PKN-rapport ”Ruimte voor Woord en Geest” breekt met heilzame traditie
Het rapport ”Ruimte voor Woord en Geest” stelt voor in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) hbo-theologen toe te laten tot het ambt van dienaar des Woords (RD 15-6). Dat zou echter een inperking van de ruimte voor Woord en Geest betekenen.
Het is ontegenzeggelijk waar dat hbo-theologen veel goeds betekenen voor de kerk, ook voor de PKN. Hun werk is waardevol voor zeer veel gemeenten en gemeenteleden. Het ambt van dienaar des Woords is echter gebaat bij een grondige academische vorming.
Een dienaar des Woords heeft precies dat als hoofdtaak: het dienen van Gods Woord. Dat vraagt om een grondige studie van de Schrift; de academische opleiding bereidt daarop voor. De verkondiging van het Woord is fundamenteel voor de kerk van de Reformatie (gereformeerd en luthers). Het geloof wordt door de verkondiging gewekt en gewerkt, omdat de Geest Zich eraan verbindt. Het bestuderen en doordenken van het Woord heeft daarom een zodanig gewicht dat de hoge eisen die aan de dienaar des Woords gesteld worden terecht zijn. Deze norm mag niet worden verlaagd.
„Er wordt tussen gemeenten een ongeestelijke scheiding aangebracht waarvoor in de kerk geen ruimte zou mogen zijn”
Juist een grondige studie van de Schrift zette de Reformatie in gang. Eerdere rapporten erkennen dat ook (”Geroepen en gezonden”; ”Geroepen door Christus”). Die herontdekking van de Schrift bracht de kerk zo veel goeds. De PKN staat in die traditie die academische theologie altijd hoog gewaardeerd heeft. Neemt zij op de synode van 21 juni het rapport over en zet ze de academische theologie op een zijspoor, dan neemt ze afstand van haar eigen wortels.
Ongelijkheid
Een belangrijk gereformeerd beginsel is de gelijkheid van de ambten. De PKN onderschrijft dat ook in artikel VI van haar kerkorde: „Opdat niet het ene ambt over het andere, de ene ambtsdrager over de andere, noch de ene gemeente over de andere heerse, maar alles wordt gericht op de gehoorzaamheid aan Christus, het Hoofd van de Kerk.” Dit fundamentele principe waarborgt dat de taken verdeeld kunnen worden zonder dat de ene taak belangrijker wordt gevonden dan de andere. Het voorkomt een hiërarchie. Het synodevoorstel ondermijnt die gelijkheid. Zowel academisch opgeleide als hbo-theologen zouden worden toegelaten tot het ambt van dienaar des Woords, maar wel met onderscheiden titels: pastor (hbo) en predikant (academisch). Daarmee ontstaat als vanzelf een ongelijkheid, niet eens tussen ambten, maar zowaar binnen één en hetzelfde ambt. ”Ruimte voor Woord en Geest” geeft er geen blijk van de gevolgen hiervan te overzien. Wie er afgevaardigd wordt naar de meerdere vergaderingen, bijvoorbeeld, is niet geregeld. Evenmin is vastgesteld hoe de gelijkwaardigheid tussen pastor en predikant geborgd moet worden.
Gelijkwaardig
Het enige echte verschil tussen pastor en predikant (afgezien van de salariëring) is de plaats waar zij zouden moeten werken. Het rapport onderscheidt tussen meer en minder complexe gemeenten. Een rustige stadswijk met een stabiel gemeenteleven en weinig hoogopgeleide leden zou dan een hbo-pastor mogen beroepen. De academische predikant mag aan het werk in bijvoorbeeld een voorstad van een universiteitsstad met meer academisch geschoolde gemeenteleden. Er wordt tussen gemeenten een ongeestelijke scheiding aangebracht waarvoor in de kerk geen ruimte zou mogen zijn. We zijn één kerk en bestaan uit volledig gelijkwaardige gemeenten.
„De verkondiging van het Woord is fundamenteel voor de kerk van de Reformatie”
Het voorgestelde onderscheid is vreemd aan de praktijk. Alsof een dorpsgemeente geen uitdagingen kent, minder complex zou zijn. Daarnaast is het volstrekt onjuist om te denken dat de ene gemeente het met een ander type prediking af zou kunnen dan de andere. We zien de enorme toewijding en kwaliteit van onze hbo-medestudenten, onze broeders en zusters in de wijngaard, maar de academische opleiding heeft nu eenmaal meer aandacht voor exegese, grondtalen en hermeneutiek.
Bron en norm
Het rapport maakt vreemde keuzes, die vooral praktisch lijken te zijn. De theologische onderbouwing ervan ligt vermoedelijk in de voorgaande rapporten, maar ”Ruimte voor Woord en Geest” verwijst daar zo in algemene zin naar dat die onderbouwing voor ons niet terug te vinden is. Bovendien maakt het rapport keuzes die duidelijk afwijken van de eerder uitgezette lijn. In de ambtsvisie wordt nu de dagelijkse praktijk van het kerkelijk leven bepalend. Het is goed om daarmee rekening te houden, maar dat kan niet de bron en norm voor de ambtsvisie worden. Dat moet de Schrift blijven. Zo niet, dan doen we onze reformatorische wortels en de naam van dit rapport oneer aan.
„Er wordt tussen gemeenten een ongeestelijke scheiding aangebracht waarvoor in de kerk geen ruimte zou mogen zijn”
De synode moet op 21 juni een zeer belangrijk besluit nemen. Als theologiestudenten hopen en verwachten we dat ze de aanbevelingen van het rapport niet overneemt. Allerminst omdat hbo-theologen geen goed werk verrichten, maar juist omdat de academische theologie van grote, blijvende waarde is voor de kerk. Wij zien er meer heil in dat het voor hbo-theologen makkelijker wordt om hun studie aan de universiteit te vervolgen. ”Ruimte voor Woord en Geest” perkt de ruimte voor Woord en (als gevolg daarvan) Geest ernstig in door de academische theologie op een zijspoor te plaatsen. Ze miskent de protestantse traditie van de bestudering van het Woord, die de kerk zo veel gaf.
De auteurs studeren aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). De meesten van hen volgen de predikantsmaster.