De meeste mensen in westerse landen zijn mensjes-nooit-genoeg. Ze zitten in een hedonistische tredmolen, zegt arbeidspsycholoog Arjan van Dam in ”Gevangen in nooit genoeg”. In dat boek deelt hij ook een recept om uit die molen te ontsnappen.
Arjan van Dam (53) werkt als coach, trainer en psycholoog. De inwoner van Hilversum houdt zich veel bezig met thema’s als burn-out, prestatiedruk en de consumptiemaatschappij. In 2009 verscheen zijn eerste boek, ”De kunst van het falen”. Hij promoveerde in 2020 op de relatie tussen doelen die mensen stellen en hun welbevinden. En vorige week vrijdag kwam bij KokBoekencentrum ”Gevangen in nooit genoeg” uit. Daarin zoekt hij onder andere een antwoord op de vraag: Waarom willen we meer, terwijl we nog nooit zo veel gehad hebben?
Vanwaar die vraag?
„In mijn eerste boek ging het ook over het streven naar meer geluk. Toen behandelde ik dat thema vooral vanuit het oogpunt van werk en ontwikkeling – we proberen gelukkiger te worden door het behalen van zakelijke successen. Bij het maken van dat boek begon ik na te denken over die vraag, waarom we denken gelukkig te worden door meer te consumeren, terwijl we al zo veel hebben.
De welvaart is in Nederland en andere westerse landen gigantisch groot, en de economie is erop gericht om die nóg groter te maken. En dat lukt. Maar we worden er nauwelijks gelukkiger van. De problemen die de welvaart oplevert, zijn groter dan de voordelen ervan.
Er zijn vanuit de psychologie veel betere manieren om meer geluk te ervaren. Daar wilde ik dus ook een boek over schrijven.”
Waarom heeft het zo lang geduurd voor het boek verscheen?
„In 2012 had ik een concept voor het boek klaar. Maar de uitgever van mijn eerste boek dacht niet dat mensen op zo’n verhaal zaten te wachten. Twee andere uitgeverijen zeiden ook dat de tijd er nog niet rijp voor was. Dus toen is het op de plank blijven liggen.”
Waarom is de tijd er in 2024 wel rijp voor?
„We zien nu nog meer dan in 2012 wat ons gedrag met de aarde doet. We putten de planeet uit. Steeds meer mensen vinden het jagen naar rijkdom moreel onjuist, omdat het ten koste gaat van armere wereldbewoners.”
U zegt dat mensen nauwelijks gelukkiger worden van welvaart. Maar in de lijstjes met meest gelukkige landen doen de rijke het heel goed. Hoe zit dat?
„Welvaart maakt een mens gemiddeld genomen wel iets gelukkiger, maar die betere score staat niet in verhouding tot de kosten ervan. Je kunt het vergelijken met het verwarmen van je terras door de kachel in huis héél hoog te zetten. Dat is in theorie een manier om het naast je huis iets aangenamer te maken, maar het kost enorm veel. En dat is precies wat we als westerse landen nu doen.”
Waarom maakt welvaart niet zo gelukkig als velen denken?
„Omdat we in een hedonistische tredmolen lopen. Hedonisme is genotzucht. Daar is ieder mens vatbaar voor, maar in onze maatschappij zijn we daar wel buitensporig sterk op gericht. We willen goedkoop en snel veel genot, anders voelen we ons niet gelukkig. En we hebben steeds meer en steeds betere spullen nodig om dezelfde mate van geluk te ervaren. We wennen aan onze welvaart. Om het geluksgevoel te behouden willen we telkens meer.
Je ziet dat bijvoorbeeld bij autobezit. Als je je eerste auto hebt gekocht, ervaar je geluk. De eerste rit is prachtig. Maar na twee of drie jaar ben je die auto al een beetje zat. Natuurlijk, het is een fijne wagen, maar toch… Je vindt eigenlijk dat je een nieuwe nodig hebt, die net iets groter is en net iets meer kan dan de vorige. En zo gaat dat ook bij je volgende auto’s. Je hebt ongemerkt steeds meer nodig om dat fijne gevoel te houden. In feite ben je dus niet of nauwelijks gelukkiger geworden door al die auto’s. Je bent een mensje-nooit-genoeg, er blijft altijd de hunkering naar meer.”
Hoe komen we dan uit die hedonistische tredmolen?
„Dat is heel moeilijk, omdat de hele maatschappij gericht is op méér consumeren. Maar het is wel mogelijk. In mijn boek reik ik een recept aan waardoor het zou moeten lukken, een recept voor een tevreden leven.
In het recept noem ik vijf ingrediënten. Het eerste is imitatie: kies een rolmodel, iemand die met weinig tevreden is, en volg hem of haar na. Het tweede is sociale vergelijking: vergelijk jezelf met mensen die het minder hebben. De meeste mensen die een arm land bezocht hebben, denken daarna bewuster na over hun uitgaven, vanwege die sociale vergelijking. Het derde ingrediënt is gewenning: leer jezelf aan om weinig te consumeren. Nummer vier is: je zelfbeheersing verbeteren – zelfbeheersing is een vaardigheid die je gewoon kunt trainen. Het vijfde is: richt je op eudaimonisch welbevinden.”
Eudaimonisch welbevinden?
„Ja, dat is het geluk dat je ervaart door zingeving en door verbondenheid met anderen. Voor een tevreden leven is het heel belangrijk dat je goed doet aan je naaste. Telkens nieuwe spullen krijgen, dat went. Maar verbinding zoeken met andere mensen went nooit. Er zijn rijke mensen die met een van hun peperdure auto’s af en toe een ritje maken met arme kinderen, die dan de dag van hun leven hebben. Aan het bezit van die extreem luxe auto zijn ze gewend, dát zorgt nauwelijks voor extra geluk. Maar het rijden met arme kinderen went nooit, dat geeft de tiende keer ook een goed gevoel.
In het boek haal ik een onderzoek aan dat dit ook liet zien. De onderzoekers gaven gedurende vijf dagen aan twee groepen mensen elke dag vijf euro. De ene groep moest dat geld steeds voor zichzelf uitgeven, de andere groep moest het voor een ander besteden. Wat bleek? De eerste groep vond het op de vijfde dag helemaal niet zo leuk meer om die vijf euro te besteden; ze waren eraan gewend geraakt. Voor de tweede groep gaf het uitgeven van het geld voor een ander op de laatste dag nog net zo’n fijn gevoel als op de eerste dag.
Dat is eigenlijk de kern van het eudaimonisch welbevinden. Alleen maar met jezelf bezig zijn is niet hoe we bedoeld zijn. Richt je op de ander.”
Dat veel mensen hopeloos op zoek zijn naar geluk, komt doordat ze God buiten hun leven houden. Waarom staat die notie niet in het boek?
„Hoewel het bij een christelijke uitgever is uitgegeven, is het niet bedoeld als christelijk boek. Ik heb het voor een breed publiek geschreven. En het thema is ook puur vanuit de psychologie belicht.”
De Schepper is toch niet buiten de psychologie te houden?
„Dat is maar hoe je het bekijkt. De psychologie beschrijft alleen wat er te zien is, maar doet geen aannames over God. Dat leer je juist af in die studie.”
Maar als je buiten God om naar geluk blijft zoeken, dan blijft het maar een ploeteren in jezelf, toch?
„Nou ja, ik ben zelf niet zo Bijbelvast meer, maar ik denk ook niet dat mijn boek haaks staat op het christelijk geloof, hoor. Juist niet. Het gaat over matigheid en soberheid. Dat zijn christelijke waarden.
Het zou trouwens wel heel goed zijn als er een soort christelijke variant van het boek komt. Ik hoop echt dat iemand die handschoen gaat oppakken, want juist in de religieuze hoek liggen veel aanknopingspunten om verkeerd gedrag te veranderen.”
Hoe moet die gedragsverandering volgens u beginnen?
„Door bewustwording. Dat verkeerde gedrag moet je onder ogen gaan zien. Hebzucht zit in ieder mens; denk maar niet dat jij geen mensje-nooit-genoeg bent. We willen allemaal meer, en onze maatschappij wakkert dat aan. Om dat tevreden leven te bereiken, moet je dus tegen de stroom in roeien. Maar het is echt mogelijk. Zeker voor christenen, want die hebben een alternatief. Hun geluk is niet afhankelijk van hun aardse bezit.”
Hoe staat het met uw stap uit de hedonistische tredmolen?
„De theorie in mijn boek probeer ik zelf natuurlijk zo goed mogelijk in praktijk te brengen. Zeker tijdens het schrijven let je daar goed op. Maar toen het boek bij de drukker lag, merkte ik alweer hoe snel je weer in die tredmolen kunt komen. Voor mijn auto was de tijd rijp om hem te gaan inruilen. Voor ik het wist, zat ik me alweer te verkneukelen over de extra functies die een jonger model zou hebben. Gelukkig betrapte ik mezelf erop. Maar het is wel schrikbarend hoe snel het ”nooit genoeg” je weer probeert te vangen.”
Gevangen in nooit genoeg, Arjan van Dam; uitg. KokBoekencentrum; 160 blz.; € 17,99