Als een meisje haar haren opeet
Schuchter komt ze aan de hand van haar moeder de spreekkamer binnen. De knalroze wollen wintermuts vormt een bijzonder contrast met het luchtige, voile jurkje, de blote benen en de paarse teenslippers.
Maria, zeven jaar. Trekt sinds drie jaar haren uit haar hoofdhuid en eet ze op. Geen effect van behandeling kinderpsycholoog, zo vermeldt de verwijsbrief van de huisarts.
Opgelaten kijkt ze uit het raam, de donkere ogen gevuld met tranen. Praten wil ze niet, de muts afdoen al helemaal niet. Ook moeders ogen worden vochtig als ze vertelt over de onbedwingbare neiging van Maria tot het uittrekken en vervolgens opeten van de hoofdharen. De foto’s op moeders telefoon liegen er niet om; als struikgewas op een savanne tekenen de plukjes haar zich af tegen de achtergrond van een inmiddels bijna kale hoofdhuid.
Thuis zijn er grote zorgen; vader woont in Suriname, moeder runt daarom noodgedwongen het gezin van vijf kinderen alleen, waarbij ze rond moet zien te komen van een uitkering. Reden waarom de huisarts begrijpelijkerwijs dacht aan trichotillomanie, een psychische aandoening waarbij er een drang bestaat om haren uit te trekken, die kan verergeren onder stressvolle omstandigheden.
Hulp van de kinderpsycholoog en de maatschappelijk werker heeft tot op heden echter geen soelaas geboden; tot grote frustratie van moeder en Maria lukt het niet om het patroon te doorbreken. Ondertussen lijdt Maria zichtbaar onder het probleem. De kinderen in de klas pesten haar, trekken haar muts af en lachen haar uit, al de pogingen van de juf om de plagerijen te stoppen ten spijt.
Barbie
Wat mij opvalt in het verhaal is dat Maria ook andere dingen opeet die niet voor consumptie bestemd zijn. Op school gemaakte tekeningen, bedoeld voor het prikbord thuis in de keuken, verdwijnen in haar maag, evenals wc-papier en zand. Ook poppen zijn niet veilig; tot grote woede van haar zusje heeft Maria de met zorg gekamde haren van haar barbie uitgetrokken en opgegeten.
Het doet me denken aan pica, een intrigerend verschijnsel dat we geregeld zien bij jonge kinderen met een ijzergebrek, waarbij er een hunkering bestaat naar niet-eetbare dingen, zoals zand, klei, behang en papier. De gedachte is dat dit komt doordat het verzadigingscentrum in het brein ontregeld raakt vanwege het tekort aan ijzer. We testen het ijzergehalte in het bloed van Maria, dat inderdaad te laag blijkt te zijn.
Een halfjaar later en een paar honderd ijzertabletjes en een ijzerinfuus verder, zien we elkaar weer op de polikliniek. Het ijzergehalte in het bloed is inmiddels fraai hersteld. De opluchting is van moeders en Maria’s gezicht te lezen als ik ze uit de wachtkamer haal. In plaats van een muts zie ik nu een kunstig kapsel dat me doet denken aan het Vrijheidsbeeld in New York, met rastastaartjes die fier de lucht in steken. Tot ons aller vreugde zijn de picaklachten als sneeuw voor de zon verdwenen.
Als je haar maar goed zit…
Maria heet in werkelijkheid anders.
De auteur is kinderarts bij het Máxima MC