Melkveehouders speelbal Europese politieke krachten en bestuurlijk onvermogen
Het is crisis in de melkveehouderij. Als je wat verder van deze sector afstaat, denk je misschien: „Wat nu weer?” De stikstofproblemen leidden al tot boerenacties. We zijn nu vijf jaar verder maar een oplossing is er nog niet. Noch de natuurdoelen, noch de doelen wat betreft waterkwaliteit worden gehaald.
In september 2022 kondigde de Europese Commissie daarom aan dat Nederland strengere regels krijgt rond het uitrijden van dierlijke mest. In drie jaar tijd wordt stapsgewijs de hoeveelheid ervan verkleind. Deze aanscherping zorgt ervoor dat er in Nederland te weinig grond beschikbaar is om mest op uit te rijden en er dus een mestoverschot ontstaat. Dat overschot komt overeen met de mestproductie van maar liefst 40 procent van de totale melkveestapel. Het zou betekenen dat 650.000 gezonde melkkoeien naar het slachthuis moeten.
De aanscherping treft vooral de hoeveelheid dierlijke mest. Een melkveehouder mag de eigen koeienmest deels inruilen voor kunstmest. Dit stuit echter op grote problemen.
Hoewel de mestproblematiek volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de afgelopen dertig jaar sterk afnam, zijn er verdere stappen nodig om aan alle gestelde milieudoelen te voldoen. Dat in dit kader juist de melkveehouderij zo hard door de aangescherpte regels geraakt wordt, staat niet in verhouding. De melkveehouderij scoort doorgaans juist goed als het gaat om waterkwaliteit. Dit komt doordat de melkveehouders veel grasland in gebruik hebben.
Dit concludeert ook de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM), die de overheid adviseert over het mestbeleid. Ze constateert dat verlaging van de dierlijke mestgift en opvulling van de norm door kunstmest op grasland niet leiden tot een betere waterkwaliteit. „Als grasland wordt omgezet naar akkerbouwland en er uitspoelingsgevoelige teelten voor in de plaats komen, zal het leiden tot meer uitspoeling in plaats van minder”, aldus de voorzitter van het CDM onlangs in het vakblad Boerderij.
Koude sanering
Het aanscherpen van de regels voor dierlijke mest is dan ook grotendeel ingegeven door politieke motieven. Nederland heeft veel dieren per vierkante kilometer en tegelijk een ijzersterke positie in de Europese Agri & Food-sector. Afspraken met Europa over milieudoelen worden in Nederland echter onvoldoende nagekomen. Vanuit de Europese politiek klinkt dan ook de roep om een gelijk speelveld. Dus geen uitzondering meer voor de Nederlandse boeren als het gaat om de hoeveelheid dierlijke mest die men mag toedienen. Een gedwongen krimp van de veestapel is daarmee een feit. Wat in de Nederlandse politiek al jaren geroepen wordt, regelt Europa dus voor ons, met een koude sanering als gevolg.
Hoe erg is een krimp van de melkveestapel eigenlijk? Dat hangt ervan af aan wie je het vraagt. Het leidt in elk geval altijd tot debat. De melkveehouderijorganisaties hebben in het najaar in een gezamenlijk manifest, ”De melkveehouderij van de toekomst”, aangegeven dat zij de komende tien jaar rekenen met een daling van het aantal melkkoeien met ongeveer 20 procent. Een verdere krimp is niet wenselijk. Die zou veel van de 45.000 banen in de zuivelketen kosten en de kostprijs in de hele keten te hoog laten oplopen. Met een geleidelijke krimp en verbeteringen in de bedrijfsvoering worden de gestelde milieudoelen ook gehaald en krijgen melkveehouders tijd om zich aan te passen. Daarvoor zijn vakmanschap, onderzoek en innovatie belangrijk e ingrediënten maar is ook een herziening van wetgeving nodig.
De aanscherping van het gebruik van dierlijke mest moet per 1 januari 2026 volledig doorgevoerd zijn. Zonder aanpassing van deze regels moet ruim 40 procent van de koeien naar de slacht. Welke keuze heeft een individuele melkveehouder? Domweg geen. De helft van zijn koeien opruimen betekent failliet gaan want de vaste kosten lopen door. Mest afvoeren kan niet want er is onvoldoende grond om deze uit te rijden. Voor degenen die geluk hebben en de mest wel kunnen afvoeren, zijn de kosten zo hoog dat het inkomen daaraan opgaat. Het gaat dus niet meer alleen over een krimp van de veestapel; we hebben het over een koude sanering van de melkveehouderij in Nederland.
Beleidszekerheid
Wat zijn dan wel oplossingsrichtingen?
1. Mestplaatsing is gebonden aan Europese regels. De Nederlandse regering zal met de Europese Commissie consensus moeten zoeken over hoeveel dierlijke mest versus hoeveel kunstmest er uitgereden mag worden zonder dat er milieuschade optreedt. Laat de wetenschap daarin leidend zijn!
2. Koeien minder mest laten produceren door minder stikstof via kunstmest en krachtvoer aan te voeren. Dit helpt ook de natuurdoelen.
3. Door gebruik te maken van het feit dat veel boeren die stoppen geen opvolger hebben. De rechten die een melkveehouder heeft om dieren te houden, worden verkocht op het moment dat hij of zij stopt. Door deze rechten bij verkoop deels in te trekken, komen er geleidelijk minder dieren in Nederland.
4. Melkveehouders tegen een vergoeding een deel van hun dierrechten laten intrekken. Het bedrijf staakt niet volledig maar kan gebruik maken van een belastingvoordeel, zoals door middel van een lijfrente.
5. Een mestoverschot zo bewerken dat het gebruikt kan worden als vervanger van kunstmest. Ook daar is echter een aanpassing van de Europese wetgeving voor nodig.
Een goede toekomst voor de melkveehouderij in Nederland is absoluut mogelijk. Daarin leveren wij met onze koeien een bijdrage aan gezonde voeding, schoon water en natuur- en klimaatdoelen. We hebben dan wel beleidszekerheid nodig en dat begint met bestuurlijke daadkracht en politieke moed. De sleutel ligt bij geleidelijkheid. Geen revolutie maar een transitie.
De auteur is voorzitter LTO Melkveehouderij.