„Kunnen jullie vertellen waar onze ouders zijn?”
María Belén Altamiranda Taranto werd bij haar geboorte, tijdens de Argentijnse militaire dictatuur (1976-1983), geroofd van haar moeder. In 2007 hervond ze haar oorspronkelijke identiteit. Nu hervat zij de zoektocht voor andere vermisten.
Dankzij de ”Dwaze Grootmoeders” van Plaza de Mayo vond Taranta haar familie terug. Veertig jaar na het einde van de dictatuur zet zij de zoektocht naar vermiste kleinkinderen voort, in de voetsporen van de Grootmoeders.
Het is 12 augustus 1977 wanneer een man aanklopt bij de Christelijke Familiebeweging, een adoptiecentrum in Buenos Aires. Hij heeft een pasgeboren baby bij zich: een meisje. De man zegt een bekende van de moeder te zijn. Om persoonlijke redenen kan zij niet voor de baby zorgen, verklaart hij, en vertrekt.
Wat de man er niet bij vertelt, is dat het meisje in gevangenschap ter wereld kwam. Haar moeder, de 20-jarige Rosa, is drie maanden daarvoor opgepakt door het Argentijnse militaire regime en vastgezet in een clandestien detentiecentrum. Rosa is dan ruim zes maanden zwanger. Ze krijgt niet de kans om haar zwangerschap uit te dragen: voordat de weeën beginnen, wordt ze meegenomen voor een keizersnede.
Geblinddoekt
Tijdens de keizersnede is Rosa geblinddoekt. Ze weet niet of ze een meisje of een jongetje baart en mag de baby niet vasthouden voordat die van haar wordt weggenomen. Kort daarna verdwijnt Rosa voorgoed van de aardbodem. Ook van de vader, die samen met Rosa werd ontvoerd, wordt nooit meer iets vernomen.
Een katholiek echtpaar adopteert het meisje, en noemt haar María Belén. Ze groeit op in een conservatief katholiek milieu, waar de terreurdaden van het militaire regime onbesproken blijven. De Dwaze Moeders die ze tijdens haar jeugd in het nieuws op televisie hun bekende rondes ziet lopen rondom het plein Plaza de Mayo in Buenos Aires, schilderen haar ouders af als ”locas”: ”gekken”.
„Van jongs af aan bleef ik me afvragen wie die vrouwen met hun witte hoofddoekjes van luierkatoen waren,” vertelt María Belén Altamiranda Taranto, nu 46 jaar oud, tijdens een interview in de vestiging van de Grootmoeders van Plaza de Mayo in de stad Córdoba. „Maar omdat er in mijn huis niet over de dictatuur werd gepraat, en op mijn katholieke school al helemaal niet, kon ik er niets over vragen. Pas toen ik begon met studeren kwam ik erachter wat er gebeurd was in ons land.”
Martelcentra
Tussen 1976 en 1983 liet de Argentijnse militaire junta ongeveer 30.000 mensen verdwijnen, onder wie veel arbeiders, leden van linkse rebellenbewegingen, vakbondsleiders, intellectuelen en andere tegenstanders van de militaire dictatuur. Zij werden vastgezet in clandestiene martelcentra en doorgaans buitengerechtelijk geëxecuteerd, onder andere door ze uit vliegtuigen in de Plata-rivier te gooien. Van de meesten zijn de lichamen nooit teruggevonden.
Ook ziet de jonge Belén tv-programma’s over de zoektocht van de Grootmoeders van Plaza de Mayo –een mensenrechtenorganisatie opgericht in 1977 door moeders van vermisten– naar de geschatte 500 baby’s die het militaire regime zich toe-eigende tijdens de jaren van staatsterreur. Ze voelt zich verbonden met de vrouwen, maar legt nog niet de link met haar eigen afkomst.
In dezelfde periode begint ze zich af te vragen wie haar echte ouders zijn. Dat ze geadopteerd is, wist ze altijd. Maar uit schaamte wilde ze daar nooit over praten. „Als kind dacht ik dat mijn ouders me voor adoptie hadden afgestaan omdat ze niet van me hielden. Ik voelde me afgewezen; verlaten.”
Zoektocht
In 2005 begint ze de zoektocht naar haar biologische ouders. Ze pakt de telefoon en belt naar de Grootmoeders. „Ik dacht toen niet dat ik een van de geroofde kleinkinderen was, omdat ik op legale manier geadopteerd was. Maar ik was wel geboren tijdens de dictatuur, en wist niet waar ik moest beginnen met zoeken. Ik benaderde de Grootmoeders om me daarbij te helpen.” (De meeste geroofde baby’s werden direct aan militaire gezinnen gegeven, zonder tussenkomst van een adoptiecentrum. In 2013 zou een rechter oordelen dat de Christelijke Familiebeweging medeplichtig was geweest aan de toe-eigening van vermiste kinderen tijdens de dictatuur, YB.)
Maar uit schuldgevoelens ten opzichte van haar vader, wacht ze tot zijn dood in 2007 om haar DNA af te staan voor het onderzoek naar haar afkomst. „Ik probeerde hem uit te leggen dat mijn zoektocht niet betekende dat ik geen liefde voor mijn adoptieouders voelde. Maar dat ik iets miste wat ik moest uitzoeken. Maar hij was zo kwetsbaar. Zo had ik hem nog nooit gezien. Dus bleef ik het moment maar uitstellen.”
Geluk
Dan gaat het snel. 29 juni 2007, zes weken nadat ze haar DNA afstond aan de Nationale Genetische Databank, krijgt Altamiranda Taranto een telefoontje van de rechter die haar vertelt wie haar ouders waren. Ze gaat meteen naar de vestiging van de Grootmoeders. „Daar gaven ze me een foto van mijn moeder en mijn vader, en een van mijn oma. Ik kon het niet geloven, ik voelde geluk maar het drong nog niet tot me door wat er gebeurde: dat ik naar de foto’s keek die ik zo lang gezocht had.”
Dat moment komt twee dagen later. „Het was zondag en ik was voor het eerst alleen sinds ik ontdekt had wat mijn echte identiteit was. Ik was alleen met mijn gedachten, las over mijn ouders, zag hun gezichten op de foto’s. En toen kwam de realiteit pas echt binnen. Ik huilde, en voelde tegelijkertijd opluchting en geluk, omdat ik had gevonden wat ik zocht. Weten wie ik ben –dochter van Horacio en Rosa– en dat mijn achternaam Altamiranda Taranto is.”
En weten waar ze vandaan komt. Haar ouders waren militanten van de trotskistische guerrillabeweging PRT-ERP: de gewapende tak van de Revolutionaire Arbeiderspartij in Argentinië. „Ze waren verantwoordelijk voor het verspreiden van informatie en voor logistieke taken. En mijn vader was vakbondsleider in de fabriek waar hij werkte. Net als andere jonge militanten in die tijd gingen ze de politiek in om te strijden voor een beter land met meer burgerrechten en gelijkheid; voor een betere toekomst voor iedereen. Dat vervult me met trots.”
Haar leven neemt een nieuwe wending. Te beginnen met haar naam: ze behoudt de voornamen die haar adoptieouders haar gaven, maar neemt de achternamen van haar biologische ouders over. Ze leert haar opa’s en oma’s kennen, haar zus en broer, en een rits ooms, tantes, neefjes en nichtjes. „De eerste ontmoeting voelde als een weerzien. Ik kon mijn biologische familie omhelzen. Ik voelde me nooit meer een buitenstaander Alles was warm en liefdevol. Soms was het ook pijnlijk om te praten over de verdwijning van mijn ouders. Mijn oma was een Grootmoeder van Plaza de Mayo en ook daar zagen we elkaar.”
Afgenomen
In 2011 doet ze iets wat ze nooit voor mogelijk had gehouden: ze getuigt in de rechtszaak tegen de verantwoordelijken van de systematische roof van baby’s gedurende de dictatuur. Wanneer de rechter vraagt of ze nog iets wil zeggen, kijkt ze de advocaten van de beschuldigden aan en spreekt: „Als de beschuldigden een beetje mededogen hebben, kunnen ze ons dan vertellen waar onze ouders zijn, waar de vermisten zijn en waar de kleinkinderen zijn? Jullie hebben ons al alles afgenomen. Het minste wat jullie kunnen doen is zeggen waar ze zijn.”
Sterfelijkheid
Van de ongeveer 300 Grootmoeders van Plaza de Mayo uit de beginjaren van de organisatie zijn er nog weinigen in leven. Hun kleinkinderen en de broers en zussen van de vermisten nemen nu het stokje van hen over, in de zoektocht naar de naar schatting nog ongeveer 370 geroofde kleinkinderen die nog niet teruggevonden zijn. „De Grootmoeders, zich bewust van hun sterfelijkheid, begonnen in 2010 met het benoemen van kleinkinderen in de directiecommissie. In het begin was dat triest, want je vulde een gat op van een oma die er niet meer was.”
Ook Altamiranda Taranto werkt sinds 2008 voor de organisatie. „Toen ze mij de kans gaven om deel te worden van de organisatie twijfelde ik geen moment. Voor mij is het een eer en een privilege om hier te mogen zijn. Het voortzetten van de zoektocht naar de kleinkinderen die nog missen is een roeping voor het leven. Ook als de grootouders er niet meer zijn. Dan blijft er nog altijd een familie over die hen zoekt.”
Nog altijd ophef over verdwijningen Argentijnse oorlog
De Moeders van Plaza de Mayo, bijgenaamd Dwaze Moeders, waren in 1977 de eersten die zich openlijk verzetten tegen de mensenrechtenschendingen door het militaire regime in Argentinië (1976-1983). De moeders van kinderen die werden opgepakt en verdwenen door toedoen van het regime liepen (en lopen) elke donderdag rondes over het plein Plaza de Mayo. Met de karakteristieke witte hoofddoek van luierkatoen over hun haren; een verwijzing naar hun vermiste kinderen. Uit die beweging ontstond ook de Grootmoeders van Plaza de Mayo, van wie het voornaamste doel het terugvinden van hun geroofde kleinkinderen was, terwijl de Moeders streden voor waarheidsvinding over de staatsterreur en voor gerechtigheid voor de slachtoffers. Sinds de oprichting heeft de organisatie van 133 kleinkinderen de identiteit hersteld.
De Argentijnse Vuile Oorlog zorgt veertig jaar na het einde van de dictatuur nog steeds voor verdeeldheid in Argentinië. Een deel van de bevolking ziet de staatsterreur als een antwoord op de dreiging van guerrillabewegingen, anderen spreken van een systematische genocide op een geschatte 30.000 Argentijnen die het niet eens waren met het sociaal-economische model van de militaire junta. De extreemrechtse presidentskandidaat Javier Milei zorgde recent voor opspraak door het aantal van 30.000 verdwijningen te ontkennen, net als de terreurdaden van de dictatuur die hij „excessen begaan tijdens een oorlog” noemt. Milei won 30 procent van de stemmen tijdens de eerste ronde van de verkiezingen op 22 oktober, en neemt het op 19 november op tegen de peronistische Sergio Massa in de beslissende tweede ronde.