De afstand tot de abortuskliniek maakt het prolifedemonstranten in Zwolle haast onmogelijk om ongewenst zwangere vrouwen op het laatste moment op andere gedachten te brengen. Toch weigeren de wakers van Schreeuw om Leven weg te gaan.
Dinsdagmorgen, iets na halfnegen. Twee dames knopen een spandoekje aan het hek bij de fietsenstalling van station Zwolle. ”Elk leven beschermwaardig”, staat erop. Vanaf deze plek zullen ze de abortuskliniek in de gaten houden.
Het pand valt nauwelijks op tussen de hoge huizen in de straat. Alleen de met graffiti bespoten muur aan de zijkant trekt de aandacht. Een vrolijke verftekening kleurt de sombere stenen langs de trap die naar de ingang leidt. Naast de deur hangt een bordje: ”Stimezo-Zwolle. Centrum voor geboorteregeling”.
Wie naar binnen gaat, kan de woorden op het doek aan de hek niet eens lezen. Toch komen Jozefien Rechell (24) uit Arnhem en Aaltje Hoeve (53) uit Rouveen speciaal voor bezoekers van de kliniek naar Zwolle. De demonstranten willen met ongewenst zwangere vrouwen in gesprek gaan, hun hulp aanbieden. In de hoop dat zij alsnog kiezen voor het leven. Voordat de vijf dagen bedenktijd voorbij zijn. Misschien wel net voordat ze straks in de behandelkamer liggen.
Deze morgen staan de twee zo’n 70 meter van de kliniek af. Eerst dirigeerde de burgemeester hen al naar de overkant, „om overlast te voorkomen en in het belang van de verkeersveiligheid.” Maar volgens de vrouwen kan de ingang van de stationsfietsenstalling –omgeven met hekwerk– moeilijk als ideale demonstratielocatie gezien worden. De dames moesten constant aan de kant voor mensen die hun rijwiel kwamen stallen of ophalen. Wilden ze passanten niet in de weg zitten, dan moesten ze op de stoeprand langs het hek staan. Pal langs de weg waar auto’s, fietsers en brommers langs zoeven. Niet bepaald veilig.
Dus besloot de burgemeester de betogers vorige week te verplaatsten naar verderop in de straat. De dames krijgen een plek op een stukje stoep naast de fietsenstalling. Daar is het wachten. Wachten op kliniekbezoekers. Bij elke vrouw die ze aan de overkant signaleren, staan Jozefien en Aaltje op scherp. Zal zij straks het trapje op lopen? „Soms zie je dat iemand emotioneel is of zenuwachtig bij de parkeerautomaat staat”, zo herkent Jozefien hen.
Maar wat als het zover is? Wat kan ze doen op deze afstand? Ze weet het ook niet goed. Roepen naar de overkant heeft geen zin. En de straat oversteken mag niet, want dít is hun demonstratieplek.
Verliefd
Tot een paar weken terug konden ze nog op de stoep van de kliniek vrouwen aanspreken voordat ze achter de deur verdwenen. Veel kliniekbezoekers slaan dat aanbod af, maar soms zijn er mooie gesprekken. Aaltje herinnert zich een jonge meid die er alleen voor stond. „We vertelden dat er hulp is, waarop ze rechtsomkeert maakte. Ik ga er nog een nachtje over slapen, zei ze.”
Of pas dat jonge stel – „zo verliefd op elkaar.” Ze zagen hen afscheid van elkaar nemen bij de trap, want vanwege de coronamaatregelen mag een vrouw niemand meenemen naar binnen. „Erg hè, om dat in je eentje te moeten doen”, zegt Jozefien.
De man die buiten bleef, stond open voor een gesprek en nam een boekje aan over de ontwikkeling van een baby. „We vertelden dat een zwangerschap ook leven is. Jullie kunnen het, zeiden we. We hadden gezien hoe gek ze op elkaar waren.” Later die dag vroegen ze een gebedsgroep te bidden voor het stel.
„Je hebt toch een zaadje geplant. Ik geloof dat God daarmee verdergaat”, zegt Jozefien. De waakster raakte zelf al jong ongepland zwanger. Ze ging door een moeilijke periode, maar koos voor haar kind. Nu wil ze andere vrouwen helpen. „Ik begrijp hun situatie goed, weet hoe ze zich voelen. Mijn ervaring wil ik met hen delen. Er zijn andere opties dan abortus.”
Dreigementen
Aaltje was al jaren van de partij bij de Mars voor het Leven voordat ze zich een jaar geleden aanmeldde om bij de Zwolse kliniek te staan. „Ik zag de nood, voelde de drang om op te komen voor het ongeboren leven. Zelf had ik graag kinderen gehad, maar die zijn niet gekomen.” Om die reden én omdat ze geen vreemde talen spreekt, vond ze zichzelf niet geschikt als waker. Na een oproep voor vrijwilligers belde ze toch. „Nu is het werk deel van mijn leven geworden. Na een gesprek staat het gezicht van zo’n vrouw op je netvlies. Dan ben je de hele week met haar bezig – in gedachten, in gebed.”
Niet altijd wordt het tegengeluid bij de abortuskliniek rustig aangehoord. De vrouwen stonden meermaals oog in oog met boze echtparen en kregen dreigementen naar hun hoofd geslingerd. „Houd je bek! Ik sla je tanden uit je mond.” Het bleef bij woorden. „Bang ben ik niet geweest. Ik ervaar dat we daar mógen staan, in Zijn Naam”, zegt Aaltje. „Daarom is het zo’n gevecht. Een gevecht tussen leven en dood. Dat voel je.”
Terwijl naast hen een ronkende vrachtwagen zijn lading lost, houden de dames nauwlettend de overkant in de gaten. Gespannen volgen ze een vrouw die voor de parkeerautomaat staat. Zou ze wel of niet de trap op gaan? „Gelukkig”, verzuchten ze even later als ze voorbijloopt.
Boa’s
„Goedemorgen, dames van het goede leven!” begroeten twee boa’s de betogers. „Hoe gaat het?” „Niet zo goed, we staan te ver weg”, wijst Aaltje. „Ik hoop dat we volgende week weer op onze oude plek mogen staan.”
„Ik vrees dat het niet alleen voor vandaag is”, reageert een van de handhavers, die altijd even komen kijken. „De burgemeester heeft dit besluit genomen voor jullie veiligheid.” De vrouwen staan ook nu niet op de juiste plek, vertelt hij. Ze moeten nog zo’n 5 meter richting het station. „Dit is toch geen demonstratierecht”, vindt Aaltje, die de spandoek losknoopt. Haar stem klinkt vol frustratie. De boa’s kunnen het ook niet helpen, ze moeten toezien op de naleving van het besluit.
Tegen elven lost Willem van Benthem (47) de vrouwen af. De vrachtwagenchauffeur uit Genemuiden gaat flyeren. Daarvoor is geen vergunning nodig, zolang je geen vaste standplaats hebt. Schreeuw om Leven bedacht het alternatief om toch dichter bij de kliniek te kunnen komen en beter met bezoekers in gesprek te kunnen gaan.
Gewapend met een stapeltje ”Leef”-magazines beent Willem meer dan een uur lang over de stoep langs de kliniek. Heen en terug. Heen en terug. „Nee, dank u”, reageert een man met mondkapje als hij het blad van Schreeuw om Leven aanbiedt. Een jongedame belooft het te lezen.
Verwacht hij geen problemen met zo’n truc om de zogenoemde bufferzone te ontlopen? Hij haalt zijn schouders op. „Anders sluiten ze me maar op hoor. Misschien heb ik door hier te zijn ooit een leven kunnen redden.” Elke werkdag worden er 115 kinderen gedood, weet Willem. „Ze hebben geen stem. Zet de slachtoffers van abortus eens naast die van corona.”
Hij kijkt over zijn schouder. Zodra hij vermoedt dat iemand richting de trap loopt, draait hij zich om. Maar zover komt het deze morgen niet.
Gebedsverhoring
De deur van de kliniek blijft dicht. Een week eerder gingen er vijf of zes vrouwen naar binnen. De drie weken ervoor ook niemand. „De eerste keer was ik dankbaar”, vertelt Aaltje. „Een wonder van God, dacht ik, gebedsverhoring. Ik weet dat er mensen bidden dat de deuren van de kliniek gesloten blijven.” Maar toen zich de weken erna ook niemand meldde, kreeg ze argwaan. „Zouden ze bewust geen afspraken plannen als wij hier staan?”
En toch gaan de vrijwilligers door. Al spreken ze geen bezoeker en al staan ze op grote afstand van de kliniek, de wakers denken niet aan opgeven. „Ik weet dat ik dit moet doen”, zegt Jozefien. „Geloven is ook volharden. Al vind ik het zwaar om hierheen te gaan en denk ik soms: dit heeft geen zin. Nutteloos is dit nooit. We laten ons zien op straat, aan de kliniek. Die willen we niet laten ‘winnen’. En ik geloof dat God op andere manieren werkt dan alleen door gesprekjes met bezoekers. Zijn wegen zijn ondoorgrondelijk.”