Meditatie: Uitgebreide handen
Betekenen de woorden van onze tekst dat er van nature niemand naar God vraagt en niemand naar God zoekt? Dit wordt vaak bij deze tekst gedacht. Zeker, zalig worden is een eenzijdig soeverein werk Gods. Toch hebben deze woorden een andere strekking.
Dat zal duidelijk worden wanneer wij letten op het verband waarin ze staan. Ook als we letten op de woorden van Paulus in Romeinen 10. „En Jesaja verstout zich, zeggende…”
Paulus zegt dat de profeet Jesaja zich verstout om Gods Woord te brengen. Jesaja moet moed verzamelen om dit te spreken. Waarom eigenlijk? De prediking die hij moest brengen van de Heere was een aangrijpende prediking. En de inhoud? De Heere zou Zijn handen aftrekken van dit bevoorrechte volk Israël en zou gaan omzien naar de heidenen. Tot het volk dat naar Mijn Naam niet genoemd was. Israël was het volk dat naar de Naam des Heeren was genoemd en dat in tegenstelling tot de heidenen. Maar wat heeft Israël gedaan? Het heeft de uitgebreide handen des Heeren afgeslagen. Dat zien wij duidelijk in vers 2: „Ik heb Mijn handen uitgebreid, de ganse dag, tot een wederstrevig volk, die wandelen op een weg die niet goed is, naar hun eigen gedachten.”
„Hoe lang staat de Heere al met beide handen uitgebreid in ons leven te roepen?” - Ds. G. Pater
Hoe nederbuigend goed was de Heere voor dit volk geweest. De Heere heeft Israël niet zomaar gewenkt, geroepen, genodigd met één vinger of één hand. Maar met beide uitgebreide handen had Hij het gewenkt, geroepen, genodigd om als een doemwaardige, rechteloze zondaar aan Zijn voeten te vallen. Ja gewenkt, om gans hulpeloos tot Hem te vlieden, opdat Hij hun Redder zij. Maar zij hebben de Heere laten roepen, nodigen en Zijn roepstemmen in de wind geslagen en afgeslagen. Het is toch begrijpelijk dat de Heere nu zegt: Het is genoeg… Ik ga Mij wenden tot een ander volk. Een volk dat naar Mijn Naam niet is genoemd. Een volk dat nog nooit naar Mij heeft gehoord en daarom ook niet naar Mij vraagt en zoekt. Om deze prediking te brengen had Jesaja moed nodig. Een diepingrijpende prediking. Ze werd hem niet in dank afgenomen. Ze hebben hem om zijn prediking gehaat. De overlevering zegt dat Jesaja zelfs in stukken is gezaagd.
Israël was een rijk bevoorrecht volk. De Heere heeft zo veel bemoeienissen met hen gehouden. Zo veel liefde betoond. Een ongehoorzaam rijdier is een hopeloos geval. Zo vaak geprobeerd te temmen. Niets heeft gebaat. Wij zijn als kerkmensen rijk bevoorrecht. Eens genoemd het Israël van het Westen. Wat heeft de Heere ons geroepen, Zijn handen uitgebreid. Door Woord en daden gewenkt. Het is nog genadetijd. Hoe lang staat de Heere al met beide handen uitgebreid in ons leven te roepen: Bekeert u, bekeert u, waarom zoudt gij sterven! Verlaat de slechtigheden en leef en treedt op de weg des verstands. Wat doen wij ermee? Schudden wij Zijn Woord en waarschuwingen nog van ons af? Zo goed uit Gods hand voortgekomen. Hij breidt Zijn handen nog uit. Slaan wij ze nog af? Dan spelen wij met vuur. De Heere zal eens zeggen: Nu trek ik Mijn handen terug. Bedenk: Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads (Spr. 1:33).
„Ik ben gevonden van hen die naar Mij niet vraagden, Ik ben gevonden van degenen die Mij niet zochten; tot het volk dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik.” - Jesaja 65:1