OpinieOordeel en hel

Preken over de hel: waar zijn de tranen?

Er moet in de prediking met twee woorden gesproken worden over de tweeërlei bestemming van de mens: enerzijds troost, anderzijds schrik. Precies zoals de Bijbel erover spreekt. Met grote bewogenheid.

Ds. J.M.J. Kieviet
22 December 2023 15:37Gewijzigd op 23 December 2023 20:47
„Het dal Ben Hinnom is de plaats waar in Bijbelse tijden de lichamen van ter dood gebrachte misdadigers werden gestort. Het was de plek van het oordeel.” beeld Alfred Muller
„Het dal Ben Hinnom is de plaats waar in Bijbelse tijden de lichamen van ter dood gebrachte misdadigers werden gestort. Het was de plek van het oordeel.” beeld Alfred Muller

In mei waren mijn vrouw en ik met enkele vrienden in het land van de Bijbel. Een van de plaatsen in en nabij Jeruzalem die we bezochten, was het nauwe en donkere dal Ben Hinnom, ten zuiden van de oude stad, in de schaduw van de berg Sion. Het is de plaats waar in Bijbelse tijden de gruwelijke afgod Moloch werd vereerd. Tevens waar het vuil van de stad maar ook de lichamen van ter dood gebrachte misdadigers werden gestort. Kenmerkend waren het vuur dat er brandde en het ongedierte dat er huisde. Het was de plek van het oordeel. Nog steeds klinkt de naam van deze vanouds naargeestige plaats door in onze aanduiding van de hel: ”gehenna”, de poel van het vuur, de buitenste duisternis.

Dr. A. Huijgen had de moed om voor het academisch forum van de PThU te inaugureren over dit thema: ”Waarom de wereld een hel nodig heeft”. Onder dezelfde titel verscheen zijn boekje. Dr. J. Hoek besprak het onlangs in de kolommen van deze krant (RD 15-12). In de lijn van deze heldere recensie zou ik nog een enkele opmerking willen maken en een nader antwoord willen zoeken op de probleemstelling van mijn collega Huijgen: waarom de wereld, de gemeente en ikzelf (de prediking van) de hel nodig hebben.

In een eerder interview (ND 1-9) werd aan prof. Huijgen gevraagd: „Denkt u dat het nodig is dat het tijdens de preek vaker gaat over de hel?” Zijn antwoord: „Ja, het gaat er in de Bijbel over en er is kwaad in de wereld.” Dat laatste komt in dit boekje terug. De aanwezigheid van het kwaad in de wereld. Dat is er onmiskenbaar. Historische en actuele situaties zijn er te over. Namen roepen lugubere beelden op: Verdun, Dresden, Auschwitz, Oekraïne, Kfar Aza… Alle staan ze voor ”helse” en huiveringwekkende toestanden.

De hel als het ultieme oordeel van God over de goddelozen is echter nog van een andere orde. Ook daarover schrijft Huijgen. Toch meent hij dat de Bijbel daarover nu niet zo eenduidig spreekt als we misschien menen. Is de hel de plaats van de eeuwigdurende straf? Of wijst deze op een tijdelijk louteringsproces waarna er herstel zal zijn? Of zal God de ongelovigen prijsgeven aan de vernietiging? Volgens Huijgen is er geen helder antwoord te geven op de vraag welke van deze drie opvattingen juist is en is er voor elk van deze interpretaties wel iets te zeggen.

Gereformeerde belijdenis

De vraag is: op welke wijze zal in de prediking van het Woord van God de hel ter sprake (moeten) komen? Me dunkt dat het in de eerste plaats nodig is dat we de aangrijpende woorden van de Heilige Schrift dienaangaande serieus nemen. Weliswaar met schroom en huiver, maar daarom niet minder eerlijk en met de hoogste ernst. In dat verband moeten we onder ogen zien dat met name de Heere Jezus Zelf deze dingen –méér en aangrijpender dan welke profeet of apostel ook– heeft gepredikt. Juist de grote Profeet en Leraar die in de eeuwige en zalige „schoot des Vaders” verkeerde (Johannes 1:18), erkende het als behorend tot Zijn missie om zó frequent en zó dringend te spreken over het oordeel van de hel. Over de aangrijpende scheiding tussen de schapen en de bokken en over de plaats waar de worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust. Wat blijkt? Niet alleen het kwáád is voor de hel bestemd, maar ook de kwaaddóeners, de goddelozen. Zij zijn het „die de Zoon ongehoorzaam” zijn. Ze zullen „het leven niet zien, maar de toorn van God” blijft op hen (Johannes 3:36).

Dr. Huijgen verwijst naar het oud-kerkelijke belijden, waarin het volgens hem maar op één plek gaat over de hel, namelijk over Christus die daarin is nedergedaald. Maar dan gaat hij voorbij aan de Geloofsvorm van Athanasius (art. 43). Daarin gaat het over hen „die kwaad gedaan hebben”. Zij zullen gaan „in het eeuwige vuur.” En is niet elke gereformeerde belijder en elke gereformeerde prediker gehouden aan de gereformeerde belijdenis, die ondubbelzinnig erkent: „Daarom is de gedachtenis van dit oordeel recht schrikkelijk en vervaarlijk (angstaanjagend) voor de bozen en goddelozen, en zeer wenselijk en troostvol voor de vromen en uitverkorenen.” Deze laatsten zullen hun „volle verlossing” ontvangen. Maar de anderen „zullen de verschrikkelijke wraak zien die God tegen de goddelozen doen zal” (NGB, art. 37). Er zal dus in de prediking met twee woorden gesproken moeten worden. Enerzijds troost, anderzijds schrik. Beide met grote bewogenheid. Omdat de Bijbel er uiteindelijk aldus en niet anders over spreekt! De onzekerheid van dr. Huijgen is een onnodige onzekerheid.

Waar zijn de tranen? De tranen op de preekstoel, en daaronder… Het is de vraag die ik stel aan mezelf en aan alle predikers die recht wensen te doen aan het heldere spreken van de Schrift aangaande de tweeërlei bestemming van de mens. Zijn we navolgers van de grote Profeet en Leraar, die tranen stortte over het vrome maar onbekeerlijke Jeruzalem? Laat de prediking van de hel bewegen tot het geloof. Wetende de schrik des Heeren…

De auteur is emeritus in de Christelijke Gereformeerde Kerken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer