Waarom bij de kerk blijven als zoveel leiders struikelen?
Wat moet ik met de kerk als zoveel geestelijk leiders met het zevende gebod de fout ingaan?
Deze vraag klinkt nogal verstandelijk. Maar zij is het niet. Het is een persoonlijke vraag. Want de kerk dóét je wat en betekent toch veel voor je? Het is niet een of andere vereniging of club waar je lid van bent totdat je het weer welletjes vindt en je abonnement opzegt. Trouwens, als je ziet hoe fans met hart en ziel meeleven met het wel en wee van hun voetbalclub, dan merk je dat ze trouw zijn, door dik en dun. Meer dan bij lauwe kerkmensen. Dat raakt me.
Moeder
Want de kerk is iets anders dan een vereniging of een club waar je intens bij betrokken bent. De kerk is ook geen instituut waar je plichtmatig een kerkbank verslijt. De kerk is je moeder, die je voedt, beschermt en koestert en aan wie je met warme banden verbonden bent. De kerk is nauw verbonden met haar Hoofd, de Heere Jezus Christus. Een kind van God houdt van de Heere Jezus en van Zijn kerk. Gods kinderen komen graag in de kerk, om te horen wat de Heere tegen hen zegt. Als er dan in de kerk iets ernstig fout gaat, over welk gebod het ook gaat, dan staat je leven op z’n kop. Net als wanneer er in je gezin iets ergs gebeurt: dat ráákt je en je hebt er veel last van.
Dienen
In de kerk wordt gediend in ambten en andere kerkelijke functies. Past daar het begrip ”geestelijk leiders” bij? Lees Mattheüs 23: „Eén is uw Meester” (verzen 8 en 10). De kerk is van Christus. Hij leidt en regeert die. Daarvoor zijn er wel ambten ingesteld, die bekleed worden door ambtsdragers. De Heere Jezus laat in Mattheüs 23 ambten overeind staan, ook als ambtsdragers zondigen: „De schriftgeleerden en de farizeeën zijn gezeten op de stoel van Mozes; daarom, al wat zij u zeggen dat gij houden zult, houdt dat en doet het” (verzen 2 en 3a). Hij is echter in dit hoofdstuk uitermate scherp over de manier waarop het ambt bekleed wordt. Lees het hoofdstuk eens door vanaf de inzet in vers 3b: „maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen het, en doen het niet.” Het oordeel van de Meester daarover is duidelijk: als je zó een ambt bekleedt, ben je geveinsd en lijk je op een witgekalkt graf waarin de dood heerst.
Het maakt duidelijk dat er in de kerk oprécht gediend moet worden. De schapen worden er gehoed en geweid. Algemeen gezegd: als er in een kerk zó gediend wordt, heb jij geen aanleiding om vanwege de zonden van bepaalde ambtsdragers de kerk vaarwel te zeggen.
Zondigen tegen geboden
De geboden van de Heere gaan over alles. Gedachten, woorden, emoties, daden; wat je doet en wat je nalaat. Het zevende gebod gaat over veel meer dan echtbreken. God verbiedt en vervloekt alle onkuisheid in daden, gebaren, woorden, gedachten en verlangens. Hij gebiedt ons een kuis, eerbaar leven naar Zijn wil te leiden. Hij beoogt daarmee dat de mens gelukkig en dankbaar leeft, met liefde tot God en de naaste.
De wil van God is duidelijk. Het is goed om je eigen leven daar ook naast te leggen.
De laatste decennia zijn er veel seksuele ontsporingen aan het licht gekomen. In de Rooms-Katholieke Kerk, bij de Jehovah’s Getuigen, in de wereld van media, film, sport, dans en modellen. Grenzen zijn niet heilig en de wereld is niet veilig. En hoe is het in de kerk? Helaas is het in de kerk soms niet anders, terwijl dat wel verwacht mag worden.
Hoe verder?
Het niet willen zien van misstanden is fout. De Bijbel schrijft open over mensen die grenzen van Gods geboden overschrijden en huwelijksverbanden breken. Denk aan Lot en zijn dochters, Thamar en Juda, Sichem en Dina, Rachab, Simson en Delila, David en Bathseba, Herodes en Herodias enzovoort. Daar zitten onbekeerde mensen tussen maar ook kinderen van God, inclusief geestelijk leiders. Zondigen tegen het zevende gebod is van alle tijden, maar je mag dat nooit klein maken of in de doofpot stoppen. Paulus zegt in 1 Korinthe 6:10 klip en klaar: zij die zondigen tegen Gods geboden zullen het Koninkrijk Gods niet beërven. Daar verandert een ambt of een zogenaamd onaantastbare positie echt niets aan. Alleen belijden, berouw en bekering doen er dan toe. Het lijkt dat het verzwijgen van zonden minder schade aanricht dan wanneer iets aan de kaak gesteld wordt. Het is omgekeerd.
Er moeten in de kerk telkens mensen zijn, ook in ambten en andere kerkelijke functies, die aanwijzen en bestrijden wat zonde is. Uit liefde tot de kerk en de kudde, die van de Heere zijn. En uit zorg voor de leden van de kerk die lijden onder grensoverschrijdend gedrag van mensen met een ambt of positie. Dat is geen fijne taak. Het komt je op kritiek en tegenstand te staan. Je kunt eraan lijden. Maar het is nodig dat zonden benoemd en verzoend worden.
Houd je zoveel van je kerk dat je er de Heere wilt dienen?
De auteur is directeur Zending Gereformeerde Gemeenten.