Nederland was het eerste land waar het homohuwelijk werd ingevoerd. Frankrijk wordt het eerste land dat het recht op abortus in de grondwet verankert. Twee voorbeelden hoe je voorop kunt lopen in de verkeerde richting. Zal het Franse voorbeeld ook bij ons navolging krijgen?
Frankrijk was zeker voor vroegere generaties het land van de Franse Revolutie. Inmiddels 235 jaar geleden. In confessionele kring (hetzij orthodox-protestants of rooms-katholiek) was de herinnering daaraan lange tijd uiterst negatief. Zo hield Groen van Prinsterer rond 1845 zijn voordrachten over ”Ongeloof en Revolutie”. Voor hem was de Franse Revolutie zonder meer het gevolg van de doorwerking van ongelooftheorieën. Voor zover de praktijk nog wel meeviel, kwam dat doordat de revolutionairen niet consequent waren in het doorvoeren van de eigen beginselen.
Laïcité
Voor de revolutie van 1789 had Frankrijk al een bewogen geschiedenis van godsdienstoorlogen, hugenotenvervolging en vergaand vorstelijk absolutisme achter de rug. Nadien bleef Frankrijk een roerig land. De Fransen staken graag en verzet tegen overheidsplannen neemt gemakkelijk grote vormen aan. Inmiddels zijn ze aan hun vijfde republiek toe en in de tussentijd hebben ze ook twee koninkrijken en twee keizerrijken versleten.
Het Franse staatsbestel is duidelijk ideologisch geladen. Meer dan bij ons. De leus van de Franse Revolutie ”liberté, égalité, fraternité” (vrijheid, gelijkheid, broederschap) siert de overheidsgebouwen. Men staat pal voor de republikeinse waarden.
De laïcité is er daar een van. De Franse staat is seculier. Godsdienstige uitingen moeten uit het openbare leven worden geweerd. Vandaar het verbod op hoofddoeken op school en boerkini’s in het zwembad. Toen een eeuw geleden in het vanouds rooms-katholieke deel van Europa de kerk nog veel invloed had, was Frankrijk al in hoge mate geseculariseerd. Voor abortus bestaat in Frankrijk al jarenlang een groot draagvlak.
Het voorstel om het recht op abortus grondwettelijk te verankeren is een reactie op de uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof, nu twee jaar geleden, dat je uit de Amerikaanse grondwet een dergelijk recht niet kon afleiden. In progressieve kring riep die uitspraak veel emoties op. Hoe was zoiets in de 21e eeuw mogelijk? Feministen grepen die golf van verontwaardiging aan om het recht op abortus in Frankrijk veilig te stellen.
Ook in Nederland wordt de bestaande abortuspraktijk breed gedragen. Voor velen is dat inmiddels een normale medische ingreep. Wellicht komt ook hier binnenkort een voorstel aan de orde om het recht op abortus in de grondwet op te nemen.
Terwijl het CDA en ook de ChristenUnie bij de laatste verkiezingen forse klappen kregen, bleef de SGP goed op peil. Toch bleek uit onderzoeksgegevens dat een aantal (jonge) mensen ditmaal van de SGP overgestapt was naar een andere partij. Bijvoorbeeld de PVV. De redenering daarbij was in sommige gevallen dat het uiteraard een goede zaak was dat de SGP zich destijds verzet had tegen de zondagsopenstelling van winkels, tegen abortus en euthanasie. Daar waren ze ook tegen, maar die strijd was inmiddels een gelopen race. Dat kon je toch niet meer terugdraaien. Nu gaven andere zaken voor hen de doorslag bij de stembus.
Uiteraard zijn er in de politiek altijd een heleboel zaken tegelijk van belang. De politieke actualiteit verandert steeds. Maar als het gaat om zaken die fundamenteel verkeerd zijn gegaan mag je je daar niet zomaar bij neerleggen, ook al hebben ze inmiddels een groot draagvlak. Temeer daar het daarbij gemakkelijk van kwaad tot erger gaat.
Dat zie je ook met het abortusbeleid. Een halve eeuw geleden werd de legalisatie van abortus verdedigd met het argument dat het ging om vrouwen die in een noodsituatie verkeerden. Dat begrip werd vervolgens in hoge mate gesubjectiveerd. Als een zwangere vrouw vond dat er sprake was van een noodsituatie dan was dat zo.
Recent werd de bedenktijd geschrapt en werd besloten om de abortuspil vrij te geven. Pleidooien weerklonken om abortus uit het Wetboek van Strafrecht te halen, al lukte dat nog niet. Het zou dan een gewone medische ingreep worden. Verder blijkt dat hier en daar de afkeer van de anticonceptiepil toeneemt. Die beschouwt men als onnatuurlijk. Komt het dan toch tot een onbedoelde zwangerschap dan geldt abortus echter als de voor de hand liggende oplossing. Daar heeft men dan geen enkel probleem mee.
Zou abortus als mensenrecht in onze grondwet worden opgenomen, dan heeft dat niet alleen een grote symbolische betekenis maar ook een juridische. De positie van gewetensbezwaarde artsen en medisch personeel wordt daardoor moeilijker. Als ze niet aan abortus willen meewerken zal algauw de beschuldiging klinken van discriminatie. Gelukkig kosten grondwetsherzieningen bij ons altijd veel tijd.
Sociale druk
En er is meer te noemen. Op basis van prenatale screening is er steeds meer te zeggen over de conditie van het ongeboren kind. Allerlei (ernstige) ziekten kan men met een betrekkelijk grote mate van zekerheid voorspellen. Dat leidt tot een toename van het aantal abortussen. De een of twee kinderen die je tegenwoordig neemt, gelden als een levensproject. Daar mag eigenlijk niets aan mankeren.
Op wie daar heel anders over denkt, wordt dan gemakkelijk sociale druk uitgeoefend. Zeker ook als het kind vanwege zijn beperkingen een beroep zal moeten doen op bepaalde voorzieningen. Voorzieningen die kostbaar en schaars zijn. Naarmate abortus steeds meer normaal wordt klinkt dan gauw: Je hebt zelf gewild dat zo’n kind geboren werd, dus moet je ook maar voor de (financiële) lasten opdraaien.
De strijd om euthanasie lijkt ook steeds meer een verloren strijd, maar daar kun je eveneens een dergelijk verhaal bij vertellen. Ook daar gaat het van kwaad tot erger.
De conclusie moet zijn dat de politieke strijd over deze onderwerpen de komende jaren zal doorgaan. Bovendien is het ook uit moreel oogpunt noodzakelijk om je stem te blijven verheffen tegen hetgeen een groot kwaad is, ook al is menselijkerwijs gesproken de kans niet zo groot dat het veel resultaat zal hebben. Partijen die zich daarvoor inzetten verdienen onze steun.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.