Het kabinet wil laten onderzoeken welke juridische ruimte Nederland heeft om desgewenst harder op te treden tegen demonstraties waarbij het demonstratierecht kan schuren met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Dat kan, zo valt te lezen in een Kamerbrief , bijvoorbeeld aan de orde zijn bij demonstraties bij abortusklinieken of bij woningen van politici en andere personen.
Dergelijke demonstraties leidden al verschillende keren tot pijnlijke situaties, staat in de brief die is opgesteld door de demissionaire bewindslieden De Jonge (Binnenlandse Zaken) en Yeşilgöz (Justitie). De twee benadrukken dat een burgemeester de wenselijkheid of onwenselijkheid van de boodschap van een demonstratie nu geen rol mag laten spelen bij zijn beoordeling al dan niet op te treden. Ongeacht de uitkomsten van het onderzoek willen ze die lijn blijven handhaven.
Wel wijzen beide ministers erop dat het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) landen meer mogelijkheden biedt om de aantasting van andermans grondrechten mee te wegen in een dergelijke beoordeling dan Nederland nu benut. Om die reden willen ze laten onderzoeken hoe andere landen omgaan met demonstraties waarbij de rechten en vrijheden van anderen in het gedrang komen.
Het onderzoek wordt uitbesteed aan het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC), dat valt onder het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Dat instituut moet ook bekijken hoe andere landen omspringen met de nationale veiligheid als grond om demonstraties te beperken. Onder andere rond Koranverbrandingen en het vernietigen van andere levensbeschouwelijke boeken kan dat een relevant criterium zijn.