Een op de zes volwassenen in Nederland is laaggeletterd. Dat betekent dat 2,5 miljoen Nederlanders moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen; ze hebben niet het taal- en rekenniveau dat je moet hebben aan het eind van het vmbo. Stichting Lezen en Schrijven, die deze woensdag haar twintigjarig bestaan viert, zet zich in om laaggeletterdheid terug te dringen. Die aandacht is geen overbodige luxe.
Nog even over de cijfers: van de 2,5 miljoen laaggeletterden in Nederland zijn er 750.000 ouder dan 65 jaar. Ouderen in Nederland zijn vaker laaggeletterd dan jongeren. Meestal kampen ze met een combinatie van een gebrek aan taal- en rekenvaardigheden.
De gevolgen ervan zijn groot, blijkt uit onderzoeken die Stichting Lezen en Schrijven op een rijtje heeft gezet: laaggeletterden leven vaker in armoede, zijn vaker ziek, leven ongezonder en hebben vaker een uitkering.
Die gevolgen merken laaggeletterden in de eerste plaats zelf; niet voor niets schamen velen van hen zich voor hun gebrek aan deze basale vaardigheden. Maar ook de hele samenleving merkt de gevolgen. Uitgedrukt in cijfers: de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid bedragen ongeveer 1,13 miljard euro per jaar.
Wie denkt dat het probleem in de loop van de tijd kleiner wordt, heeft het mis. Het aantal laaggeletterden stijgt juist. Dat komt door vergrijzing –de basisvaardigheden dalen bij het ouder worden–, nieuwkomers –van een substantieel deel van de laaggeletterden is Nederlands niet de moedertaal– en jongeren – de leesvaardigheid van 15-jarigen daalt steeds sneller.
En daarmee komen we meteen bij een van de belangrijkste oplossingen van het probleem: beter onderwijs. De kwaliteit van het lees- en rekenonderwijs daalt namelijk al jaren dramatisch. Dat blijkt keer op keer uit PISA, het internationale onderzoek naar de leesvaardigheid van 15-jarigen. Inmiddels is Nederland flink onder het EU-gemiddelde beland. De Inspectie van het Onderwijs legde er in april nogmaals de vinger bij in het onderzoek ”Staat van het Onderwijs 2024”: Nederlandse leerlingen worden steeds slechter in de basisvaardigheden taal en rekenen.
Het is een gebruikelijke reflex om te zeggen dat het (basis)onderwijs maatschappelijke problemen moet oplossen. Zijn kinderen te dik? Laat de juf meer met ze bewegen. Lopen kinderen gevaar in het verkeer? Op de basisschool moet meer aandacht voor veiligheid komen. Denken leerlingen te weinig inclusief? Meer aandacht voor burgerschap.
Demissionair minister voor onderwijs Mariëlle Paul zei het bij de presentatie van ”Staat van het Onderwijs 2024” terecht: „Alle vakken zijn belangrijk, maar basisvaardigheden als lezen, schrijven en rekenen zijn je hele leven cruciaal.” Laat in het onderwijs daar dan ook voldoende aandacht naar uitgaan.
En ja, ook voor deze vaardigheden kunnen we niet alleen naar de juf of de meester wijzen. Het ontwikkelen van een leescultuur begint al vroeg in het gezin. Ouders, lees uw kinderen voor. Hoe eerder, hoe beter.