Ds. Mulder en ds. Van Vlastuin: Laten we elkaar vasthouden rond Dordt
Fel ging het er de afgelopen anderhalf jaar aan toe, in de discussies over de Dordtse Leerregels. Is er een uitweg? „Laten we dit gesprek in de stilte voeren, en op de toonhoogte van de bevinding.”
Het begon met een mailtje aan de kerkredactie, een paar weken terug, op het hoogtepunt van de discussie over het boek ”Hyperdordt” van de hersteld hervormde predikant dr. G.A. van den Brink (zie ”Aanloop naar de huidige discussie”). Met lede ogen zag ds. G.W.S. Mulder die aan: „Eén van de formulieren van enigheid (let op die uitdrukking!) is nu inzet van strijd en verwarring”, aldus de predikant van de gereformeerde gemeente in Ridderkerk. Hij stelde voor een interview te arrangeren met enkele predikanten, „in elk geval van de Hersteld Hervormde Kerk en Gereformeerde Gemeenten”. In zo’n gesprek zouden zij op „de strijd” kunnen terugblikken, die kunnen duiden en handvatten kunnen geven „hoe ermee om te gaan”.
Prof. dr. W. van Vlastuin, rector van het Hersteld Hervormd Seminarium in Amsterdam, bleek bereid om, samen met ds. Mulder, zo’n gesprek te voeren. Al was er even een aarzeling: „Er staat al een verkennend gesprek met enkele broeders en Van den Brink gepland, voor over een paar weken.”
Dinsdag, halverwege de middag, treffen „Wim en Wim” elkaar in het EMG-gebouw in Apeldoorn. Het is niet voor het eerst dat de twee elkaar ontmoeten: prof. Van Vlastuin begeleidde ds. Mulder de afgelopen jaren bij zijn –inmiddels afgeronde– promotieonderzoek.
Ds. Mulder, kunt u uw hartenkreet, want dat leek het toch wel, toelichten?
Ds. Mulder: „Jazeker. Allereerst denk ik hier aan onze jongeren. De kerk is je moeder. God heeft je in jouw kerk gebracht toen Hij je het teken en zegel van Zijn verbond gaf. Aan mijn kerkverband kleven allerlei zonden, kleeft gebrek. Maar de Kerk, met een hoofdletter, is door God verkoren, door Jezus gekocht, en wordt door de Heilige Geest toegebracht. Ik zeg daarom tegen jongeren: Ervaar het als een groot wonder dat je bij een gemeente mag horen. En het moet de hoogste prioriteit hebben dat wij, met het oog op onze jongeren, met respect over de kerk, hun moeder, spreken.
Vervolgens kijk ik wat meer om me heen: de Nederlandse Gereformeerde Kerken staan op het punt om de laatste herinneringen aan hun orthodoxe wortels acceptabel te maken voor het seculiere levensgevoel. Onze christelijke gereformeerde vrienden zien haast geen uitweg meer om elkaar vast te houden op de klassieke grondslag. Is het dan nu de tijd om ons als gereformeerde gezindte nog verder te laten verdelen doordat een dominee uit de Hersteld Hervormde Kerk de Gereformeerde Gemeenten bestrijdt en hypercalvinisme verwijt? Ik kan me dat niet voorstellen.
Hypercalvinisme beschouw ik als een baken in zee; laten we gewaarschuwd zijn. Maar daar ligt niet het front van de actuele geestelijke strijd. Die ligt wat mij betreft bij het Schriftgezag, en bij de prediking van de rechtvaardiging van de goddeloze. Laten we ons verenigen om daarbij de wacht te betrekken. En elkaar daarin steunen. Natuurlijk mag je het gesprek aangaan over dingen die gevoelig liggen, maar dan wel met als doel om te bouwen en elkaar vast te houden, en dat ook uit te stralen naar onze mensen, zeker onze jongeren, toe.”
Ds. Van Vlastuin, in hoeverre herkent u wat ds. Mulder zegt?
Ds. Van Vlastuin: „Nou, in de intentie herken ik het zeker. Bouwen, elkaar dienen: helemaal mee eens. Tegelijk ben ik blij, Wim, dat je zegt dat een inhoudelijk gesprek over de zaken die Gert van den Brink aansnijdt wel mogelijk moet blijven. Je noemt de rechtvaardiging van de goddeloze. Gert zegt dat die hier in het geding is. Dus even vanuit zijn perspectief gezien snap ik dat hij zegt: Hier moeten we het over hebben. Dat er discussie over gevoerd wordt, lijkt me op zich ook geen probleem. Je weet dat ik een boek over katholiciteit heb geschreven. Laat ik zeggen: ons hersteld hervormde snippertje en het gereformeerdegemeentensnippertje zijn te klein om de héle waarheid te zien. Het is zaak om met „al de heiligen”, en daar hoort voor mij Gert van den Brink ook bij, te komen tot een dieper, rijker, voller inzicht in het Evangelie.”
„Als ik heel eerlijk ben, denk ik dat het hypercalvinisme er bij mij ook wel een klein beetje in zit” - Prof. dr. W. van Vlastuin, rector Hersteld Hervormd Seminarium
Ds. Mulder: „Jij zegt: katholiek. Dan zeg ik: bevindelijk. Daar hechten wij dus wel heel veel waarde aan. En dan vraag ik aandacht voor drie zaken: het Schriftgezag, onze jongeren en de rechtvaardiging van de goddeloze. Hypercalvinisme vind ik in dat licht geen strijdpunt, geen hot issue.”
Ds. Van Vlastuin: „Hypercalvinisme heeft natuurlijk wel gevolgen voor de prediking en het pastoraat. Het heeft relatie met de rechtvaardiging. Denk aan de Reformatie: het sola scriptura, sola gratia en sola fide zijn niet drie losse thema’s, maar eigenlijk verschillende kanten van hetzelfde. Dus als de rechtvaardiging van de goddeloze goed functioneert in de prediking, dan functioneert ook het Schriftgezag.”
Ds. Mulder: „Precies. Je ziet hoe Luther die hele worsteling heeft doorgemaakt, en Calvijn op zijn manier ook. Eigenlijk is de rechtvaardiging van de goddeloze voor hen de persoonlijke hermeneutische sleutel tot het Schriftverstaan geweest: hoe de grote, heilige, rechtvaardige God spreekt tegen mij als arme, verloren zondaar.”
Ds. Van Vlastuin: „En waar dus een zondaar houvast krijgt in het Woord. „Denk aan het Woord, gesproken tot Uw knecht.” Of: „Ik roem in God, ik prijs ’t onfeilbaar Woord”. Maar als ik je dan even mag prikkelen, Wim: wat versta jij onder hypercalvinisme?”
Ds. Mulder: „Dat je de onmacht van de mens legitimeert. Dus niet alleen erkent dat die er is, maar dat je de mens daarin ook staaft. Dat je steeds gaat terugredeneren naar het eeuwige besluit van God. En dat de aanspraak vanuit het eeuwigblijvende Woord op de hoorder door een dergelijke systematiek zo wordt verlamd dat je theologisch gezien buiten het gereformeerde spoor belandt.”
„Ik denk weleens: zijn we dat voluit Bijbelse wachten, afwachten, niet aan het verleren?” - Ds. G.W.S. Mulder, predikant gereformeerde gemeente Ridderkerk
Ds. Van Vlastuin: „Dat is heel treffend gezegd, en herkenbaar. Maar dan toch weer even vanuit Gert gedacht: hij vindt dus dat het aanbod van genade –ik vind dat zelf geen heel goed woord– nogal eens wordt afgezwakt. Dat de roepstem van het Evangelie niet werkelijk tot iedere hoorder meer komt. En als dat zo is, is hypercalvinisme niet zomaar een probleempje.”
Ds. Mulder: „Nee, en dan moet het gesprek daar ook over gaan. Maar het etiket is zo gauw geplakt. Ik mag nu een poosje meelopen in mijn kerkverband. Ik meen toch wel te mogen zeggen dat het onze intentie is om alle hoorders met het Evangelie aan te spreken. Waarbij er altijd dat spanningsveld is tussen aan de ene kant Gods werk en aan de andere kant de verantwoordelijkheid van de mens. Maar de drijfveer van ons kerkverband is om de hele gemeente met de boodschap van genade te bereiken. En dan zeggen we niet alleen hoe het moet; ook hoe het gaat. We willen bevindelijk gereformeerd zijn.”
Ds. Van Vlastuin: „Jawel, maar daarmee krijg je natuurlijk een bevindelijke inkleuring van de boodschap. En kan ik me voorstellen dat men zegt: Is dit nog wel aanbod van genade? Evangelieroeping?”
Ds. Mulder: „Natuurlijk zie je hierin verschillen binnen ons kerkverband, is er sprake van couleur locale. Maar om dat dan meteen als hypercalvinistisch te duiden… De Dordtse Leerregels worden binnen mijn kerkverband hooggeacht. Laten we dat asjeblieft zo houden. Het is een formulier van énigheid en een enorm rijke bron, door de kerk der vaderen ons nagelaten, waarin op zo’n pastorale wijze over hoofdthema’s als verkiezing, verantwoordelijkheid, de rechtvaardiging van de goddeloze, de reikwijdte van de verzoening en de bestemming van de verzoening wordt gesproken. Laten we ons maar oefenen om op dát niveau met elkaar te spreken.”
Ds. Van Vlastuin: „Eens.”
U zegt eigenlijk, ds. Mulder: Moeten we de eenheid nu zó onder druk zetten door een felle discussie over hypercalvinisme te gaan voeren? En u, ds. Van Vlastuin, zegt: Het is wel degelijk belangrijk om ook hierover in gesprek te blijven?
Ds. Mulder: „Ik hoop dat we nu we hier zo bij elkaar zitten laten zien dat we op zoek zijn naar elkaars intenties. Ik vind dat ook heel belangrijk. Maar wat je in de afgelopen tijd zag was dat mensen tegen elkaar werden opgezet, dat er verwarring ontstond, dat mensen van hun eigen dominee gingen zeggen: Klopt het allemaal wel wat hij zegt? Natuurlijk, mensen mogen mij kritische vragen stellen. Wees welkom. Ik ga tussen de jongeren zitten en zeg: Jongens, kom maar. Maar forceer dat niet. Heb respect voor de kerk, als je moeder.”
Ds. Van Vlastuin: „Daar zit inderdaad de moeite. Kijk, jij zou best tegen mij mogen zeggen: Wim, je hebt een stukje hypercalvinisme in je. Ik durf dat ook wel tegen jou te zeggen. En dan praten we erover. Als ik heel eerlijk ben, denk ik dat het er bij mij inderdaad wel een klein beetje in zit. Ik ben misschien ook wel weer zo huiverig voor activisme dat ik liever zeg wat God doet en wat het Woord doet in een mensenhart, de bevindelijke kant zeg maar, dan dat ik activistisch zeg: Geloof, aanvaard Christus.”
Ds. Mulder: „Ik vind het wel leuk dat je dit nu zegt. Maar zoals je het nu uitlegt: voor mij is dat geen hypercalvinisme.”
Ds. Van Vlastuin: „Nee, maar wel een hypercalvinistisch trekje, toch?”
Ds. Mulder: „Nee.”
Ds. Van Vlastuin: „Denk eens aan Philpot. Dat is een hypercalvinist. Die zal nooit oproepen tot geloof. Maar ik vind het eigenlijk best fijn om Philpot te lezen, weet je. Juist omdat hij iets laat zien van de diepte van de ziel, hoe het daar eigenlijk functioneert.”
Ds. Mulder: „Ik vind het heel mooi dat je dit zegt. Philpot wordt ook in de Gereformeerde Gemeenten gewaardeerd. Tegelijkertijd heeft ds. G.H. Kersten om de reden die jij nu noemt gezegd dat zijn preken niet geschikt zijn om te lezen in leesdiensten.”
Is het erg om „hypercalvinistische trekjes” te hebben?
Ds. Van Vlastuin: „Misschien moet ik zeggen: ja. Als je maar weet dat je ze hebt. En er alert op bent.”
Ds. Mulder: „Als het gaat om de verantwoordelijkheid van de mens, is het me al vaak opgevallen dat dit in het pastoraat zo nauw luistert. Mensen laten vaak niet zomaar het achterste van hun tong zien. Dus moet je daar voorzichtig en teer mee omgaan. En dat is precies ook het pastoraat dat Dordt ons biedt.”
Ds. Van Vlastuin: „Daar ligt volgens Dordt ook de grote verantwoordelijkheid van de prediker. „Doden zullen horen de stem van de Zoon van God.” Dat lijkt mij het geding met het hypercalvinisme. De hypercalvinist zegt: „Je kunt niet geloven, dus gaan we je ook niet oproepen.” De remonstrant zegt: „Je wordt opgeroepen om te geloven, dus zul je het ook wel een beetje kunnen.” Wij als calvinisten zeggen: „Wij prediken het Evangelie met bevel van geloof en bekering.” Niet omdat we denken dat die mens nog iets kan, maar omdat we geloven dat Jezus het kan door Zijn Woord en Geest. Dus we staan als het ware op het kerkhof en zeggen: Staat op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Dat vind ik het…”
Ds. Mulder: „…geweldige in de prediking. Ik gebruik op de preekstoel voor de kinderen nogal eens het voorbeeld van het dochtertje van Jaïrus. Ze lag op dat bed, gestorven. Maar dan gaat Jezus haar roepen. Waarom zou je dat doen, dat kan toch niet? Nee, maar er gaat kracht van Hem uit, en het kind staat op. En dan is het inderdaad wonderlijk, Wim: als ik dit dan vanaf de preekstoel zeg, zeg ík het. Maar dan is het ook mijn gebed of de Heilige Geest het Zelf zo levend en krachtig wil doen als het Woord in zichzelf ook is. Dat de dominee wegvalt en de Heere door mijn bediening wil werken.”
Terug naar de discussie: hoe verklaart u dat deze zo veel emoties oproept? En, wordt wel gezegd, elke generatie terugkeert?
Ds. Van Vlastuin: „Ik zou zeggen dat dit ’m zit in de existentiële dimensie van wat hier gebeurt. Misschien persoonlijk: nadat het Evangelielicht in mijn donkere ziel zo helder had geschenen, heb ik vanaf mijn 19e met deze dingen ook enorm geworsteld: Wet en Evangelie, zekerheid, Christus, vergeving, rechtvaardiging. Dat je gewoon elke letter moet doorworstelen om er maar enigszins zicht op te krijgen. Herken je dat, Wim?”
Ds. Mulder: „Ik was denk ik 16, 17. Ds. Moerkerken preekte toen over Johannes 6: „Wilt gijlieden ook niet weggaan?” Heel krachtig ging het over het verkiezende werk van God en het borgwerk van Christus. Wat niet uit de Geest is, heeft geen leven. Ik vond dat zo afsnijdend dat ik me werkelijk aan de bank heb vastgehouden om niet weg te gaan. Wat dus de tekst van de preek was. Wat jij zegt, herken ik dus helemaal. Maar ik zal ook nooit vergeten dat naderhand, we fietsten van de kerk terug naar huis, God bekrachtigde wat de dominee ook had gepreekt: „Tot Wie zullen wij heen gaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven.” Dat heeft mij toen zo klein gemaakt. En het heeft me verbonden aan God, Zijn Woord en de prediking. Maar dat was een existentiële strijd. Ik zal dus nooit een gemeentelid dat hiermee worstelt met een hard woord de deur wijzen, want als God mij dit niet had gegeven, weet ik niet waar ik was terechtgekomen. Het is een wonder dat ik in de kerk mijn plek mag innemen.”
Toch verklaart dit niet per se waarom deze discussie vaak met zo veel emoties, en verwijten, gepaard gaat.
Ds. Mulder: „Ik zie hier ook iets hyperigs in. Dan komen het existentiële en het moderne, emotionele, bij elkaar. Dat gaat dan vonken.”
Ds. Van Vlastuin: „Ik heb ook wel het idee dat er nog een oefening in luisteren nodig is. Kijk, mensen zijn bij mij ook weleens gekomen met heel massieve kritiek. Nou, dan ga ik steigeren. Maar als je alle emotie eraf haalt, dan zit er misschien toch wel iets in die kritiek.”
Ds. Mulder: „Ik wil er niet te veel over zeggen, maar hier speelt natuurlijk ook mee dat Van den Brink uit de Gereformeerde Gemeenten afkomstig is. Je kunt dus raden dat daar voor hem, en ook voor ons, pijn zit. En dan is je begin, de starthouding om tot een goed gesprek te komen, niet goed.”
Hoe breed leeft deze discussie in uw kerkverband?
Ds. Van Vlastuin: „Ik heb de indruk dat die bij ons niet zo speelt, al dien ik natuurlijk geen gemeente meer, dus krijg ik er ook niet altijd wat van mee. Ik merk wel dat Hyperdordt ter sprake komt in bestuursgeledingen van reformatorische scholen.”
Ds. Mulder: „De thematiek waar we het over hebben, leeft. Ik zie ook jongeren daarmee bezig zijn. En dat kan goed en nuttig zijn. Overigens kom ik de scherpte van deze discussie, dat men verbitterd raakt tegen eigen ambtsdragers en predikanten, bijna niet tegen.”
In zijn publicaties vraagt dr. Van den Brink aandacht voor geloofszekerheid: „Indien we geloofszekerheid overbodig of gevaarlijk vinden, is Dordt verworden van een loflied tot een rechtszinnigheidsdocument”. Hoe kijkt u hier tegenaan?
Ds. Mulder: „Dordt spreekt hier met grote Bijbelse wijsheid en op een bewogen manier over. In artikel I,16 wordt zekerheid volledig als uitgangspunt genomen, maar twijfelende zielen worden niet aan zichzelf overgelaten. In dit artikel ligt ook niet de nadruk op het appel om te geloven, maar op de middelen waarnemen. Dat is een uitdrukking die in mijn kerkverband veel wordt gebruikt. En zeker is twijfel zonde, maar tegelijkertijd komt die in de Bijbel voor. Als Jezus uit de dood is opgestaan, staat er dat sommigen van Zijn discipelen twijfelden. En Jezus Zelf waarschuwt in de gelijkenis van de voorzichtige en dwaze bouwer voor mensen die het allemaal zo goed weten. We hebben een Zaligmaker nodig. Het moet op Jezus aan.”
Ds. Van Vlastuin: „Ik snap wat jij zegt. Er is een zelfverzekerdheid die arm vergeet te zijn. Dat oppervlakkige, rationele geloof, waarin je het geheim van de Geest mist. Maar, dat gezegd hebbend, denk ik dat er ook een bedroeven van de Geest is. Als mensen die de Geest hebben, dat ontkennen. Onze vaderen schreven daarover: de onheilige op zijn best, en de heilige op zijn slechtst. Daar ligt wel een spanningsveld. Dat je het Evangelie onder een stolp zet, en de heerlijkheid van Christus tekortdoet.”
Ds. Mulder: „Van harte mee eens. Zondag heb ik voorbereiding op het heilig avondmaal. Daar zie ik altijd op een bijzondere manier tegenop. Omdat je inderdaad niet een christendom wilt aankweken dat rust op zijn gevoel of redeneringen, of conclusies. Het geestelijke christendom zal iets van de grondslag moeten kennen van ellende, verlossing, dankbaarheid, Adam en Christus. Maar tegelijkertijd is er bij mij de worsteling: hoe komt op een eerlijke wijze naar voren dat men niet mag blijven zitten als men hier iets van kent?”
Beide ‘kampen’ in deze discussie verwijten elkaar dat zij over de grenzen van de Dordtse Leerregels heengaan. Zijn de Leerregels voor meerderlei interpretatie vatbaar?
Ds. Van Vlastuin: „Ik citeer hier graag de hervormde predikant G. Boer: „Daarbij hebben wij te bedenken dat wij, én wat de tijdsvolgorde én wat het karakter van deze nadere verklaring betreft, deze Dordtse Leerregels verklaren moeten vanuit de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Catechismus.” De Leerregels moeten dus in het kader gezet worden van de hele Reformatie. Ds. Boer schrijft dit niet ter relativering van Dordt, maar juist om het eigenlijke van Dordt te onderstrepen. Ik vind dat een superhandreiking. De Dordtse Leerregels zoomen in op de bron van het geloof. Maar de Catechismus laat zien dat het geloof functioneert in het kader van de drie stukken.”
Ds. Mulder: „Heel waardevol. Verootmoediging en berouw vormen de grondtoon van het spreken over God. Ik denk hier ook even aan ”De troost der verkiezing” van de hervormde L. Vroegindeweij, voor mij verplichte literatuur in mijn opleiding aan de Boezemsingel. Ook bij hem vind je die klassieke, reformatorische, pastorale uitleg van de Dordtse Leerregels.”
Ds. Van Vlastuin: „Als de prediking van de beloften van het Evangelie met bevel van geloof en bekering aan ieder ontbreekt, passeren we een grens. En als we niet laten functioneren dat geloof en bevindelijke wedergeboorte bij elkaar horen, passeren we ook een grens.”
In De Ongelooflijke Podcast werd onlangs „kerkverlater” Franca Treur geïnterviewd. Afkomstig uit Meliskerke herinnert zij zich dat „de standaard enorm hoog is: je bent niet zomaar uitverkoren”. In hoeverre leidt een prediking waaraan dr. Van den Brink het verwijt ”hypercalvinisme” verbindt tot zondige lijdelijkheid?
Ds. Van Vlastuin: „Ik weet niet of die samenhang er een-op-een is. Ik weet wel dat dit er is. Toen ik 17 was, was ik echt wel heel somber. Ik dacht: er zijn nog vijf bekeerde mensen in Nederland. Dat ik bekeerd word, is gewoon niet aan de orde. Dus dat er zo’n denken kan zijn, weet ik uit mijn eigen leven. Als dat de sfeer wordt, kan het wel verlammend werken.”
Ds. Mulder: „Ik heb ds. J. Karels, emeritus in Rijssen, een hartelijk bevindelijk prediker, een keer horen zeggen: „Kinderen, bidden jullie allemaal om een nieuw hartje? Allemaal doen, hoor! Vanavond, elke avond. En dan hoor ik een kind zeggen: „Ja maar, kan ik dat wel krijgen?” Ja”, zei hij toen: „weet jij hoeveel nieuwe hartjes de Heere nog geeft? Eíndeloos veel.”
Ik denk dat wie uit de bevindelijk gereformeerde traditie komt, zich vaak dingen niet zomaar toe-eigent. In het pastoraat kom ik dit ook tegen. En toch denk ik weleens: zijn we dat voluit Bijbelse wachten, afwachten, niet aan het verleren? Onze generatie is inmiddels gewend aan bol.com: voor 24 uur besteld, is morgen in huis. We leven in een cultuur die niet meer kan wachten. Maar zet die nu eens naast de Messiasverwachting van Sara, Maria, Simeon. Die wachtenstijd is nuttig. Vlees en bloed beërven het Koninkrijk niet. Mijn vleselijke bestaan moet sterven. Ik heb bij sterfbedden gestaan van mensen die zichzelf niets konden geven en van wie je toch wist: Die man is goed heen.”
Ds. Van Vlastuin: „Moeten we onszelf toch niet afvragen of er theologische oorzaken zijn als mensen leven en sterven met een lampje op hun rug?”
De christelijke gereformeerde predikant A.A. Egas zei op CVandaag: „Het zou mooi zijn als twee wijze broeders, uit elk ‘kamp’ een, in deze discussie de leiding nemen.” Hoe kijkt u tegen zijn suggestie aan?
Ds. Van Vlastuin: „Ik zei het al even: er is een gesprek in voorbereiding. In de zestiende eeuw had je de godsdienstgesprekken. Naar aanleiding van de discussie rond Dordt heb ik gedacht: we moeten in gesprek. En heb ik ds. J.M.J. Kieviet, ds. W. Visscher, L. van der Tang, ds. G. Clements en Gert uitgenodigd om met z’n zessen dat gesprek te voeren. En intussen is er dus ook een gesprek geweest tussen ds. Clements en Gert. Wat het moet opleveren? Het kan zijn dat we aan het eind van onze verkenning tot de conclusie komen dat we niet verder komen. Maar het kan ook zijn dat er toch iets van een consensus ontstaat, een basis om met elkaar te praten.”
Prof. Van Vlastuin, tijdens het symposium rond het boek ”Afwachten of verwachten?” van Klaas van der Zwaag, in 2003, pleitte u voor de „toonhoogte van de bevinding” als „enige uitweg” in deze discussie. Wat betekent dit voor de huidige discussie?
Ds. Van Vlastuin: „Ik heb toen het voorbeeld van ds. F. Mallan genoemd, die in een recensie een boek van Mary Winslow aanbeval. Theologisch was hij het daar echt niet 100 procent mee eens. En toch herkende hij de spiritualiteit, de bevindelijkheid. Als die herkenning er is, kun je veel van elkaar hebben.”
Ds. Mulder: „Nou, misschien mag ik zeggen, Wim, dat we naar mijn idee ook in dit gesprek meerdere keren op bevindelijke toonhoogte zijn gekomen. Dat is ook mijn gebed geweest. En nog iets: zulke gesprekken vinden bij voorkeur plaats in de stilte.”
Wat raadt u een jongere, of oudere, die met vragen op dit terrein loopt aan?
Ds. Van Vlastuin: „Ik zou zeggen: lees de Marrowmen. Ambrosius, ”Het zien op Jezus”. Fisher. Of M’Cheyne.”
De vraag is of jongeren dát nog zullen doen.
Ds. Van Vlastuin: „Nee, maar ik beveel ze toch aan. Ik heb daar zo superveel aan gehad. Ik zou zeggen: als mensen echt worstelen, dan willen ze daar ook wel iets voor doen. Ik heb die boeken destijds gewoon opgegeten.”
Ds. Mulder: „Ik zou willen zeggen tegen zo’n jongere of oudere: Lees biddend je Bijbel. Kom trouw naar de kerk. Ga in gesprek met de leider van de jeugdvereniging of met een ambtsdrager die je vertrouwt. Wees ervan overtuigd dat jouw kerk om je geeft. Ik merk dat in kerkenraadskamers, overal waar ik kom. Bovenal: de Heere is een Waarmaker van Zijn Woord. Allen die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. Dat is echt waar.”
Ds. Van Vlastuin: „Nu ben ik even heel gemeen: zijn beloften als deze voor alle jongeren?”
Ds. Mulder: „Ze moeten aan alle jongeren zonder onderscheid worden gepredikt, en met bevel van bekering en geloof.”