De blik naar binnen
Is een grote, dure auto per definitie verkeerd? Hoeft niet, zegt prof. dr. G. C. den Hertog. „Maar ík zou me erg ongemakkelijk voelen als ik er in zou rijden.” De aankoop van een auto is vooral de eigen verantwoordelijkheid van de koper, stellen Broekhuis Holding-directeur Jaco E. Remijn en RD-testrijder Arno Witvliet. De blik moet naar binnen, betogen ze alledrie. „We mogen er ons hart niet op zetten.” Over de manier waarop dat gestalte dient te krijgen, botsen de meningen.
Welke rol speelt de auto in uw leven?
Prof. Den Hertog: „Ik gebruik ’m vooral zondags om te gaan preken. Soms voor een spreekbeurt. Ik fiets veel, maar laat me echter niet natregenen. Dan pak ik ook de auto.”
Remijn: „De auto is mijn werk. Het is voor mij geen statussymbool.”
Dat zegt iedereen.
Remijn: „Ik geniet wel van mijn XC 90, maar ik voel me geen andere persoon door de auto die ik rijd.”
Prof. Den Hertog: „Ik zou me toch enigszins schamen als ik in zo’n auto reed.”
Remijn: „Schamen?”
Prof. Den Hertog: „Met zo’n dure auto laat je zien dat je wel erg ver meegaat met een wereld die er rijkdom mee demonstreert en beleving zoekt. Dat moet je niet willen. Vaak wordt gezegd dat een calvinist niet van het leven kan genieten. Maar het is zelfs een bijbels gebod te genieten van het goede dat God geeft. Dan denk ik aan lekker eten, een goed glas wijn, wandelen met mijn vrouw. De vraag is: Kan daar ook zo’n dure auto onder vallen?”
Witvliet: „Mijn auto heeft een zeker verband met mijn zakelijke contacten. Als ik in een Opel Astra zou rijden, schatten mensen mijn positie anders in, bewust of onbewust.”
Prof. Den Hertog: „Ik besef drommels goed jullie positie. Ik ben ook niet categorisch tegen een dure auto. Maar de vraag is: Hoe voel je je daarbij? Als christen zou ik het Spaans benauwd krijgen.”
Remijn: „Ik krijg het helemaal niet Spaans benauwd. Cruciaal bij een auto is de merkbeleving. Op grond daarvan kiezen consumenten. Volvo is daar een mooi voorbeeld van. Zo’n merk straalt iets uit. Als we die beleving eruit zouden halen, dan vervalt het merkonderscheid.”
Prof. Den Hertog: „Beleving is een woord dat qua betekenis heel dicht bij bevinding ligt. Maar er zijn ook grote verschillen tussen die twee woorden. In de belevingseconomie moet je dit meemaken en die kick hebben. Als je in de kerk een preek hoort over bevinding en je rijdt de mooiste auto, hoe rijm je dat? Mijn moeite betreft -nogmaals- niet zozeer de auto, maar wat die auto met ons doet en welke plaats die in ons leven inneemt.”
Witvliet: „Helemaal mee eens. Op het moment dat consumptieartikelen een persoonlijke relatie met God gaan hinderen, is er sprake van onbalans. Daarom moet je voldoende afstand bewaren. Je mag in zekere zin genieten van de zegeningen die je ontvangt. Je gaat de fout in zodra je je hart erop zet. Als je in de kerk zit te denken aan je glanzende bolide die buiten op het kerkplein op je staat te wachten, dan is het dramatisch mis.”
Remijn: „De vraag is: Hoe sta je er persoonlijk in? Hoe hecht ik eraan? Maar ik kan niet zeggen dat ik beleving niet belangrijk vind. Ik vind dat vreselijk belangrijk. Vooral in het autovak. De hele maatschappij draait om consumptie.”
Prof. Den Hertog: „Het moet toch een spagaat zijn voor een verkoper? Bij bevinding gaat het om proeven en smaken dat de Heere goed is. Beleving is het najagen van een kick.”
Remijn: „Ik raak niet in een spagaat. Mijn persoonlijke relatie met God is het belangrijkst. En niet: Zie mij eens in die dikke auto rijden. Ik kan me niet onttrekken aan de huidige maatschappij. Als ik dat zou willen, dan moet ik de deuren van dit bedrijf sluiten. Ik heb echter een verantwoordelijkheid voor 500 mensen. Ik zie geen kwaad in de markt waarin ik opereer. Ook niet in grote, dure auto’s.”
Wat is de positie van de auto in de gereformeerde gezindte?
Prof. Den Hertog: „Ik heb gehoord, en dat is van verschillende kanten bevestigd, dat er op de Veluwe gemeenten zijn ter rechterzijde van de gereformeerde gezindte waar zondags een paar opgeschoten jongens op het kerkplein surveilleren om de bolides in de gaten te houden.”
Witvliet: „Klopt. Ook bij ons in Amersfoort gebeurt dat. Na een flink aantal inbraken.”
Prof. Den Hertog: „Dat betekent dat die jongens niet onder het Woord komen. Terwijl op dat moment wordt gesproken over hun eeuwig heil. Denk hierbij eens aan het woord van de Heere Jezus: „Waar uw schat is…””
Remijn: „Moet je dat dan laten gebeuren? Het lijkt een maatschappelijke trend te worden dat mensen aan je privé-bezit komen.”
Prof. Den Hertog: „We spreken hier over kerken die belijden dat God op dát moment het Woord kan gebruiken om harten te raken. Zij houden heel bewust jongens uit de kerk om hun lieve geld te beschermen.”
Witvliet: „Niet de aanschafprijs van de bolides is daarbij het punt geweest. Of ze in uw 306 inbreken of mijn duurdere auto maakt niet uit. Het gaat erom dat de parkeerplaats net naast een bos ligt, gunstig voor autokrakers dus.”
Prof. Den Hertog: „Er zijn toch wel andere oplossingen? Zet een pendeldienst op, om met een paar goedkope busjes mensen naar de kerk te brengen. Of zet een groot hek om die parkeerplaats.”
Gaat de gereformeerde gezindte te veel op in auto’s?
Remijn: „Ongetwijfeld zullen er van die mensen zijn.”
Witvliet: „Een opvallende uitkomst in het RD-onderzoek is dat slechts 3,6 procent gebruikmaakt van een vorm van financiering, terwijl in de praktijk zo’n 80 procent wordt gefinancierd. Hieruit blijkt een stuk pragmatisme ten opzichte van auto’s. Wij lenen niet, wij kopen alleen wat uit kan.”
Remijn: „Hier straalt een stuk nuchterheid uit. Laat het landelijk 50 tot 60 procent zijn. Dan nog is de kloof groot. Als je statusgevoelig zou zijn, zou je geld lenen om die exclusieve auto toch te kopen. Dat is dus niet zo.”
Prof. Den Hertog: „Zou hier ook niet nuchter meespelen dat mensen uit de gereformeerde gezindte niet naar Disneyland of de Canarische Eilanden gaan, of geld uitgeven aan andere uitbundige zaken? Er blijft dus geld over op de bank voor de auto. En ook reformatorische mensen willen zichzelf toch een beetje verwennen. In de showroom.”
Functioneert de bijbelse opdracht tot soberheid en matigheid in zijn algemeenheid?
Remijn: „Iedereen moet dat voor zichzelf bepalen. Ik woon in Putten. Ik vind het niet extreem een bepaalde kant op gaan.”
Witvliet: „De bijbelse opdracht is ook om de tienden te geven voor de dienst van het Koninkrijk van God. Het zou interessant zijn eens onderzoek te doen in hoeverre wij daaraan voldoen. Hoe verhoudt zich dat met ons consumptiepatroon?”
Prof. Den Hertog: „Het gaat niet om procenten. In het Evangelie lezen we dat Jezus de discipelen wijst op wat de mensen in de offerkist in de tempel deden. Vrijwel iedereen gaf van zijn overvloed. Alleen de weduwe gaf alles wat zij had, zij leverde zichzelf uit aan de Heere. De vraag is niet of je een percentage geeft, maar of je jezelf geeft.
Ik denk dat het bij ons vaak op de verkeerde manier functioneert. Gereformeerden genieten niet te veel, maar genieten verkeerd. Je hoeft je hand niet op de knip te houden. Hebben we iets moois te vieren in de familie? Goed, gezellig, mooi. Willen we daar een paar centen aan uitgeven? Prima. Investeer in familierelaties.”
Mag -of moet- een predikant autobezit concreet in de prediking noemen?
Remijn: „Ik hoor in de prediking nooit iets over het gevaar dat je kunt doorschieten in je auto. Wel waarschuwingen voor gehechtheid aan materiële zaken. Maar dan voel ik niet: Ik moet morgen die dure auto aan de kant doen. Voor mij is een auto een gebruiksvoorwerp, waar ik mijn geld mee verdien. Tegelijkertijd moet je zeggen: Als dit je leven gaat beheersen, dan moet je vraagtekens zetten.”
Prof. Den Hertog: „Jullie zijn zeer wel in staat om van een bevindelijke preek met concrete handvatten te zeggen: „Het bevindelijke deel was geweldig, maar wat-ie over de auto zei, ach, je kunt wel merken dat hij niet in het zakenleven zit.” Zo werkt dat toch? Op punten serveren jullie zo’n preek keurig af.”
Remijn: „Het gaat om de strekking.”
Prof. Den Hertog: „Wat baat het de mens als hij de wereld gewint… Maakt die vraag ons nog onrustig?”
Remijn: „In essentie gaat het daarom. Mee eens.”
Prof. Den Hertog: „Ik hoor hier zeggen: Je moet je hart er niet op zetten. Maar als er een yup binnenkomt, verkoop ik hem dan gezellig een grote auto, geef ik ’m nog wat accessoires mee ook? Dan heb ik iemand gestijfd in zijn houding, geappelleerd aan zijn begeerte.”
Remijn: „Ik maak een bruggetje richting vastgoed. Daar geldt toch hetzelfde voor? Een makelaar kan toch niet de grens bij 500.000 euro leggen?”
Prof. Den Hertog: „Willen we in onze samenleving nou naar een omslag of niet? En dan bedoel ik: Niet meegaan met de trend om genot te stimuleren.”
Heeft een autodealer hierin een bijbelse verantwoordelijkheid richting zijn klant?
Remijn: „Ik zie hier meer een taak voor predikanten vanaf de kansel, dan vanuit het dealerbedrijf. Ikzelf koester daar geen illusies over.”
Witvliet: „We proberen dat in krantenartikelen over auto’s te doen. Ik heb moeite met verhalen over exoten waarbij 90 procent emotie en welvaartsbeleving is. Dan appeleer je aan begeerte. Vooraf zorgvuldig afgewogen artikelen blijken soms veel discussie op te leveren. Daaruit heb ik geleerd terughoudend te zijn.”
Prof. Den Hertog: „Wij hebben onlangs een huis gekocht en ingrijpend verbouwd. Het is plezierig als er iemand is die zegt: Hier moet je geld aan uitgeven, daar moet je geen cent in steken. Dat geldt voor een auto ook. Een dealer moet geld verdienen, da’s een eerlijke zaak. Maar je moet niet een verkoper hebben die in enthousiasme boven de klant uitstijgt.”
Remijn: „Niet mee eens. Ik zal aan moeten geven wat de mogelijkheden zijn. Dat is een natuurlijk onderdeel van het commerciële traject. Als je een pak koopt, is het toch ook raar als de verkoper de stropdas vergeet?”
Prof. Den Hertog: „Een kleine gewetensvraag. U wilt niks van een eigen verantwoordelijkheid van een verkoper weten. Wat moet er dan op de kansel worden gezegd, als dat toch geen consequenties heeft voor uw handelen? Ik heb u niet horen zeggen tegen de klant: Dit is mijn eigen overtuiging, laat je niet gek maken. Kijk ook eens naar het prijskaartje.”
Remijn: „Ik peil vooraf de behoefte van een klant, dat is hetzelfde.”
Witvliet: „Iemand komt binnen, helemaal weg van een Volvo XC 90. Je kunt dan twee dingen doen: De klant bevestigen in zijn keuze. Of zeggen: U kunt prima met een auto die half zo duur is uit de voeten. Pas dan ben je christen, zegt de professor.”
Prof. Den Hertog: „Nee, dat zeg ik niet.”
Witvliet: „Ik ben het met Remijn eens: Bevestig de meneer in zijn keuze. Geen list en bedrog, een nette transactie, dat is ook christelijk ondernemerschap.”
Prof. Den Hertog: „Je gaat niet met iemand een pastoraal gesprek aan. Helder. Maar wel: U hebt deze auto in gedachten. Maar vertelt u eens: Past dit het beste bij u?”
Remijn: „Dat doen we. Het gaat niet alleen om het verkopen van die auto van 80.000 euro, het moet om de klant gaan. We peilen de behoefte van een klant. Wij zijn niet uit op snelle deals, wel op continuïteit van het bedrijf. Als we over de schreef gaan in onze werkwijze, mag iedereen ons daarop aanspreken. Het is te zwartwit gezegd dat er alleen een taak is vanaf de kansel.”
Prof. Den Hertog: „Nee, jullie komen hier te gemakkelijk mee weg. Als er iemand uit de eigen kring in de showroom komt, hoe praat je met zo iemand?”
Remijn: „Ik vind het fijn als mensen uit deze kring komen. Maar ik ga met die mensen niet anders om dan met andere klanten.”
Prof. Den Hertog: „Dan heb je weer de scheiding tussen geestelijk en stoffelijk.”
Remijn: „Ik vind dat een persoonlijke verantwoordelijkheid van de klant.”
Prof. Den Hertog: „Mág een verkoper erover doorpraten?”
Remijn: „Natuurlijk kun je best goede gesprekken hebben. Maar het blijft een verkoper.”
Prof. Den Hertog: „Dat vind ik onthullend. Op de preekstoel moet het gezegd worden en zakelijk niet.”
Remijn: „Dat heb ik niet gezegd. Een verkoper moet echter zijn target realiseren, daar wordt hij voor betaald. De schoorsteen moet wel roken.”
Prof. Den Hertog: „Dan heb je weer de vraag weggeschoven om als christen een bepaalde vraag niet te stimuleren. Jullie zeggen: Zakendoen is ethisch gezien volstrekt neutraal. U kunt op zondag met een verkoper in de kerk zitten en het eens zijn over een ontdekkende preek. Maar op maandag wordt hij in een functioneringsgesprek op het matje geroepen over een klant van 80.000 euro die hij heeft laten lopen.”
Remijn: „Ik zou het liefst willen dat al mijn verkopers bij ons in de kerk zouden zitten. Wij hebben gedragsregels voor ons handelen opgesteld. Meer kan ik niet.”
Aan de top van het bedrijf hebt u toch de mogelijkheid om ethiek -matigheid en soberheid- in die gedragsregels op te nemen?
Remijn: „Niet anders dan wat ik heb benoemd. Ik zou niet weten hoe ik dat handen en voeten moet geven.”
Prof. Den Hertog: „Zou u het willen?”
Remijn: „Idealistisch wel.”
Prof. Den Hertog: „Idealistisch wel?”
Witvliet: „Wie stelt daarvoor de norm vast?”
Prof. Den Hertog: „In alle duidelijkheid: Ik wens geen moralisme. Maar ik zie de nood van mensen die stikken in de welvaart. Hebben we niet in het gereformeerde volksdeel de taak te bidden om de Heilige Geest om de trend te keren, zodat mensen zien wat werkelijk moet leven in de samenleving?”
Zijn er voor een autotester grenzen als het gaat om auto’s die worden besproken?
Witvliet: „Nee, geen bovengrens. Maar ik bespreek geen nieuwe Porsches of andere exoten. We zijn ook zeer terughoudend met cabrio’s enzo. Maar als ik van de Mercedes-importeur hoor dat hij een substantieel aantal auto’s van de S-klasse (90.000 euro en hoger, red.) aan „het gelovig deel der natie” verkoopt, dan zie ik het als mijn verantwoordelijkheid om daar een objectieve testrapportage over te maken. Ik heb daar geen enkele moeite mee. Maar dat doen we niet alleen. We beschrijven ook de Lupo, de Agila, de Panda.”
Ligt er een taak voor een testrijder om matigheid en soberheid te stimuleren?
Witvliet: „Ik kan me herinneren dat ik wel eens een opmerking heb gemaakt: 90.000 euro is wel heel veel geld. Kan met 70.000 euro je vervoersbehoefte ook niet fantastisch worden ingevuld? Ik stel bij mezelf wel wat meer nuchterheid en afstand tegenover dure modellen vast. Dat uit zich ook in minder emotionele beschrijvingen. Maar als een fabrikant een fantastisch product heeft gemaakt, dan mag dat ook worden gezegd. Afgelopen zaterdag hadden we een technisch mooi product, maar de prijs is te hoog. Dat heb ik dan ook geschreven.”
Remijn: „Een representatieve spreiding is belangrijk.”
Zijn er voor een krant grenzen?
Prof. Den Hertog: „Je móét een grens stellen. Boven 25.000 euro zou je niet moeten willen bespreken.
Witvliet: „Dan valt er wel veel af.”
Prof. Den Hertog: „Vooruit, 30.000 dan. Of 35.000? Het gaat mij niet om de exacte grens. Maar als christelijke krant heb je een eigen verantwoordelijkheid. Als krant kun je een signaal afgeven: In het licht van goed rentmeesterschap doen wij daar niet aan mee. Verder telt het RD ook veel lezers die zich zo’n auto nooit kunnen veroorloven, en zich er -terecht- zorgen over maken dat men het in dure auto’s zoekt. Lezers die geïnformeerd willen worden over exemplaren van 40.000 euro of meer weten wel waar ze de informatie moeten halen.”
Remijn: „Ik zie niets in een bovengrens. Je hebt als krant een autorubriek of je hebt ’m niet. Als je een grens gaat instellen, dan zeg ik: Skip die hele rubriek. En mag je als dealer dan wel adverteren in het RD? Waar legt u dan de grens?”
Den Hertog: „Mag ik u nu even heel direct vragen waarom u al mijn argumenten afwijst? Waar is uw bewogenheid met de mensen die geen deel dan in dit leven hebben?”
Witvliet: „Ik heb Remijn wel horen zeggen dat hij als ondernemer aangesproken wil worden op zijn manier van zakendoen.”
Remijn: „U redeneert te kort door de bocht. Gaat u eens op mijn stoel zitten.”
Prof. Den Hertog: „Toch houd ik na een hele ochtend praten over dat u eenzijdig denkt vanuit uw bedrijfsbelang. Zelfs van een eigen verantwoordelijkheid van een christelijke krant om de lezers te helpen zich voor overdaad te wachten, wilt u niet weten.”
Prof. dr. G. C. den Hertog
Leeftijd: 55 jaar.
Beroep: hoogleraar ethiek aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Gaat vrijwel iedere zondag voor.
Auto: Peugeot 306. „Met een kofferbak. Verder weet ik alleen dat-ie groen is.”
Nieuw/tweedehands: Nieuw, bouwjaar 2000.
Nieuwwaarde: „Goeie vraag, 34.000 gulden, denk ik.”
Aantal kilometers per jaar: 30.000.
Deukje? „Ik doe niks. Er zitten diverse deukjes in. Ik laat ze zitten, totdat ik misschien een keer een grotere aanrijding krijg. Dan neem ik alles in één keer mee.”
Droomauto? „Dat weet ik oprecht niet. Een auto moet goed rijden, betrouwbaar zijn, meer niet.”
Arno Witvliet
Leeftijd: 29 jaar
Beroep: werkzaam bij Cordys Europe in Putten, onderdeel Vanenburg Group. Freelance testrijder voor het Reformatorisch Dagblad.
Auto: Volvo S60 D5.
Nieuw/tweedehands: Nieuw (lease), bouwjaar 2004.
Nieuwwaarde: 41.000 euro. „Complete auto, alles erop en eraan.”
Aantal kilometers per jaar: 50.000 met de S60. Voor de krant 10.000 tot 15.000 met testauto’s.
Deukje? „Dat is ter beoordeling aan de leasemaatschappij. Er zit nu een pit in de koplamp. Die mag er niet uit.”
Droomauto? „Een stevige BMW uit de 5-serie vind ik geweldig. Of de Porsche 911, een klassieke sportwagen. Met Italiaanse sportwagens heb ik niks.”
Jaco E. Remijn
Leeftijd: 37 jaar
Beroep: directeur Broekhuis Holding, 21 dealervestigingen, een leasemaatschappij, een verzekeringsmaatschappij, een automaterialenzaak, vier autoschadebedrijven, acht merken, 500 man in dienst.
Auto: Volvo XC 90. „Ik dacht een 3,0 liter V6. Complete uitvoering.”
Nieuw/tweedehands: Nieuw, bouwjaar 2004. „’t Is voor mij een demonstratieauto. Ik geniet er privé van, maar het is vooral een gebruiksvoorwerp.”
Nieuwwaarde: 80.000 euro.
Aantal kilometers per jaar: 25.000 tot 30.000.
Deukje? „Dat gaat er direct uit.”
Droomauto? „Dat zal u verbazen. Ik ben helemaal niet zo gek op auto’s. Ik rij wel graag een mooie.”
Dit is het achtste en laatste deel in een serie over autobezit en autogebruik in de gereformeerde gezindte.