Het glanzende glaspaleis van Van Nelle in Rotterdam
Het was de modernste fabriek van Europa, vol licht, lucht en ruimte en opgebouwd uit glas, staal en beton. De Van Nelle ”daglichtfabriek” aan de Delfshavense Schie wordt al vanaf de opening in 1929 bejubeld.
Inmiddels is het gebouw tien jaar Unesco-werelderfgoed. Tegelijk is het privébezit dat wordt verhuurd aan zo’n 170 ondernemers. Een spannend huwelijk tussen commercie en cultuurbehoud.
Het begin. Drie directeuren van de ”Erven de wed. J. van Nelle” besluiten rond 1920 de donkere, muffe fabriekspanden in de Rotterdamse binnenstad te verlaten. Het florerende –en groeiende– Van Nelle moet verplaatst naar Delfshaven, waar een terrein van zeven voetbalvelden groot wordt gekocht. De nieuwe fabriek moet aan de modernste eisen voldoen. Veel licht en lucht en ruimte, een aangename werkplek voor de arbeiders, met zelfs koud en warm stromend water en een goede hygiëne. Op een deel van het terrein worden sportvelden aangelegd voor voetbal en tennis. Want een goede werksfeer geeft arbeidsvreugde en dat komt de productie weer ten goede. Het is een schoolvoorbeeld van het nieuwe bouwen, zoals de Duitser Walter Gropius in zijn Bauhaus-academie heeft uitgedacht. Daarbij is niet alleen de architectuur belangrijk, maar ook het design van inrichting en meubilair. Alles moet op elkaar worden afgestemd tot een ”Gesammtkunstwerk”. De Rotterdamse meubelfabriek Gispen verzorgt de inrichting en vestigt daarmee haar naam.
De toonaangevende Zwitserse architect Le Corbusier kan bij een bezoek aan de fabriek zijn geluk en verwondering niet op: „U heeft in Rotterdam een schitterend bewijs van het leven dat komt! Van een puurheid, zo onvoorwaardelijk zuiver!” Daarmee worden alle bezwaren en bedenkingen van orthodoxe bouwers weggevaagd.
In 1985 wordt het complex geregistreerd als nationaal monument. Tien jaar later is de fabriek enkele malen van eigenaar verwisseld en gaat de stekker definitief uit ”De erven de wed. J. Van Nelle”. Het is afgelopen met Van Nelle Supra-koffie, met thee en tabak, met Chiclets-kauwgum en Saroma-puddingpoeder. Maar het fabrieksgebouw heeft nog niets van zijn glans verloren.
Toch wordt het wat tobberig met het pand. Eigenaars volgen elkaar op, beloften verdampen, hoge verwachtingen komen niet uit, het onderhoud blijft onvoldoende. Terwijl intussen het gebouw in 2014 wel is vastgelegd als werelderfgoed. Met de verplichting om dat in stand te houden.
Meer reuring
In 2018 –de fabriek staat alweer in de etalage– besluiten twee investeerders het complex te kopen en nieuw leven in te blazen. Een van hen is de Utrechtse advocaat Edwin van Schajik (51). Hij zetelt nu als deeltijddirecteur in een glazen ruimte die tegen het ketelhuis aan is geplakt. „Vroeger was dit het kantoor van de havenmeester, vanwaaruit hij zicht had op de Schie en de aangemeerde schepen die werden gelost. Wat wij aantroffen? Een schitterend erfgoedobject in een erg vervallen staat. De ruimtes in de fabriek waren te huur voor ondernemers, maar slechts 59 procent was bezet. Renovatie was dus hard nodig om de fabriek te redden, maar ook om meer ruimtes te kunnen verhuren.”
Behalve het opknappen van het gebouw en het aantrekken van meer huurders, wilden de investeerders de oude reuring op het terrein terugbrengen. „Vroeger was het een drukte van belang”, zegt Van Schajik. „Er reden hier vrachtwagens, het krioelde van de Van Nelle-busjes. Mensen liepen van het ene naar het andere gebouw, schepen meerden aan en hijskranen reden langs de kade. Maar het terrein was de laatste jaren alleen toegankelijk voor mensen die hier werkten. Nu hebben we het opengesteld voor iedereen. Als je wilt, parkeer je hier je auto en maak je foto’s, of je eet wat in het restaurant. Wil je ín de fabriek kijken, dan regel je een rondleiding via Urban Guides in samenwerking met het Chabotmuseum.”
Inmiddels is de fabriek opgeknapt, het ijzer en beton zijn schoongemaakt, installaties zijn vernieuwd, alles is roestvrij en fris geschilderd. Er werken hier ruim 2500 mensen, meer dan ooit bij Van Nelle. „Nu richten we ons op verduurzaming”, zegt Van Schajik. „Een van onze huurders, een datacentrum, produceert veel warmte bij het koelen van de servers. We hebben een deal gemaakt en gebruiken die warmte nu in onze gebouwen. Verder komen er op een van de parkeerterreinen zonnepanelen en komt er op een andere plek een batterij om stroom op te slaan. Het gasverbruik van 800.000 kuub per jaar is al met bijna 70 procent teruggebracht. En er wacht nog een flinke besparing op elektriciteit.”
Van Schajik kent veel mensen op het terrein, wordt de ”burgemeester van Van Nelledorp” genoemd. Zelf vergelijkt hij zich bescheiden liever met ”een soort vakantieparkbeheerder”. Praatje hier, kletsje daar, een handdruk, schouderklopje of „effe een bakkie”. We gaan de fabriek in. Eerst langs het oude directiegedeelte.
Van Schajik: „De drie directeuren hadden elk een eigen garage, met een directe ingang naar hun kamer. Ze hielden wel graag een oogje in het zeil. Dit was weliswaar de modernste fabriek van Europa, maar toezicht op het personeel bleef nodig, vonden ze. Daarom loopt aan de voorzijde van het hoofdgebouw een gang die nagenoeg is verzonken onder het maaiveld. Vandaar konden de directieleden ongezien alle afdelingen bereiken. Zelfs de wenteltrap naar dat laaggelegen gedeelte werd afgeschermd.”
Paddenstoelen
De buitenzijde van het gebouw is van glas, dragende muren zijn er niet, dus het glas hangt als een gordijn aan de verdiepingsvloeren. Die vloeren rusten op betonnen pilaren. „Normaal gesproken zouden op de pilaren draagbalken liggen”, licht Van Schajik toe. „Maar het plafond moest vlak blijven om de transportsystemen aan te bevestigen. Daarom kregen de pilaren verbrede bovenkanten, een foefje dat in Amerika al was beproefd, maar hier volstrekt nieuw was en met argwaan werd bekeken. Er waren nog geen goede rekenmethoden om de draagkracht van deze ‘paddenstoelen’ vast te stellen. Later kon dat wel en werd duidelijk dat als ruim de helft van de pilaren zou worden verwijderd, het gebouw nóg blijft staan.”
Een kleine lift kachelt ons naar boven, naar de tearoom, die als een ronde bonbonnière op het dak staat en uitzicht biedt over de stad Rotterdam en de Spaanse polder. „Hier werden koningin, burgemeesters en andere belangrijke mensen ontvangen.”
Schalkse blikken
In het hoofdgebouw werden tabak, koffie en thee verwerkt. „Op de bovenste verdiepingen kwamen de onverwerkte producten –balen tabak, zakken koffie en thee– binnen, op lagere etages werden die verwerkt. Tot op de onderste verdieping de verpakte shag, sigaretten en pakken koffie en thee werden klaargemaakt voor expeditie.”
In het koffiefabriekgedeelte werkten behalve mannen ook veel dames om de koffiebonen te sorteren. „Daarom waren er twee trappen kruislings naast elkaar gebouwd; een voor de heren, een voor de dames. Op elke verdieping stond een toezichthouder. Om te voorkomen dat schalkse blikken van de heren de damesenkels bereikten.”
In het gebouw wordt een Van Nelle-tentoonstelling ingericht met een volgens Van Schajik hoog ”o ja-gehalte”. Kabouter Piggelmee uit de kinderboekenserie die Van Nelle uitgaf leeft nog steeds in het geheugen van de mensen. ”In het land der blonde duinen en niet heel ver van de zee…” Kinderserviesjes, prentenboeken, plaatjesalbums, tinnen blikken – de hele collectie is nog in de fabriek aanwezig.
In de grote hallen worden evenementen en congressen georganiseerd, waar tienduizenden bezoekers op afkomen. Voor corona waren er jaarlijks 22.000 bezoekers die de fabriek kwamen bekijken. Van Schajik blikt vooruit: „We hopen binnen enkele jaren door te groeien naar 50.000 bezoekers. Daarom is achter de portiersloge met hulp van de gemeente een bezoekerscentrum ingericht, waar de rondleidingen zullen beginnen. Inmiddels is besloten dat er een Van Nelle-station komt, zodat de fabriek ook per trein bereikbaar wordt. Want het openbaar vervoer naar de fabriek moet veel beter.”
Naast de garages van de bedrijfsbrandweer is restaurant Black smoke geopend, „met de grootste barbecue van Europa”. Ook wordt gewerkt aan de Van Nelle Academy, waar scholieren en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt praktijkopleidingen krijgen. „Dat vraagt om goede contacten met het bedrijfsleven en onderwijs”, zegt Van Schajik. „De oude filmzaal is in ere hersteld; hier worden historische films over de fabriek en Rotterdam vertoond en worden schoolklassen ontvangen voor educatie. En o ja, niet vergeten, op onze kade aan de Delfshavense Schie heeft altijd een hijskraan gestaan. Zo’n kraan zou ik dolgraag nog eens op de kop tikken. Wie weet…”