Mag een PVV’er óók poëzie van linkse helden voorlezen?
Bij zijn aantreden als Kamervoorzitter kondigde Martin Bosma aan dat hij elke vergaderdag zou openen met een gedicht. Voor sommigen even wennen: een PVV’er die óók poëzie van linkse helden voordraagt.
Mag Martin Bosma zich zomaar het werk van Annie M.G. Schmidt toe-eigenen? Die vraag werd een paar weken geleden gesteld in een ingezonden brief van een Volkskrantlezeres uit Hillegom, die heel wat bekijks trok op de sociale media.
„Schmidt heeft ons een prachtige collectie eigenzinnige figuren geschonken”, stond er te lezen in de bewuste brief, „allemaal mensen die anders, tegendraads of zeg maar woke waren. Ik denk dat zij zich in haar graf omdraait als ze hoort dat een xenofobe populist haar werk voordraagt. Begrijpt Bosma de werken en auteurs die hij uitkiest eigenlijk wel?”
Die redenering gaat uit van nogal wat dubieuze vooronderstellingen. „Anders en tegendraads” is voor de briefschrijfster hetzelfde als „woke”. Ze is ervan overtuigd dat een dichteres die al dertig jaar overleden is, vanzelfsprekend haar eigen, hedendaagse opvattingen deelt. En ze vindt dat alleen mensen die eensgeestes zijn met een dichter, iets uit diens werk mogen voorlezen. Als ze dat werk volledig begrijpen, tenminste.
Er kwamen uiteraard volop reacties. Sommige mensen schreven dat Annie M.G. Schmidt, als ze nog leefde, wárs geweest zou zijn van de benauwende wokebeweging. Anderen vroegen zich cynisch af of „het plebs” soms geen literatuur mocht lezen. Maar de dichter René Guljé raakte wat mij betreft de kern, in een brief die eveneens in de Volkskrant werd geplaatst: „Gedichten zijn van iedereen en voor iedereen en Bosma bewijst de poëzie een dienst.”
Elke vergaderdag in de Tweede Kamer openen met een gedicht –een soort seculiere dagopening voor Kamerleden– is natuurlijk gewoon een mooi idee. Al blijft het op eieren lopen als het om de keuze van gedichten gaat. Alleen oud-Hollandse poëzie of ook eens iets van dichters met een niet-Nederlandse achtergrond? Alleen klassieke gedichten of ook poëzie in omstreden taal, over omstreden thema’s?
Verzoeknummers
Tot nog toe vaart Bosma een redelijk veilige koers. Allemaal vrij bekende gedichten van vrij bekende Nederlandse dichters uit heden en verleden. Van J.J.L. ten Kate tot Lévi Weemoedt, en van Gerard Reve tot Annie M.G. Schmidt. Traditionele liefdespoëzie, gedichten waarin oorlog of watersnoodramp worden herdacht, een enkele keer zelfs een gedicht waarin een christelijke ondertoon hoorbaar is. Vooralsnog geen gedichten die verdeeldheid zaaien.
Bosma doet ook aan verzoeknummers: na een vraag van een medereiziger in de trein droeg hij het gedicht ”Afsluitdijk” van M. Vasalis voor. En aan het begin van een landbouwdebat koos hij voor een vers dat GroenLinks-PvdA-Kamerlid Laura Bromet hem had toegestuurd: „Dit is de boer van Westwollingwou, die boer wil zo graag naar de maan.” Een prachtig gedicht volgens Bosma. Geschreven door Annie M.G. Schmidt.
Dat was in december, en niemand struikelde erover. Misschien omdat het aangedragen was door mevrouw Bromet? Pas toen Bosma op de sterfdag van de dichteres opnieuw voor Annie M.G. Schmidt koos, bleken sommige mensen er aanstoot aan te nemen. Een twitteraar schreef: „Een mooi gedicht heeft, uitgesproken door deze voorzitter, een wrange bijsmaak.”
De tekst waar het om ging, ”Aan een klein meisje”, begint zo: „Dit is het land, waar grote mensen wonen./ Je hoeft er nog niet in: het is er boos./ Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen,/ en altijd is er weer wat anders loos. (…)/ En alle dingen hebben hier twee kanten/ en alle teddyberen zijn hier dood./ En boze stukken staan in boze kranten/ en dat doen boze mannen voor hun brood.”
Het lijkt me een gedicht dat voor elke volwassene herkenbaar is. Dit gaat niet over politiek, dit gaat over een universele menselijke ervaring. De lichte humor maakt het heimwee draaglijk, heimwee naar het land van de kindertijd, waar de dingen nog niet van hun betovering ontdaan zijn. Het is niet moeilijk om die herinnering op te roepen en te herkennen.
Maar volgens sommige mensen mag je dat als lezer dus alleen doen als je tot het kamp van de dichteres –een rebelse, linkse vrouw met (in haar tijd) behoorlijk progressieve opvattingen– behoort. Anders ben je bezig met ”culturele toe-eigening”, en dat mag niet zomaar. Zoals een ‘witte’ vertaalster ook niet zomaar werk van een ‘zwarte’ dichteres mag vertalen.
Zo’n verbod op culturele toe-eigening lijkt me evenwel dé manier om jezelf hoe langer hoe strakker op te sluiten in je eigen, benauwende bubbel. Juist het lezen van andere standpunten, het leren kennen van andere perspectieven, leidt toch tot meer onderling begrip? Zo bekeken is het juist positief dat Bosma gedichten van niet-geestverwanten mooi genoeg vindt om voor te lezen.
Intussen snap ik dat het moeilijk kan zijn als iemand met wie je het verschrikkelijk oneens bent, wiens partij je de ergste partij van het land vindt, een tekst gaat voorlezen waar je heel veel van houdt. Dat maakt dat je de duidelijke zwartwitschema’s in je hoofd moet herzien. Dat je de inhoud van wat iemand zegt, moet loskoppelen van wíé het zegt. De persoon en de zaak scheiden. Daar zijn wij mensen in het algemeen niet goed in, en wij mensen van de 21e eeuw al helemaal niet. Wij hebben graag ons oordeel van tevoren al klaar.
Maar poëzie is nu juist bij uitstek een middel om los te komen van die al te simpele zwart-witschema’s. Goede poëzie kan mensen verbinden. Een gedicht kan soms een brug slaan tussen groepen, een gedicht kan ervoor zorgen dat we een stukje gemeenschappelijke grond vinden, hoe klein ook. Als het zó werkt, bewijst de Kamervoorzitter met zijn initiatief niet alleen de poëzie, maar ook de politiek een dienst.
De auteur is schrijver en journalist.