Door de oorlog in Oekraïne en een toenemende dreiging van Rusland, staat dienstplicht in steeds meer Europese landen op de agenda. „In de Baltische staten is dat niet onverstandig”, vindt militair historicus Christ Klep. „Maar Europa moet ervoor waken dat het niet in alarmisme verzinkt.”
Toen de Koude Oorlog eindigde en de betrekkingen met post-Sovjet Rusland warmer werden, leek de dienstplicht in grote delen van Europa tot het verleden te behoren. België schafte de dienstplicht in 1994 af, Nederland volgde twee jaar later. Finland, Denemarken, Estland en Noorwegen besloten de dienstplicht te behouden, evenals Oostenrijk en Zwitserland.
Hoewel veel Europese landen vandaag de dag leunen op een beroepsleger, hebben veranderingen in de veiligheidssituatie geleid tot een heroverweging van de dienstplicht. Daarin was 2014 —het jaar waarin Rusland de Krim annexeerde— een omslagmoment. De spanningen in de Baltische regio zorgden ervoor dat Litouwen de dienstplicht, die in 2008 afgeschaft was, in 2015 weer invoerde; Zweden volgde in 2017. Door de Russische agressie in Oekraïne besloot ook Letland vorig jaar de dienstplicht opnieuw te introduceren.
„Dienstplicht wordt nog altijd eerder gezien als plicht dan als recht ” - Christ Klep, militair historicus
Vanuit historisch perspectief is dat interessant, vindt militair historicus Klep. „In geen enkel land is de dienstplicht in het verleden populair geweest. Weinig burgers vinden het volkomen vanzelfsprekend en fijn om te doen voor hun land. Het wordt nog altijd eerder gezien als plicht dan als recht.”
Kentering
Toch is het goed te verklaren dat de Scandinavische landen en de Baltische staten ervoor kiezen, stelt Klep. „Zij liggen dicht aan de Russische grens en voelen de hete adem van Poetin in hun nek.” De keuze voor dienstplicht betaalt zich daar ook uit. In Finland, dat een 1344 kilometer lange grens met Rusland heeft, worden elk jaar zo’n 21.000 nieuwe rekruten getraind. Het land beschikt inmiddels over een modern leger en 900.000 goedgetrainde reservisten.
In West-Europa wordt de noodzaak van dienstplicht veel minder gevoeld: in landen als Spanje, Portugal en Groot-Brittannië —een van de Europese grootmachten— wordt het nog altijd niet overwogen. Daarentegen is in een aantal andere landen wel een kentering gaande. Zo heeft Duitsland de militaire dienstplicht in 2011 opgeschort, maar heeft defensieminister Boris Pistorius opgeroepen die opnieuw in te voeren: „Het afschaffen ervan was een vergissing en zou het belang van deze instellingen voor het functioneren van onze samenleving kunnen aantonen”.
Ook Frankrijk overweegt een vorm van dienstplicht, net als de Italiaanse vicepremier Matteo Salvini, die zei dat „een jaar van het onderwijzen van de regels, goede manieren en plichten, goede burgers zal opleveren”.
Of het goed is dat Europese landen nadenken over dienstplicht? „Ja en nee”, vindt Klep. „Het is goed dat mensen iets terug willen doen voor hun land. En in Scandinavië en de Baltische staten vind ik dienstplicht vanwege de nabijheid van Rusland ook voor de hand liggend. Die landen zeggen: Rusland heeft veel mankracht, dan moeten wij dat ook hebben. Daar zit wat in.”
Tegelijkertijd is de militair historicus bang dat Europa —en dat geldt met name voor West-Europese landen—verzinkt in alarmisme. „Iedereen roept dat de Russen voor de deur staan. Joe Biden deed dat, evenals de Nederlandse NAVO-admiraal Rob Bauer. Ik vraag me af of het verstandig is dat te doen. Ik ontken niet dat er een dreiging van Rusland uitgaat, maar of die zo ernstig is als wordt gesuggereerd? Poetin heeft al de grootste moeite om de veroverde gebieden in Oekraïne vast te houden.”
Selectieprocedure
Afgezien van de discussie of dienstplicht wel of niet wenselijk is, is het volgens Klep de vraag of het haalbaar is. „Destijds is het systeem in veel landen structureel afgebouwd. Om dat weer in te voeren en iedereen op te leiden, heb je veel geld, middelen en personeel nodig. In vergelijking met landen in Oost-Europa —waar salarissen relatief laag liggen— kosten soldaten hier ook veel. In Nederland besteden we bijna 60 procent van het defensiebudget aan salarissen en pensioenen. Dat bedrag zou met dienstplichtigen alleen maar stijgen.”
„Wapensystemen ontwikkelen zo snel, dat je dienstplichtigen voortdurend op zou moeten roepen om bij te trainen ” - Christ Klep, militair historicus
Een dienstplichtigenleger is ook minder effectief dan een beroepsleger, stelt de militair historicus. „Om naar het front te kunnen, moeten dienstplichtigen minimaal 6 maanden training hebben gehad. Voor het om kunnen gaan met specialistische apparatuur zoals radars en GPS-systemen, heb je zeker 9 tot 12 maanden nodig. Daarnaast ontwikkelen wapensystemen zo snel, dat je dienstplichtigen voortdurend op zou moeten roepen om bij te trainen.”
Wanneer landen toch kiezen voor dienstplicht, is het Zweedse model het meest effectief vindt Klep. Door middel van een selectieprocedure wordt slechts een klein deel van de dienstplichtigen ingezet. „Dat levert een win-winsituatie op. Je hebt een grote pool waar je uit kunt kiezen en omdat geselecteerd wordt op basis van motivatie, komen mensen ook nog eens vrijwillig. Daarmee kun je een hoge kwaliteit binnenhalen.”
Zeevloot
Desondanks is Klep ervan overtuigd dat dienstplicht niet het verschil zal maken. Noodzakelijk is het volgens hem ook allerminst. „De economie van de NAVO is 25 keer zo sterk als die van Rusland. En als je kijkt naar het aantal militairen: Rusland kan er zo’n 700.000 inzetten. De hele slagkracht van de NAVO bedraagt 5 miljoen soldaten. Als je daarnaar kijkt, hebben we voorlopig geen dienstplichtigen nodig. Bovendien: als het Oekraïne al lukt met drones en raketten een aanzienlijk deel van de Zwarte Zeevloot uit te schakelen, wat kan de NAVO dan wel?”
„De hele slagkracht van de NAVO bedraagt 5 miljoen soldaten; daarom hebben we voorlopig geen dienstplichtigen nodig ” - Christ Klep, militair historicus
Klep erkent dat sommige individuele landen over te weinig middelen beschikken. „Dat geldt ook voor Nederland. Als een grotere mogendheid ons aanvalt, zullen we opnieuw binnen enkele dagen onder de voet gelopen worden. Daarom is het niet verkeerd zelf voldoende materieel te hebben. Nederland zou bijvoorbeeld best wat meer Patriots (luchtafweerraketten, AS) kunnen gebruiken.”
Ook haalt een aanzienlijk deel van de NAVO-leden de norm van 2 procent niet; iets wat onder meer Donald Trump mateloos irriteert. „Natuurlijk is het goed om een norm te hebben, maar ook dat is uiteindelijk maar een politiek getal”, vindt Klep. „De kwaliteit van samenwerking is veel belangrijker. We vormen met elkaar een legermacht, die voldoende capaciteiten heeft. Daarom moeten we meer elkaars sterktes uitbuiten. Daar ligt de eerste opdracht.”