Gemeenten kunnen zich sterk aan een predikant hechten. Ds. P. Vernooij weet dat en wil zich daarom juist als „voorbijganger” gedragen. „Ik was in de achterliggende vijfentwintig jaar met hart en ziel aan mijn gemeenten verbonden, maar mag ze ook weer biddend loslaten.”
De weg naar de hervormde pastorie in Lekkerkerk leidt door de Krimpenerwaard. Drassige weilanden en sloten met knotwilgen zijn een vertrouwde omgeving voor ds. Vernooij. Hij groeide op in de Bommelerwaard, in het plaatsje Aalst.
Voor Vernooij was het lang onduidelijk of hij predikant moest worden. Hij stond achttien jaar voor de klas, waarvan de eerste negen jaar als meester op een basisschool in Putten. In die tijd volgde hij een catechetencursus. Later volgde de opleiding MO-theologie (om godsdienst te mogen geven in het middelbaar onderwijs), waarna hij godsdienstdocent werd. Toen hij lesgaf op het Driestar College in Gouda deed hij aan de Vrije Universiteit Amsterdam doctoraalexamen godsdienstpedagogiek. „Het was echt mijn plan om in het onderwijs te blijven.”
Veilige positie
Toch had Vernooij geen rust bij die keuze. „Al van jongs af aan had ik het verlangen om dienstbaar te zijn in het Koninkrijk van God. Ik werd als het ware naar de kansel getrokken. Teksten die opriepen tot verkondigen, kwamen binnen. En als ik dacht: Ik blijf tóch in het onderwijs, kwam er weer een preek die me richting het predikantschap wees. Ik vroeg me af: Is dit genoeg als roeping? Maar bij het lezen van Spurgeon werd ik terechtgewezen: Je kunt wel rustig achterover blijven leunen in je veilige positie, maar de zaak van de Koning heeft haast.”
De godsdienstdocent had al op allerlei manieren opleidingen gevolgd en ervaringen opgedaan die hem voorbereidden op het predikantschap. Dat zorgde ervoor dat hij bij de theologiestudie veel vrijstellingen kreeg. Toch was het jaar dat hij de kerkelijke opleiding deed een ontzettend drukke tijd, herinnert ds. Vernooij zich. „Op het Driestar College deed ik in drie dagen werk voor vier dagen, daarnaast volgde ik twee dagen per week colleges in Amsterdam. Mijn vrouw hield ons gezin met vijf kinderen draaiende.”
Raad geven
De eerste standplaats van ds. Vernooij werd Oude Pekela in combinatie met een kleine gemeente in Assen. De gemeente in Oude Pekela was tot 1997 een evangelisatie. Ds. Vernooij was de eerste eigen predikant. „Dat kan ervoor zorgen dat een gemeente heel erg aan je gaat hangen. We zeggen allemaal dat we voorbijgangers zijn, maar in de praktijk vinden we het moeilijk om een stap terug te doen. Maar het is de kerk van Jezus Christus, dus mijn stempel moet er niet op.”
Ds. Vernooij maakt duidelijk wat hij bedoelt: „Ik ben altijd voorzitter van de kerkenraad, maar ik onthoud me van stemmen als het gaat om zaken die de identiteit van de gemeente niet aantasten. Daarmee bedoel ik beslissingen over bijvoorbeeld de liturgie of het gebruik van de Herziene Statenvertaling in de diensten. Als predikant moet je opletten dat je niet in een bepaald kamp ingedeeld wordt. Ik wil alleen maar staan voor het Evangelie van Christus. Natuurlijk geef ik wel raad, maar het gaat in de kerk niet om mijn mening of die van kerkenraadsleden. Zoek in afhankelijkheid van de leiding van de Heilige Geest wat goed is voor de gemeente.”
Hoge verwachting
Naast het werk in de gemeente was ds. Vernooij ook lang actief voor gemeenteleden met een lichamelijke of verstandelijke beperking. „Te vaak wordt er óver in plaats van mét deze mensen gesproken. Ik zie niet zelden dat mensen met een laag IQ een hoge verwachting van de Heere hebben. Blokkades die wij kunnen opwerpen met betrekking tot bijvoorbeeld geloofszekerheid, kennen zij niet.”
Ds. Vernooij ziet de gezichten van de mensen weer voor zich. In Tholen deed een jongen met het syndroom van Down belijdenis. „Ik heb nooit iemand met zoveel overtuiging zijn ja-woord horen geven. Zijn eerste avondmaalsdienst gaf grote vreugde. In een andere gemeente kwam een jongen met een verstandelijke beperking met zijn oma mee naar de kerk. Hij was zelf niet gedoopt, zijn ouders hadden weinig meer met de kerk. Maar hij wilde graag lid worden. Uiteindelijk gingen zijn ouders ook de diensten bezoeken en hebben hem laten dopen.”
Schilderles
In een dienst die de Lekkerkerkse predikant voor gehandicapten hield, liet hij een schilderij van een hart zien. „Ik legde hun uit wat barmhartigheid is en hoe wij een warm hart krijgen. Kijk, hier staat het kruis van Jezus, dat ons hart in vuur en vlam voor Hem en onze naaste zet. Hier is een donker deel, de zonde. Het licht van Christus straalt, maar het donker gaat in dit leven nooit helemaal weg.”
Het schilderij blijkt werk van ds. Vernooij zelf te zijn. „Ik klodder weleens wat”, zegt hij bescheiden. „Bij een bijscholing voor predikanten was er eens een creatieve verwerking. Ik had er plezier in en ben daarna op schilderles gegaan.”
Een landschap met kerken, een schilderij van twee zwanen en ander werk staan bij de boeken in de studeerkamer.
Afstemmen
Vanwege problemen met zijn ogen –„ik ben heel vaak in het oogziekenhuis”– bouwde ds. Vernooij het werk voor gehandicapten af. Nu concentreert hij zich helemaal op zijn taken in de Lekkerkerkse gemeente.
Prediking, pastoraat en catechese zijn voor hem een eenheid. „Een preek kun je alleen afstemmen op je hoorders wanneer je contact hebt met de mensen in je gemeente. Ik merk gelukkig veel betrokkenheid, ook bij de jongeren. Zij vertellen me van alles op catechisatie, ook de dingen waarvan ze weten dat ik er niet blij van word. Die input gebruik ik in mijn preken. Dan verkondig ik dat de goddeloze gerechtvaardigd wordt, dat er verzoening is in Jezus Christus.”