Pijnlijk einde aan glansrijke carrière Lubbers
Woede zal deze dagen toch wel de overheersende emoties zijn bij Lubbers. Zo’n prachtcarrière, die op zo’n banale manier eindigt. Twaalf jaar lang was hij premier van Nederland, daarna reisde hij als baas van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR ruim vier jaar lang allerlei brandhaarden af en pleitte met gezag op het wereld-toneel voor een beter lot voor vluchtelingen en ontheemden. Dat alles is nu verdwenen.
Van internationaal gerespecteerd staatsman en beschermer van verschoppelingen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten is de 65-jarige CDA’er op internet verworden tot meelijwekkend mikpunt van spot. Daar wordt volop geroddeld over vermeende buitenechtelijke relaties in Lubbers’ tijd in politiek Den Haag.
De drie kabinetten-Lubbers kenmerkten zich door een hard bezuinigingsbeleid, maar worden achteraf algemeen als noodzakelijk en succesvol beoordeeld. Aan het einde van zijn nationale politieke loopbaan liep Lubbers twee keer een hoge internationale post mis (als voorzitter van de Europese Commissie in 1994 en een jaar later als NAVO-chef).
Eind 2000 verkoos VN-baas Kofi Annan de Rotterdammer Lubbers als hoge commissaris voor de vluchtelingen, boven de officiële Nederlandse kandidaat, toenmalig minister Pronk. Stond Lubbers in zijn Haagse tijd als premier nog bekend om zijn wollige, soms onbegrijpelijke taalgebruik, in de ruim drie jaar bij de VN nam hij steeds minder een blad voor de mond.
Zo zei hij onomwonden dat zijn hulporganisatie schade ondervond van de ”as van het kwaad”-rede van de Amerikaanse president Bush. Tot deze as behoorden Irak, Iran en Noord-Korea. Volgens Lubbers wordt de UNHCR daardoor gezien als een deelnemer in de kruisvaart van het Westen tegen de islam.
Eerder al uitte Lubbers kritiek op het tweede kabinet-Balkenende, dat volgens hem bezuinigde op de bijdrage aan de UNHCR. Als hoogste baas van die organisatie heeft Lubbers 6000 mensen onder zich, die in 115 landen hulp verlenen aan 20 miljoen vluchtelingen en ontheemden. Zelf zag Lubbers de afgelopen jaren af van zijn jaarsalaris van 300.000 dollar.
Lubbers was ook kritisch over het Europese asielbeleid en noemde de manier waarop de Amerikaanse regering sinds 11 september 2001 omgaat met moslims en asielzoekers „verschrikkelijk en vernederend.”
Bang voor een negatief effect van zijn woorden was hij niet. „Deze baan is al zo’n voorrecht. Wat zou er mooier zijn dan dat ze me wegsturen omdat ik te kritisch ben. Dat zou fantastisch zijn”, zei hij in mei 2003. Dat hij niet wegens een kritische geest maar op beschuldiging van handtastelijkheden zou moeten vertrekken, kon hij toen niet voorzien.
Lubbers’ metamorfose van streng CDA-premier naar bevlogen ijveraar voor de zwakkeren voltrok zich na een periode van luwte. Toen hij uit de nationale politiek verdween, kreeg hij niet veel meer aangeboden dan het hoogleraarschap globalisering aan de toenmalige Katholieke Universiteit Brabant in Tilburg.
Lubbers had daarvoor bijna twaalf jaar het land geregeerd, langer dan enig andere Nederlandse premier. De politiek begon voor de op 7 mei 1939 in Rotterdam geboren Rudolphus Franciscus Marie Lubbers in 1970, toen hij voor de KVP toetrad tot de toenmalige Rijnmondraad. Drie jaar later al werd hij minister van Economische Zaken onder premier Den Uyl.
Na de val van dat kabinet werd hij lid van de Tweede Kamer voor het CDA, waarin de KVP was opgegaan. In 1978 werd hij fractievoorzitter, nadat zijn voorganger Aantjes na beschuldigingen over zijn oorlogsverleden was afgetreden. Zijn partij- en geloofsgenoot Van Agt was destijds premier. Die fakkel nam Lubbers in 1982 over. Lubbers gaf tot en met 1994 leiding aan drie opeenvolgende kabinetten, twee met de VVD en een met de PvdA.
Lubbers ontwikkelde zich in die periode tot gerespecteerd staatsman. In Nederland zullen weinigen twijfelen aan zijn vermogen botsende standpunten tot elkaar te brengen. Natuurlijk is er gemord over de niet altijd zachtzinnige methoden die Lubbers daarvoor gebruikte. Maar alleen al uit het feit dat zijn eerste en zijn derde kabinet de volledige rit hebben uitgezeten en het tweede het bijna drie jaar uithield, blijkt zijn politieke laveerkunst.
Lubbers’ nationale successen leken de voorbode van een glansrijk vervolg op het internationale vlak, maar dat kende tot twee keer toe een valse start. In 1994 mocht Lubbers van de Duitse bondskanselier Kohl (ook een christen-democraat) geen voorzitter van de Europese Commissie worden.
Een jaar later werden Lubbers’ ambities opnieuw gefrustreerd. Dit keer waren het de Amerikanen die zijn kansen voor de opvolging van de secretaris-generaal van de NAVO torpedeerden. Lubbers faalde tijdens een sollicitatiegesprek met de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Warren Christopher.
Ook het afscheid van het nationale toneel verliep niet zonder drama. Lubbers had, ruim voor de verkiezingen van 1994, Brinkman aangewezen als kroonprins. Kort voor de verkiezingen liet hij zijn opvolger echter vallen als een baksteen door in het openbaar te verkondigen dat hij niet op Brinkman, maar op minister van Justitie Hirsch Ballin zou gaan stemmen. Het CDA verloor de verkiezingen op een wijze die nog nooit was vertoond, waardoor de weg vrijkwam voor het eerste van twee paarse kabinetten. Voor het eerst in 75 jaar zat er geen confessionele partij in de regering.
Maar Lubbers revancheerde zich volledig met zijn werk voor de UNHCR. In de tussentijd kreeg hij nog een reeks aan internationale onderscheidingen en eredoctoraten en werd hij in 1995 benoemd tot minister van staat. Te vrezen valt nu echter dat Lubbers niet alleen zal worden herinnerd om zijn politieke prestaties, maar toch ook om beschuldigingen van ongewenste intimiteiten.