Toevlucht voor schuldige zondaren
Vrijsteden zijn steden die God had aangewezen als toevluchtsoord voor mensen die zonder opzet iemand hadden doodgeslagen. Deze steden waren voor iedereen binnen bereik, op relatief korte afstand. Wie eenmaal binnen de poort was, was veilig. Deze vrijsteden (in de Bijbel beschreven in Jozua 20 en Numeri 35) waren een beeld van Christus, Die de Toevlucht is voor schuldige zondaren.
Toen de Israëlieten veertig jaar door de woestijn reisden, zagen ze voortdurend verschillende beelden van de Zaligmaker. Als een gelovige Israëliet ’s morgens naar buiten ging, glinsterde de hele woestijn van de dauw. Overal rondom het kamp lag iets kleins en ronds, wit als de rijp en prachtig om te zien. Dit was het manna dat uit de hemel neerdaalde om Israël te voeden. Het hart van deze Israëliet sprong op als hij het manna verzamelde, want hij dacht aan het hemelse manna dat God in het laatste der dagen zou zenden.
Toen hij stond naast de steenrots, toen hij het water daaruit zag stromen en het dag op dag nakeek, een krachtige stroom die door de woestijn liep, dacht hij met vreugde aan de Zaligmaker, Die is „als waterbeken in een dorre plaats” (Jes. 32:2).
Als hij lag te waken tijdens de nacht, kon hij vaak door de gordijnen van zijn tent kijken naar de heldere vuurkolom die de hele nacht licht gaf en dacht hij steeds aan Hem Die een Bedekking voor de ziel en het Licht der wereld is. „Wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn, zal mij de Heere een Licht zijn” (Mi. 7:8).
Toen de goddeloze Israëlieten door de slangen gebeten werden en de koperen slang was opgericht, hoe vol was zijn hart toen, bij het zien op die verhoogde slang en bij de gedachte aan de Zaligmaker, Die nog verhoogd moest worden!
Toen Israël in het Beloofde Land kwam, werden deze beelden van de Zaligmaker weggenomen. Het manna daalde niet langer neer met de aardse dauw. Het water volgde hen niet meer. De wolkkolom trok zich terug in het heilige der heiligen. God gaf echter nieuwe typen van de Zaligmaker. Geen daarvan was zo opmerkelijk als de vrijsteden. O, het is een zoete gedachte dat veel Israëlieten inderdaad door deze vrijsteden werden geleid naar Jezus, de ware Vrijstad.
Veel oude Israëlieten die in de koelte van de dag zaten onder hun wijnstok of vijgenboom en enkele liederen zongen van David, de voortreffelijke zanger van Israël, zouden hun kinderen wijzen op de heuvel in de verte, op de top waarvan de vrijstad lag te schitteren, en hun vertellen hoe ze de toekomende toorn moesten ontvlieden. De vrijsteden waren inderdaad bedoeld als een beeld van Christus.
1. De vrijsteden leken op Christus in hun ligging
1. De vrijsteden waren dichtbij Wie een kaart van het Heilige Land bestudeert, zal zien dat de zes vrijsteden waren gekozen vanwege hun centrale ligging. Drie vrijsteden waren gelegen aan de ene kant van de Jordaan en drie aan de andere kant. Twee vrijsteden lagen in het uiterste noorden, twee in het midden en twee in het zuiden, zodat er geen plaats in het hele land van Israël was waar een Israëliet meer dan een halve dagreis verwijderd was van een van de vrijsteden.
Dat geldt ook voor Christus. Hij is een nabije Zaligmaker. Hij is niet ver van eenieder van ons. Ontwaakte zielen menen altijd dat de zaligheid ver weg is. Ze zeggen: „Ach, ik moet veel doen voor ik verlost kan worden!” Ze zoeken „hun eigen gerechtigheid op te richten”. Maar wat zegt de Bijbel? „Zeg niet in uw hart: Wie zal in de hemel opklimmen? Hetzelve is Christus van boven afbrengen. Of: Wie zal in de afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. (…) Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart” (Rom. 10:6-8).
O, geliefde zielen, het Woord is nabij u! Christus is in de Bijbel, de Bijbel is in uw hand. Ja, Christus is nog dichterbij; het Woord over Jezus is in uw mond. O, laat Hem nog dichterbij zijn. Laat Hem in uw hart zijn. Geloof in de Heere Jezus en u zult zalig worden. „Zie toch, deze stad is nabij om derwaarts te vluchten.” Vlucht daarheen en uw ziel zal leven.
2. De vrijsteden vielen op Er is niets zo opmerkelijk aan de vrijsteden als hun in het oog springende ligging. Op één na waren ze allemaal gelegen op hoge bergen. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. Het lijkt zelfs waarschijnlijk dat er nauwelijks een plaats in het land was vanwaar niet een van deze steden te zien was. Als de gelovige Israëliet ’s avonds het veld inging om te bidden zoals Izak, als hij de zon zag schijnen op de vruchtbare top van de Gerizim, of op de witte muren van Hebron, of op de toren van Bezer ver weg in de woestijn, of op de ommuurde woningen van Ramoth in Gilead, of op de sneeuw op de hoge berg Basan, scheen elk van die steden van Christus te getuigen. Elke vrijstad had een tong en riep hem toe: „Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.”
Geliefde broeders, Christus is een verhoogde Zaligmaker. Zoals Mozes de slang heeft verhoogd in de woestijn, zo is de Zoon des mensen verhoogd aan het kruis opdat al wie op Hem ziet, behouden zal worden. Hij zegt: „Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde” (Jes. 45:22).
Sommige bekommerde zielen zeggen: „Ik vrees dat Jezus mijn Zaligmaker niet wil zijn of dat God niet wil dat ik tot Hem vlucht.” O, kijk hiernaar. Zie hoe deze vrijsteden verhoogd waren. Dat is Christus ook. Waartoe? Opdat geen bevende ziel in het hele land onbekeerd zou zijn, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verloren zal gaan. Hierin ziet u Gods hart voor u verklaard. Hij wil dat u komt tot een verhoogde Christus aan het kruis en op de troon. Christus is een verhoogde Zaligmaker in het gepredikte Woord, zodat elke zondaar tot Hem kan vluchten en behouden zal worden. O, kom tot een verhoogde Christus!
2. De vrijsteden leken op Christus omdat ze goed toegankelijk waren
1. De wegen naar de vrijstad De weg naar de vrijstad was welgebaand. De Joodse rabbi’s zeggen dat die wegen altijd goed onderhouden werden, dat ze heel breed, vlak en goed begaanbaar waren, zodat de doodslager ongehinderd kon vluchten. Waarschijnlijk verwijzen de profeten hiernaar als ze spreken over een verheven baan door de woestijn, zoals in Jesaja 35:8: „En aldaar zal een verheven baan en een weg zijn, welke de heilige weg zal genaamd worden.” En ook: „Gaat door, gaat door, door de poorten, bereidt de weg des volks; verhoogt, verhoogt een baan” (Jes. 62:10).
Hierop doelde Jezus mogelijk ook, toen Hij zei: „Ik ben de Weg (…). Niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:6). O, geliefde broeders! De weg naar Christus, de ware Vrijstad, is breed en open. Er is geen hindernis, zelfs de dwaas kan daarin niet dwalen. Er is niets waarover een klein kind kan struikelen. Ja, een klein kind reist daar het best. O, vlucht van de komende toorn en vlucht tot Jezus!
2. De wegwijzers die naar de vrijstad wezen De rabbi’s vertellen ons ook dat hier en daar langs de weg wegwijzers geplaatst waren die wezen naar de vrijstad. Misschien wordt dit bedoeld in Jeremia 31:21: „Richt u merktekenen op, stel u spitse pilaren.”
Zo is het ook met Christus. Hoeveel wegwijzers staan er langs de weg die op de Vrijstad wijzen! De Bijbel is de grote wegwijzer en de hele Bijbel wijst op Christus. Mozes, de psalmen en de profeten wijzen allemaal op Jezus, het Lam Gods. Godzalige vrienden zijn ook wegwijzers, die u liefdevol op Christus wijzen en tot de Zaligmaker trekken. Predikanten zijn wegwijzers die hoog zijn opgericht om dag en nacht luid te roepen, getuigen om voor Jezus uit te roepen: „Hoe zult u ontvlieden, indien u op zo grote zaligheid geen acht neemt?”
Vlucht voor uw leven. Kijk niet achterom. Blijf nergens dralen op de hele vlakte. Geliefde vrienden, als u omkomt, is het omdat u dat beslist wilt.
3. Open poorten van de vrijstad We lezen dat de poorten van de vrijsteden dag en nacht openstonden. De poorten van andere steden werden elke avond gesloten en ’s morgens weer geopend. De vrijstad had echter altijd open poorten. Hierop doelt Jesaja waarschijnlijk: „En uw poorten zullen steeds openstaan” (Jes. 60:11) en ook Johannes in het boek Openbaring: „En haar poorten zullen niet gesloten worden des daags” (Openb. 21:25).
Zo is het ook met Christus. De weg tot Hem is dag en nacht open voor zondaren. Nicodemus kwam ’s nachts tot Hem en vond een Zaligmaker Die hem met open armen ontving. Of u nu vroeg of laat komt, u zult een Jezus vinden Die u met open armen ontvangt. „Die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden” (Spr. 8:17). De moordenaar aan het kruis vond Christus in zijn laatste uur.
U weet wel hoe vaak Hij tijdens Zijn omwandeling op aarde vroeg in de morgen naar de tempel ging en het volk onderwijs gaf: „Ik ben een Licht in de wereld gekomen” (Joh. 12:46). Hij bleef daar tot de avond en zei toen de zon onderging: „Nog een kleine tijd is het Licht bij u; wandelt terwijl gij het licht hebt.” „En op de laatste dag (…) stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij” (Joh. 7:37). „De gehele dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk” (Rom. 10:21). Niemand kwam ooit tot Jezus en vond de deur gesloten: „Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen” (Joh. 6:37).
3. De vrijsteden leken op Christus vanwege de veiligheid die daar werd gevonden
1. Wie door de poort ging was veilig (Joz. 20:4) Zolang de doodslager slechts op weg naar de vrijstad was, was hij niet veilig. De bloedwreker zou hem kunnen inhalen en doden. Maar zodra hij zijn voet binnen de poort van de stad zette, was hij veilig.
Dat geldt ook voor een zondaar in Christus. Zolang u alleen bekommerd bent over uw ziel, bent u niet veilig. De verbroken wet zit u op de hielen. Uw vroegere zonden klagen u luid aan. Het geweten werpt vurige pijlen naar u. U vlucht; toch bent u niet veilig vóór u in Christus bent. Maar „indien ik alleenlijk Zijn kleed aanraak, zo zal ik gezond worden”. O, ja! Als u één stap binnen deze Vrijstad zet, bent u veilig. Eén kruimeltje geloof zo klein als een mosterdzaadje zal vrede schenken aan de ziel. En o, wat een vrede zult u smaken als u veilig bent, veilig voor de tijd en veilig voor de eeuwigheid!
Mijn geliefde vrienden, u mag zeggen wat u wilt over de vreugden van de zonde, over de genoegens van gezelschap, en maaltijden en spelen. Daar is echter geen ware rust in te vinden, want daar is geen veiligheid. „De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede” (Jes. 57:21). O, neem de toevlucht in deze sterke toren. Dan zult u veilig zijn! O, als u slechts een halfuur de vrede kon smaken van vergeving, van een zuiver geweten, van het zijn in Christus, zouden alle geneugten van de zonde hun zoetheid verliezen. U zou zeggen: „Nee, ik heb een krachtige troost, want ik kan vluchten tot de hoop die mij is voorgesteld. Nu acht ik alle dingen schade en drek opdat ik Christus mag gewinnen en in Hem gevonden mag worden. Zo is er dan geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn!”
2. De geboren Jood en de vreemdeling vonden daar veiligheid De vrijsteden waren „voor al de kinderen Israëls, en voor de vreemdeling”. O, er ligt iets zoets en kostelijks in het woord ”al”, want het sluit mensen in uit elk land, van elke leeftijd en met elke zonde.
Zo vrij is Christus, de ware Vrijstad. Het Evangelie is „een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst de Jood, en ook de Griek” (Rom. 1:16). „Opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve” (Joh. 3:16). „En die wil, neme het water des levens om niet” (Openb. 22:17).
Geliefde vrienden, de vrijstad staat uitnodigend open, hoe diep u ook door de zonde gewaad hebt, hoelang u de Zaligmaker ook veracht hebt. „Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere Heere, zo Ik lust heb in de dood des goddelozen! (…) Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven?” (Ez. 33:11).
3. In de vrijstad was onderwijs te vinden Uit het volgende hoofdstuk (Jozua 21) leren we dat deze zes vrijsteden behoren tot de steden die aan de Levieten gegeven waren. Nu weten we dat de Levieten onderwijs gaven, dat ze het volk leerden om het Woord van God te lezen en te verstaan. Als een arme doodslager dus naar de vrijstad vluchtte, vond hij daar vriendelijke onderwijzers om hem de wet van zijn God te leren.
Zo is het ook als we tot Christus vluchten. Hij schenkt ons de Geest der waarheid en leidt ons in alle waarheid. En we hebben de zalving van de Heilige en weten alle dingen. „En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; namelijk de Geest der waarheid, Welke de wereld niet kan ontvangen” (Joh. 14:16-17). „De Trooster, de Heilige Geest, Welke de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb” (vs. 26). Geliefde vrienden, zo kunt u weten of u in de vrijstad bent of niet. „Maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe” (Rom. 8:9).
Er zijn echter gevaren waarvoor u op uw hoede moet zijn
a. Sommige ontwaakte zondaren schijnen erg traag te zijn in het zoeken van Christus Het lijkt wel of u langs de weg bent gaan zitten. U draalt en u zoekt nog wat plezier en gemak onderweg. Sommigen keren zelfs terug. O, geliefde zielen, u bent nog niet veilig! De Bloedwreker zit u op de hielen. U bent niet veilig tot u in de vrijstad bent en misschien komt u daar wel nooit. Sta op en vlucht! Talm niet op de vlakte. Gedenk aan de vrouw van Lot. Ze vluchtte uit Sodom, maar kwam niet in Sion!
b. Sommige christenen vinden het schijnbaar niet belangrijk om in Christus te blijven Sommigen die Christus schijnbaar aangenomen hadden, schijnen dat nu niet meer zo belangrijk te vinden. Het is hun geen ernst om in Hem te blijven. Lees Numeri 35:26-28 met mij: „Doch indien de doodslager enigszins zal gaan uit de palen zijner vrijstad, waar hij heengevloden was, en de bloedwreker hem zal vinden buiten de palen zijner vrijstad, zo de bloedwreker de doodslager zal doden, het zal hem geen bloedschuld zijn. Want hij zou in zijn vrijstad gebleven zijn tot de dood des hogepriesters; maar na de dood des hogepriesters zal de doodslager wederkeren tot het land zijner bezitting.”
Nu dan, geliefde vrienden, blijf in Hem. Elke rank die geen vrucht draagt, neemt Hij weg. „Indien gij in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen.” „En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wanneer Hij zal geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid hebben, en wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in Zijn toekomst” (1 Joh. 2:28).