Als de verticale relatie tussen overheid en burger wordt geheeld, versterkt dat de oproep om in de maatschappij het eigenbelang te overstijgen. Dan kunnen leerlingen uitgroeien tot burgers die zich verantwoordelijk weten voor anderen.
De International Civic and Citizenship Education Study is een regelmatig terugkerend grootschalig onderzoek in 24 landen naar burgerschapskennis onder jongeren. In november werd het resultaat gepubliceerd. Daaruit bleek dat Nederlandse jongeren slechter scoorden op burgerschapscompetenties dan jongeren in vergelijkbare landen. Bovendien bleek er minder vertrouwen in de overheid te zijn dan in vergelijkbare landen.
Al sinds 2006 verplicht de overheid basis- en middelbare scholen om aandacht te besteden aan ”burgerschap en sociale integratie”. Kortweg komt dit erop neer dat leerlingen de democratische spelregels leren kennen en vreedzaam kunnen samenleven. De invulling wordt aan de scholen overgelaten.
Trends onder leerlingen
Er zijn onder leerlingen enkele opvallende trends, die met adequaat burgerschapsonderwijs kunnen worden aangepakt. Ten eerste neemt de actiebereidheid af. Leerlingen klagen bijvoorbeeld vaak over de roosters of de netheid van het gebouw, maar komen zelden zelf in actie om iets te veranderen. Een collega observeerde: leerlingen worden te veel onderwezen om een waarnemer te zijn in plaats van een deelnemer. Zittend krijgen jongeren les, ze zien veel films, gamen en scrollen door de sociale media. Verleren ze zo niet de vaardigheid om actief te worden en veranderingen teweeg te brengen?
Verder valt mij op dat er weinig kennis is over de Nederlandse geschiedenis en de democratie (met uitzondering van de examenklassen). Hoelang bestaat de Nederlandse democratie al? Wie was Johan Rudolf Thorbecke? Wat houdt het Plakkaat van Verlatinghe in? Zulke vragen kunnen leerlingen zelden beantwoorden.
Een andere trend zijn de rolmodellen en voorbeelden die leerlingen kiezen. Aan het begin van elk schooljaar laat ik als mentor een vragenlijst invullen, met onder andere de vraag: wie zijn jouw rolmodellen? Namen als Kim Kardashian, Jordan Belfort en Andrew Tate komen dan voorbij. Influencers, beroemdheden en acteurs. Als reden voor de keus wordt steevast ”rijkdom en faam” ingevuld. Ze maken geen koppeling aan enige vorm van moraliteit. Steeds vaker kiezen ze personen die geen echte, constructieve bijdrage leveren aan de maatschappij. Niettemin waarderen de leerlingen de democratie wel. Ze zeggen echter ook: „Politici komen beloftes niet na.” En: „De daadkracht ontbreekt.”
In 508 voor Christus werd Athene omgevormd tot een democratie. Opvallend was de hoge participatiegraad van de burgers. Jaarlijks hield de volksvergadering zo’n veertig stemmingen. Van de stemgerechtigden werd aanwezigheid verwacht. Dat gold ook voor andere openbare functies. Via een lotingssysteem hadden burgers zitting in het wetgevende orgaan, de volksrechtbank en de magistraat (ambtenarij). Afwezigheid werd gezien als een teken van slecht burgerschap. Een mooie bijkomstigheid was dat de Atheners daar leerden ”burger” te worden door hier de ander te ontmoeten.
Rolmodellen
Door samenwerking in de ”polis” (stadstaat) leerden de burgers in een goede verstandhouding met elkaar omgaan. Iedere inwoner werd bewust gemaakt van de waarde van de democratie. Die gold als de essentie van de Griekse vrijheden tegenover het Perzische absolutisme of tirannieke willekeur. Door standbeelden van Atheense helden, theatervoorstellingen en heldendichten werden de burgerschapsidealen doorgegeven. De ”aretè” (deugd) moest tot bloei komen. Rolmodellen zetten aan tot navolging. Tegelijk besefte het stadsbestuur dat bij al te grote tegenstellingen de omstandigheden werden gecreëerd waarin een tirannie zich kon nestelen. Daarom moest er gehandeld worden met het oog op het algemeen belang.
Hoe in Nederland?
In onze tijd van verleidelijke passiviteit moet de nadruk op ”actief burgerschap” liggen. Het is goed dat leerlingen Tweede Kamerdebatten en rechtszittingen bijwonen. Maar ik meen dat aan burgerschap ook verplichtingen moeten worden verbonden. In Athene had je, naast het vervullen van openbare ambten, ook verdedigingstaken of droeg je bij aan het onderhoud van de stad.
Het zou goed zijn als iedere leerling een taak kreeg ter ondersteuning van de samenleving. Dan werd het burgerschap verdiend en werd je mede-eigenaar. Er is genoeg te doen, zoals werken in de zorg, als burgerwacht of bij een voedselbank. Dan worden leerlingen actieve burgers en tevens leden van de gemeenschap, met alle bijbehorende rechten. Deze verplichting kan evenzeer gelden voor de nieuwkomers in Nederland, de statushouders. Leerlingen en statushouders doen op deze manier aan cultuuroverdracht, werken aan de deugd en verdienen het burgerschap. Ik roep op om te investeren in zulke vertrouwens- en solidariteitsrelaties. Daarmee kun je van de crises in Nederland kansen maken. Burgerschap, doorgeslagen individualisme, migratie en zorg leiden dan tot taken voor ons allen.
Geen keuzevak
Bovenal is goed geschiedenisonderwijs essentieel. Zo’n 43 procent van alle leerlingen heeft geschiedenis in het vakkenpakket (het gemiddelde over 2022 en 2023). Dat betekent dat het geschiedenisonderwijs voor 57 procent van de leerlingen stopt na het tweede of derde leerjaar. Terwijl de waarde van de democratie alleen goed begrepen kan worden door goede geschiedenislessen. Daarom hoort geschiedenis geen keuzevak te zijn. Hoogstens mag gekozen worden tussen ”basis” en ”verdieping”, zoals bij wiskunde. Bij ”basis” hoort dan kennis over de democratie en de rechtsstaat.
Bovendien wil ik ervoor pleiten om de Nederlanders die een goede bijdrage aan de samenleving leverden meer op een voetstuk te plaatsen. Door je aan hen te spiegelen kun je een burgerschapsideaal nastreven. Dan ontdekken leerlingen dat je pas een winnaar bent als je bijdraagt aan de gemeenschap. Bedenk dat je in Engeland een ”gentleman”-ideaal had en in de Chinese samenleving een ”junzi” (superieur persoon) kon worden. Overigens is Nederland daar niet onbekend mee. Koningin Beatrix droeg menigmaal een oranje sjerp met de tekst ”virtus nobilitat” (Latijn voor ”de deugd adelt”).
In het oude Griekenland mochten tegenstellingen niet te groot worden. De burgers beseften dat, zodra een heerser geen rekenschap meer aflegde, zij medeverantwoordelijk waren voor het klimaat dat een tiran kon opleveren. Politici moeten daarom echt verantwoording afleggen, zowel aan hun directe achterban als aan het hele Nederlandse volk, én aan de geschiedenis. Dan kan de vertrouwensrelatie worden hersteld. Als de verticale relatie tussen overheid en burger wordt geheeld, versterkt dat de oproep om in de maatschappij het eigenbelang te overstijgen.
Vier pijlers
Als Nederlanders mogen we het niet laten gebeuren dat ons democratische bouwwerk straks wegroest. Wij mogen niet slechts waarnemers zijn, zonder het tij te keren. Want dan worden we als de burgers in de decadente nadagen van het Romeinse Rijk. Maar als het burgerschapsonderwijs de vier genoemde pijlers (actiebereidheid, kennis van de geschiedenis, de juiste rolmodellen kiezen en rekenschap afleggen) omarmt, kan de democratie weerbaar worden. Dan zijn we het best beveiligd tegenover de altijd aanwezige dreiging van de boze machten van tirannie, anarchie en barbarij.
De auteur is docent geschiedenis.