Drugskartels terroriseren Mexico; moeders speuren naar verdwenen familieleden
Meer dan 112.000 vermisten telt Mexico, dat ten onder dreigt te gaan aan het geweld van de georganiseerde misdaad. Omdat de autoriteiten dat nalaten, zoeken duizenden Mexicaanse burgers zelf naar hun verdwenen familieleden. Zoals het collectief van moeders ”Terugkeren naar huis” in de deelstaat Morelos.
Het is een maandagochtend in januari. Twaalf vrouwen zijn bijeengekomen voor de wekelijkse vergadering van het collectief ”Terugkeren naar huis”, in de Mexicaanse deelstaat Morelos. Elk van de vrouwen mist een familielid. Sommigen zelfs twee. Hun zoons, dochters, echtgenoten of vaders vertrokken op een dag van huis en kwamen nooit meer terug.
Andrea Bravo Sanchez (29) slikt haar tranen weg. De pijn is nog vers. Op 10 november 2022 verdween haar broer Alfonso (21) bij het boodschappen doen in zijn woonplaats Yautepec. Maar ze is ook opgelucht. Dankzij het werk van het collectief vond haar familie Alfonso terug, wiens lichaam was gedumpt in een anoniem massagraf. In oktober 2023 konden ze hem eindelijk begraven. „Het geeft rust te weten waar hij is”, zegt Bravo Sanchez, die vandaag naar de bijeenkomst is gekomen om de vrouwen te bedanken.
In Mexico bestaan minstens 234 collectieven van ”buscadoras”, het Spaanse woord voor ”zoekende vrouwen”. Ze doen wat de Mexicaanse overheid nalaat: het zoeken naar de meer dan 112.000 vermisten in het door crimineel geweld en corruptie geteisterde land.
In de meeste gevallen zijn ze vermoord door de georganiseerde criminaliteit, die grote delen van Mexico in haar greep heeft. Deze kartels en criminele bendes verrijken zich niet alleen met drugshandel, maar ook met afpersingen, ontvoeringen en vrouwenhandel. Het merendeel van de vermisten, meer dan 95.000, verdween sinds ex-president Felipe Calderón in 2006 het land militariseerde in de strijd tegen de drugskartels. Sindsdien is het land in een neerwaartse geweldsspiraal geraakt. De ‘oorlog’ tegen de drugskartels haalde weinig uit: er kwamen sindsdien alleen maar meer criminele organisaties bij, die in de strijd om territorium nog meer slachtoffers maken.
Het collectief ontstond in 2012 na de verdwijning van psychologiestudente Viridiana Anaíd Morales, dochter van Angélica Rodriguez (zie ”Dochter Angélica zou in een bar zijn gezien”). „De zaak kreeg veel media-aandacht en zo namen andere slachtoffers contact met me op. We besloten samen te zoeken, organiseerden protestmarsen, dienden aanklachten in. Want alleen als we ons verenigen, wordt er naar ons geluisterd”, zegt Rodriguez.
Omkopen
Met name in de laatste zes jaar, tijdens het presidentschap van Andrés Manuel López Obrero (AMLO in de volksmond), die in 2018 de verkiezingen won met de belofte een einde te maken aan de georganiseerde criminaliteit, nam het aantal verdwijningen exponentieel toe. Meer dan 45.000 Mexicanen zijn als vermist opgegeven onder AMLO – gemiddeld één nieuwe vermissing per uur.
De Mexicaanse overheidsdiensten doen weinig om die vermisten terug te vinden. Omdat ze overbelast zijn, maar ook omdat ze de criminele organisaties de hand boven het hoofd houden. De macht van de georganiseerde misdaad reikt tot de hoogste politieke regionen in Mexico. Zo bestaan er aanwijzingen dat ook AMLO zich heeft laten omkopen door een drugskartel, blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse Drug Enforcement Administration (DEA).
En dus zoeken duizenden Mexicaanse burgers zelf naar hun vermiste familieleden. Ze bezoeken ziekenhuizen en mortuaria, doorspitten moorddossiers bij het openbaar ministerie, vragen rond op plekken waar de vermiste het laatst gezien werd, en graven eigenhandig illegale massagraven op, in de hoop de resten van hun naasten terug te vinden. Ze zijn tegelijkertijd rechercheurs, forensisch experts en sociaal werkers die elkaar de nodige psychologische steun bieden.
Massagraven
Die zoektocht is in vele gevallen een strijd tegen de autoriteiten. Zo laten die na om de slachtoffers van moord die in hun mortuaria belanden te matchen met opsporingsberichten van vermisten, of om überhaupt een onderzoek te openen. Zo verdwenen tussen 2006 en 2019 meer dan 27.000 lichamen zonder identificatie of onderzoek in anonieme massagraven van de staat, blijkt uit overheidsdata.
In die massagraven van de staat kon het collectief ”Terugkeren naar huis” de meeste vermisten identificeren. In 2016 en 2017 waren de vrouwen aanwezig bij het opgraven van zeker 200 lichamen die de overheid in verschillende massagraven had gedumpt, verpakt in zwarte zakken. „Alsof het vuilnis was”, zegt Angélica Rodriguez. Onder druk van de collectieven verordonneerde de rechter het OM de lichamen op te graven voor identificatie. Van slechts enkele tientallen van die lichamen bleek een dossier te bestaan.
Twaalf vermisten zouden bij die opgravingen geïdentificeerd worden, onder wie twee familieleden van het collectief. Zoals Israel, de broer van Edith Hernández (37). Hij werd in 2012 ontvoerd bij de handel in bouwmaterialen van de familie. De jongen bleek te zijn begraven in een T-shirt van het familiebedrijf, bedrukt met een telefoonnummer, vertelt Hernández. „Een eenvoudig telefoontje naar dat nummer had volstaan om hem te identificeren. Dat is in het beste geval nalatigheid van het OM. Maar in het slechtste geval wilden ze de moord op hem verborgen houden. En zo lieten ze hem nog een keer verdwijnen.”