderwijs zoals Augustinus; ook in onze belijdenisgeschriften. Die bevatten de uitgangspunten van onze scholen. Alle nieuwe collega’s geven we een paar boekjes over de belijdenisgeschriften; het is belangrijk dat ze die kennen.”
U had vaak meer te stellen met ouders dan met leerlingen, gaf u ooit aan. Hoe kwam dát?
„Daar waren we zelf debet aan. Scholen gaven ouders het idee dat ze alles uit hun kind zouden gaan halen. De ouders werden daardoor consumenten in plaats van betrokkenen, met een eigen verantwoordelijkheid.”
Ziet u inmiddels een kentering ten goede?
„Helaas beperkt. De druk van buitenaf om de leerling centraal te stellen blijft enorm groot, ondanks de gevolgen. Er wordt internationaal onderzoek verricht naar de prestaties van leerlingen, de zogeheten PISA-ranking. Nederland blijft maar dalen op die ladder. We staan inmiddels op de een-na-laagste sport als het gaat om lezen. De leesvaardigheid is dramatisch. De reactie van de overheid is dat we het kind nóg meer centraal moeten stellen.
Mijn stelling is dat we als docenten weer eigenwijs moeten worden, door onze eigen wijsheid over te dragen. Zolang dat ontbreekt, komt er geen keer ten goede. Er wordt bovendien veel te veel van het onderwijs gevraagd. Ook daarin dienen we eigenwijs te zijn en zelf keuzes te maken. Onze opdracht is kinderen opvoeden tot verantwoordelijke christenburgers. De rest is bijzaak. Laten we geen energie steken in zaken waarmee we hoog scoren op lijstjes die niet bij het onderwijs horen. We zijn geen sociaal-maatschappelijk centrum maar een onderwijsinstituut. Ook de lerarenopleidingen zijn zwakker en zwakker geworden. Ik krijg sollicitanten voor Frans die geen enkel Frans literair werk hebben gelezen. Als ik zoiets hoor, val ik bijna van mijn stoel. Zelfs door docenten wordt nauwelijks gelezen.”
U richtte leeskringen op.
„Ja, ik ben er op de Guido mee begonnen. Verplicht voor alle docenten. Nu heb ik het op alle locaties van Wartburg voor elkaar. Momenteel probeer ik de Driestarscholen erbij te betrekken. Toen ik ook daar bestuurder werd, kreeg ik te horen: „Nu moeten we zeker gaan lezen?” Ja, dat moet. Wie niets met lezen heeft, is ongeschikt voor het onderwijs. Wanneer de docent niet leest, zal hij de leerling er niet toe inspireren. Dat gaat ook ten koste van het lezen van het Woord met een hoofdletter.”
Ziet u ook een inhoudelijke erosie bij docenten?
„Die is er in het geheel van onze gezindte, met name als het gaat om afwijkende vormen van seksualiteit. De druk van buitenaf om die te accepteren is enorm. Belangrijk is dat we als reformatorische scholen een helder en consistent geluid laten horen, ook naar de inspectie. En dat we tegelijk op een positieve manier invulling geven aan burgerschapsvorming. We zijn als reformatorische school geen burcht, maar hebben een verantwoordelijkheid voor de buurt en voor andere scholen.
„„Door de polarisatie moet je keer op keer positie bepalen, om het schip op koers te houden”” - Richard Toes, bestuurder van Scholengroep Driestar-Wartburg
Zeer recent nam ik afscheid als voorzitter van de sectorkamer Rotterdam, een kamer waarin het Rotterdamse stadsbestuur spreekt met schoolbesturen. Dat vond ik een mooie post. We moeten het gesprek aangaan met de wereld waarin we staan en tegelijk onze eigenheid vasthouden. Wat het laatste betreft: laten we niet doen of er intern geen verschuiving in denken plaatsvindt, maar openlijk het gesprek voeren over onderwerpen als gender en schepping of evolutie. Die thema’s horen hoog op de agenda’s van de bestuurders van reformatorische scholen te staan. Belangrijk is dat we de klassiek gereformeerde beginselen vasthouden; in het besef van onze beperktheid. Wat dat betreft vind ik ds. J.T. Doornenbal een inspirerende figuur.”
Ervoer u uw taak als zwaar?
„Soms wel. Als bestuurder ben je simultaanschaker. Je speelt op heel veel borden tegelijk. Elk bord verdient je aandacht. Door de polarisatie moet je bovendien keer op keer positie bepalen, om het schip op koers te houden. De ene keer door wat naar links, de volgende keer door wat naar rechts te gaan hangen. Dat is best weleens ingewikkeld. Het is er niet eenvoudiger op geworden. Alle commotie rond het vrijgeven van de HSV heeft me dit jaar zo beziggehouden, dat enige rust door pensionering goed uitkomt.”
Wat gaat u daarna doen?
„Eerst wat afstand nemen, vaak hier zijn en veel wandelen. Voor de toekomst heb ik geen uitgestippelde plannen. Dat vind ik een bevrijdend idee. Ik ben dankbaar voor wat ik tot nu toe in mijn leven heb kunnen doen. Onderwijs is het mooiste wat je kunt bedenken: iets betekenen voor de vorming van onze kinderen. Een docent raakt aan de eeuwigheid, wordt wel gezegd. En zo is het.”