Waarom de wereld een hel nodig heeft
Klimaatrampen, door oorlog geteisterde plaatsen als Boetsja en Bachmoet: ze worden soms een hel op aarde genoemd. Maar waar de hel in het maatschappelijk spreken wordt opgestookt, lijkt ze in kerk en theologie uitgeblust, ziet prof. dr. Arnold Huijgen. Hij voert een pleidooi om wél over de hel te blijven spreken.
Uit onderzoek van het blad De Nieuwe Koers blijkt dat steeds minder christenen geloven dat de hel bestaat en dat steeds minder predikanten ernaar verwijzen in hun preken. Dat is niet zo vreemd, vindt prof. Huijgen, hoogleraar dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). „Bij de buitenwacht kom je niet graag met de hel aan, en ook is moeilijk voorstelbaar dat de hel wacht voor vriendelijke buren en aardige collega’s die niet in God geloven. Dat hangt samen met een tweede reden: de humanisering van het Godsbeeld. God is liefde en wil het goede voor de mensen. De hel past daar intuïtief niet bij.”
Prof. Huijgen spreekt vrijdagmiddag tijdens de academische jaaropening van de PThU in de Nicolaïkerk in Utrecht een rede uit, met de titel ”Uitgeblust of opgestookt. De herontdekking van de hel”. Daarmee aanvaardt de hoogleraar officieel de leerstoel dogmatiek, die hij sinds vorig jaar bezet.
Vernietiging
Prof. Huijgen zet uiteen hoe er in de christelijke traditie drie hoofdvisies op de hel zijn. De kerkvader Augustinus benadrukt dat de hel een plaats is van altijddurende pijniging, als straf voor de zonde. De tweede visie, die de oosterse kerken heeft gestempeld, is van Origenes van Alexandrië. Deze kerkvader stelt dat er vanwege de macht van God de Schepper niemand definitief verloren gaat. De wereldgeschiedenis leidt uiteindelijk tot het herstel van alle dingen. De derde visie –van bijvoorbeeld de Britse evangelicale theoloog John Stott– is die van het annihilationisme: ongelovigen worden definitief vernietigd.
Deze drie hoofdvisies sluiten volgens prof. Huijgen aan bij sommige, maar niet bij alle Bijbelse passages over de hel. De rode draad in de Schrift heeft volgens de christelijke gereformeerde hoogleraar meer met „uitsluiting te maken dan met pijniging. De gedachte van uitgesloten zijn van de gemeenschap die bij God is, past ook veel meer bij het Oude Testament dan het accent op pijniging. De hel als plaats van pijniging heeft historisch eerder een Grieks-mythologische en filosofische achtergrond. In het Nieuwe Testament is uitsluiting hét kenmerk van de hel.”
Nederdaling
Prof. Huijgen ziet „alle reden” om als christenen over de hel te blijven spreken. Hij verwijst daarvoor naar Christus’ nederdaling ter hel. Met name in de oosterse kerken leeft de gedachte dat Christus na Zijn dood en voor Zijn opstanding de hel –in de betekenis van het dodenrijk– is binnengegaan om Zijn werk te verkondigen, gevangen zielen te bevrijden en duivel en dood definitief te overwinnen.
De reformator Johannes Calvijn verbindt de nederdaling van Christus echter niet met de opstanding, maar met de kruisiging. „Aan het kruis sterft Christus niet alleen de lichamelijke dood, maar ondervindt hij ook de ernst van Gods wraak, raakt Hij in gevecht met de machten van de hel en worstelt Hij met de verschrikking van de eeuwige dood. Nota bene: de hel is hier dus geen gegeven voor het hiernamaals, maar de existentiële confrontatie met de verschrikkingen van de eeuwige dood in het heden.”
Aan de uitleg van de oosterse kerken en die van Calvijn voegt prof. Huijgen er nog een derde toe: de kruisiging toont niet alleen het oordeel van God, maar ook het oordeel van mensen. „Christus werd ook door mensen tot het kruis veroordeeld. Uitsluiting was zijn deel.” De hel wijst naar de verlossing, de dreigende dood en ondergang waarvan Christus redt. „De gedachte aan de hel toont hoe diep de verlossing gaat.”
Klimaatverandering
Waarom de wereld een hel nodig heeft? Prof. Huijgen: „Het christelijk denken over de hel kan helpen in het licht van existentiële dreiging zoals die van klimaatverandering. Allereerst om de dreiging van de dood op persoonlijk en collectief niveau voluit en ernstig onder ogen te zien.”
Christelijke taal kan mensen helpen „het monster te benoemen en in het gezicht te kijken, met de hoop op een nieuwe toekomst. Die hoop is wel –klassiek gezegd– aangevochten; ze valt enkel vol te houden in geloof.”
Prof. Huijgen ziet een tweede reden waarom het spreken over de hel niet moet worden afgeschaft. „De hel is de bestemming van het ultieme kwaad in Gods oordeel. De uitsluiting van het kwaad door Gods oordeel is goed nieuws. Kwaad wordt namelijk als kwaad erkend.” Dat kwaad wordt uiteindelijk overwonnen door de goede God.
Zijn er mensen in de hel? De hoogleraar dogmatiek verwijst naar de Britse schrijver C.S. Lewis, die de hel ook vooral als plek van uitsluiting zag. „De verdoemden zijn volgens Lewis succesvol als rebellen: zij houden de deur van de hel van de binnenzijde vergrendeld. God geeft ze wat ze willen: alleen gelaten te worden. De hel is dus de plek van het zelfgekozen isolement, de dwaze wens om liever in het duister buiten te staan dan binnen in de feestzaal te zijn. Daarmee legt Lewis alle verantwoordelijkheid bij de mens. Intussen zwakt hij het accent op Gods oordeel af tot een vorm van respect voor de menselijke vrije keuze.”
De „open wond” in het denken over de hel blijft volgens prof. Huijgen dat God „vrij is om definitief ”nee” tegen een mens te zeggen”. De inhoud van dat ”nee” kan alleen op Golgotha worden verstaan. Dat is „de plek die tegelijkertijd Gods ”ja” van liefde en vergeving toont en dus de redding van het ”nee”. Wie daaruit concludeert dat dus enkel het ”ja” overblijft, doet aan de radicaliteit van het ”nee” en aan de realiteit van Gods vrijheid tekort.”
Genot
In de Utrechtse Nicolaïkerk wordt eerder op de dag in een symposium „de hel verkend, in woorden, beelden en muziek.” Een belangrijk onderwerp, zegt prof. Huijgen. De hoogleraar dogmatiek is, net als bij zijn boek over Maria in 2021, op zoek naar „wat schuurt in de samenleving”. Hij wil Bijbel, traditie en actualiteit met elkaar in gesprek brengen. „Theologie is geen handel in tijdloze waarden. Als het in de samenleving over de hel gaat, dan is dat theologisch relevant.”
Eerst is er muziek. Tonnie Dieleman –artiestennaam ”Broeder Dieleman”– speelt banjo en zingt met een Zeeuws-Vlaams dialect over zijn jeugd in de kerkbanken. Tot zijn achttiende jaar geloofde hij „oprecht” in het bestaan van de hel, net als zijn oma, die lid was van de Gereformeerde Gemeenten. Maar het christelijk geloof „viel langzaam weg” toen hij besefte dat ongelovigen „van wie hij hield verloren zouden gaan”. „Ik heb nog nooit het licht gezien”, zingt Dieleman.
Dan spreekt literair schrijver Arnon Grunberg over andermans pijn als bron van genot. Hij definieert de hel als een plek waar mensen pijn wordt toebracht. „Over de exacte locatie en over wie de beul is, hoef ik me niet uit te laten.”
Grunberg pleit ervoor om het „vermaak” dat de hel biedt serieus te nemen. „De hel is een plek waar genoten wordt ten koste van anderen. Plezier wordt gemaximaliseerd ten koste van andermans pijn.”
De schrijver verwijst naar het Bijbelboek Job, waar „de hel altijd om de hoek” is. Uit de klassieke literatuur blijkt dat de stervelingen er zijn er voor het vermaak van de goden. „Job en de hel herinneren ons eraan dat de wereld niet klopt en ook niet kloppend gemaakt kan worden.”
Verwachtingen
De hel zit ook vaak in het hoofd van mensen, zegt psycholoog en psychoanalyticus prof. dr. Paul Verhaeghe, emeritus hoogleraar aan de Universiteit Gent. In zijn praktijk komen veel mensen die opgebrand zijn, worstelend met schuld en schaamte. „We willen aan de verwachtingen van anderen beantwoorden, we hunkeren naar liefde en willen erbij horen.’
Mensen bevinden zich op een „levenslange roetsjbaan tussen hemel en hel”, aldus Verhaeghe. „Dat we het goed doen, is de hemel. Uitsluiting is de hel. We blijven ons spiegelen aan de verwachtingen van de ander, of de Ander.”
De heersende gedachte in de huidige samenleving is dat mensen niet slecht zijn, maar goed. „Maar niet goed genoeg. Doel van de neoliberale cultus is groei. Iedereen moet werken, en wie dat niet doet –kinderen, huisvrouwen, zieken en gepensioneerden– zijn profiteurs. Het hogere doel is: Je moet excelleren, altijd en overal. Groei is een must, stilstand is achteruitgang. Altijd kan het beter.”
Gevolg is grote onzekerheid: „De hoogleraar omdat zijn laatste publicatie weinig wordt geciteerd, het pubermeisje dat aan sexting doet om meer likes van haar TikTokfilmpjes te krijgen. En dan gaan we te rade bij de nieuw priesters: de dokters en de therapeuten, die ons vertellen dat we goed zijn en ons met de nodige pillen oppeppen om het strijdperk weer te betreden.”
Verhaeghe citeert de Nederlandse dichter Willem Kloos, die in 1894 schreef: „Ik ben een god, in ’t diepst van mijn gedachten. En zit in ’t binnens van mijn ziel ten troon.” De uitweg uit deze ik-gerichtheid is volgens de Vlaamse psycholoog „eenvoudig”, maar er zit wel een „loodzware” voorwaarde aan: de mens moet erkennen dat hij niet boven de natuur staat, maar er onderdeel van is. Het ”ik” mag hem niet meer in de weg zitten.
Ikoon
Liesbeth van Es, conservator bij het Ikonenmuseum Kampen en bij Museum Helmantel in Westeremden, laat zien hoe de hel een plek kreeg in de christelijke kunst. Dat gebeurde vooral in afbeeldingen van het laatste oordeel en –met name in de oosters-orthodoxe traditie– de nederdaling van Christus ter helle.
In de late middeleeuwen nam de belangstelling voor het laatste oordeel toe, zegt Van Es. Dat kwam mede door de pest in de veertiende eeuw, die vele slachtoffers eiste. „Het leven was zwaar en kort en het daarom was het belangrijk om je goed voor te bereiden op het hiernamaals.”
Ze laat een afbeelding van een schilderij van Jeroen Bosch zien. Het wemelt van de duivelse wezens. Die folteren de verdoemden, waarbij de straffen te maken hebben met de zonden die ze pleegden. „Een overspelige vrouw krijgt een serenade van een orkestje, terwijl een slang naar haar toe kruipt. Voor elke zondaar is een passende straf bedacht.”
Zulke afbeeldingen waren bedoeld als waarschuwing. „En dan mag je best een beetje overdrijven.”
Vernieuwing
In een gezamenlijk ”gesprek” zegt Grunberg na afloop dat mensen een deel van het onvolmaakte in de wereld moeten kunnen accepteren. „Naar perfectie hoeven we niet te streven.”
Prof. Huijgen is het daarmee eens. Maar, zegt hij, „de duisternis zit in ons is. Deze kant moeten we onder ogen zien, zodat die niet het laatste woord heeft.”
Grunberg ziet „stilte en zwijgen” ook niet als oplossing. Prof. Huijgen: „Job kwam vandaag verrassend vaak naar voren. De wereld klopt niet. Maar als dat het enige is, zou Job niet kunnen protesteren bij God. Hij blijft verwachten. Dat is wat de theologie, het christelijk geloof te bieden heeft: de wereld is niet goed en ikzelf ook niet. Maar de wereld wordt vernieuwd, er is perspectief.”
Verhuizing
PThU-rector prof. dr. Maarten Wisse blikt in de zogenoemde fata academica terug en vooruit op het academische jaar, onder meer op de aanstaande verhuizing van Amsterdam en Groningen naar een gebouw aan het Janskerkhof in Utrecht. Hij pleit voor theologie bedrijven in gesprek met de cultuur.