Protesten studenten doen denken aan 1968 én 1933
„Zal de universiteit van Colombia de geschiedenis ingaan als die van Heidelberg?” Deze vraag van de Yad Vashem-voorzitter in een brief aan de bestuursvoorzitter van de Amerikaanse Colombia Universiteit vraagt enige toelichting.
De studentenprotesten van de afgelopen weken zijn vaak vergeleken met de roerige zomer van 1968 en de jaren daarna. Ook toen was er verzet tegen het universiteitsbestuur en tegen de oorlog van een militaire supermacht tegen een sympathieke underdog, gedrenkt in een brede walging van de kapitalistische burgerlijkheid. Minder aandacht heeft de historische parallel met de lente en zomer van 1933 gekregen. Ook toen gingen (Duitse) studenten voorop in wat zij zagen als een noodzakelijke zuivering van het academische leven.
Beroemde universiteiten als die van Heidelberg, Berlijn en Göttingen waren het toneel van deze opstanden. Bibliotheken werden geplunderd en boeken van anti-Duits geachte schrijvers –van Marx tot Mann en van Remarque tot Kästner– werden verbrand. Ook de meest in het oog springende boekverbranding, die van 10 mei 1933, gepresenteerd door nazivoorman Goebbels, was in gang gezet door de nazistische Deutsche Studentenhaft. Op 8 april had de bond een landelijke ”Actie tegen de On-Duitse Geest” uitgeroepen. Die mondde uiteindelijk uit in een ”Säuberung” in de vorm van boekverbrandingen aan tal van universiteiten en hogescholen.
„Waar de nazi’s in hun relatie met de kerken omzichtig te werk moesten gaan, vielen de universiteiten hen als rijpe appelen in de schoot”
Geen nuance
Is het wanstaltig en overdreven om de pro-Palestina- en anti-Israëlprotesten aan Amerikaanse en Europese universiteiten te vergelijken met die in 1933 en 1934 in Duitsland? Zeker, er vinden geen plunderingen van bibliotheken plaats en er worden geen kwalijk geachte (zionistische!) boeken verbrand. Toch zie ik wel degelijk parallellen en kan ik me de angst van de Yad Vashemvoorzitter goed voorstellen.
In de cultuuroorlog die destijds in de Duitse academies woedde, waren het in de eerste plaats de studenten die vochten voor wat zij zagen als een noodzakelijke zuivering en een terugkeer naar een in hun ogen sociaal-rechtvaardige wereld. Daarvoor moest de Duitse cultuur en wetenschap ontdaan worden van alle Joodse, marxistische en liberale elementen. Alles wat een ”On-Duitse Geest” ademde, moest verwijderd worden, om te beginnen van de universiteit. Voor nuance was geen plaats meer. Door de moeiteloze nazificatie van de studentenbeweging had Hitlers beweging nauwelijks iets te duchten van verzet van de academische wereld. Waar de nazi’s in hun relatie met de kerken omzichtig te werk moesten gaan, vielen de universiteiten hun als rijpe appelen in de schoot.
Overeenkomsten
De onverbiddelijke eis om alle banden met Israëlische universiteiten te verbreken, ademt de sfeer van het extremisme dat de Duitse studenten ook in hun ban hield. Een open debat hierover is onmogelijk. Wat voor de Duitse studenten destijds ”Joods, marxistisch en liberaal” was, is voor de huidige generatie ”zionistisch, imperialistisch en koloniaal”. Gevoelens van sociale rechtvaardigheid wegen in hun opvatting veel zwaarder dan de waarheid.
„Ook in 1933 gingen (Duitse) studenten voorop in wat zij zagen als een noodzakelijke zuivering van het academische leven”
Een tweede overeenkomst is de drang om de meest uiteenlopende doelstellingen met elkaar te verbinden: moeiteloos wordt de strijd tegen klimaatverandering gekoppeld aan de onderdrukking van de Palestijnen, de genderideologie aan neokoloniale uitbuiting en racisme. Waar in de jaren dertig van alles –van seksuologie tot marxisme en van jazzmuziek tot expressionisme– weggezet werd als on-Duits en dus verwerpelijk, wordt nu alles wat slachtofferschap ademt omarmd en al het andere afgewezen. ”Omnicause” is de pakkende benaming hiervoor. Daarom draagt Greta Thunberg een Palestijnse sjaal en loopt ze mee in een pro-Palestinademonstratie. Daarom hebben we een actiegroep als Queers for Palestine.
De parallel met de jaren dertig in Duitsland is ook zinvol vanwege de hang naar zuiverheid die beide studentengroepen aankleeft. De morele positie is extreem rechtlijnig en eenduidig: de Palestijnse slachtoffers zijn goed, Israël is fout. De ”Duitse geest” was goed, alles wat daarin niet meeging was fout. Die houding mondt uit in een drang om de directe omgeving (de universiteit) te zuiveren van alles wat niet thuishoort in dat wereldbeeld. Dat de waarheid vaak modderig en niet eenduidig is, is dan niet prettig. Sociale rechtvaardigheid en een wereld die bestaat uit louter slachtoffers en daders, dat voelt een stuk fijner. Arme universiteit.
De auteur is historicus.