De overhaaste vereniging van 1869
Verenigen. Het is dringend geboden, Bijbels; maar niet zo simpel als het lijkt. Wie kerkhistorie leest, ziet meest slagbomen, stopborden en verdrijvingsvlakken; slechts sporadisch komen wegen bijeen. In 1869 veranderde dat schrikbeeld toen twee kerken elkaar vonden: de Christelijke Afgescheiden Gemeenten en de Gereformeerde Kerken onder het kruis. Na jarenlang wederzijds gezwaai op de invoegstrook.
Enkele jaren na de Afscheiding van 1834 vielen de prille gemeenten in twee groepen uiteen. En wel door allerlei problemen in de opstartfase: de kerkorde, het vragen van godsdienstvrijheid, het prijsgeven van de naam ”gereformeerd” en andere dingen meer. Velen maakten de knieval voor de overheid uiteindelijk wel en heetten daarmee Christelijke Afgescheiden Gemeenten. De meer conservatieve weigeraars wilden principieel de voortzetting zijn en blijven van de oude vaderlandse Gereformeerde Kerk. Ze namen het kruis van de vervolging voor lief en kozen als kerknaam Gereformeerde Kerken onder het kruis. Grote verschillen dus. En principieel. Op 4 en 5 juni 1844 werd hun nieuwe kerkverband geconsolideerd. Na 1846 werd onder anderen ds. C. van den Oever (dominee Kees) een bekende leidersfiguur, tot hij in 1858 met opgestroopte mouwen een eigen splintergroep begon.
Het verlangen naar eenheid was bij de kruisgezinden het grootst. Die verklaarden al in 1851 „dat de vereeniging toch door velen reeds over lang reikhalzend is tegemoet gezien en de staven van lieflijkheid en zamenbinders opnieuw mochten geheeld worden”. De afgescheiden synode stelde in 1854 nogal fors dat haar kerk „zich blijft kenmerken als de voortgezette Historische Gereformeerde kerk in Nederland, waartoe elk opregt Gereformeerd Christen zich behoort te voegen om God te dienen naar Zijn Woord”. Maar de strijders van het eerste uur vielen weg en nieuwe generaties probeerden te vergeten wat in het verleden allemaal gebeurd was.
De gewraakte aanvraag van godsdienstvrijheid werd door de tijd achterhaald en andere destijds wezenlijke geschilpunten degradeerden tot oud zeer en cultuurverschillen. In 1860 schatte een predikantencommissie uit de kruiskerken de fusiekansen positief in, maar de afgescheidenen protesteerden tegen „de wijze der vestiging hunner Gemeenten benevens de vorming en aanstelling hunner Leeraars”. Heftig. In 1861 waagden de predikanten Pieter Siemense en Andries Hazevoet opnieuw een kansje, maar weer vergeefs. In 1863 gingen de kruisgemeenten verder als Gereformeerde Kerk, maar de verenigingsdrang vervloot en de denominaties beperkten zich tot zes jaar naar elkaar zwaaien vanaf de invoegstrook.
Plots en ongedacht
Op de synode van de Gereformeerde Kerk, van 8 tot 10 juni 1869 in Rotterdam, belandde plots en ongedacht een uitnodiging op de synodetafel. De synode reageerde positief en benoemde een commissie, die direct de consistoriekamer indook om wat uitgangspunten te noteren, die de volgende dag synodaal werden goedgekeurd. Vijf predikanten en twee ouderlingen namen het stuk de volgende week mee naar de christelijke afgescheiden synode in de Gasthuiskerk in Middelburg, die van 16 tot 23 juni vergaderde. De contacten verliepen nog wat stroef, maar de vergadering was het in een paar dagen eens. Vrijheid en leergeschillen waren niet belangrijk meer en alle gemeenten en predikanten kregen wederzijdse erkenning. De nieuwe kerknaam lag best gevoelig, maar Christelijke Gereformeerde Kerk was favoriet. „Hierop wordt de vereeniging gesloten en reikt men elkaar de Broederhand. Aandoenlijk was het oogenblik toen de Broeders na jarenlange scheiding weêr met elkander in liefde mogten hereenigen en ondervinden, dat het goed is als Broeders zamen wonen.” De 64-jarige voorzitter ds. Wolter Alberts Kok uit Hoogeveen, curator en docent, stijlvol in ambtsgewaad, kon deze klinkende zege trots aan zijn palmares toevoegen. De 51-jarige ds. Derk Klinkert deed dat de volgende dag in Amsterdam, op 24 juni, toen ook de voortgezette synode van de Gereformeerde Kerk het beleid van haar deputaten in Middelburg goedkeurde: „De broeders reikten elkaar de rechterhand der gemeenschap en heetten elkander met de innigste blijdschap welkom.” De christelijke afgescheidenen telden bij de vereniging 289 gemeenten, 199 predikanten en ruim 107.000 zielen. De Gereformeerde Kerk had 51 gemeenten, 19 predikanten en bijna 11.000 zielen. Alle predikanten kregen een ”zending” in hun splinternieuwe Christelijke Gereformeerde Kerk.
Slagboom
Alles was die twee weken razendsnel en overhaast verlopen en bijna vanzelf volgde stevig commentaar achteraf. Afhaker ds. Johan Willem van den Broek uit Enkhuizen noemde het „kerkverwoestend en godonteerend” en vormde met een handvol gelijkgestemde kerkjes naar eigen zeggen de wettige voortzetting van de Gereformeerde Kerken onder het kruis, overigens niet de kruiskerken die in 1907 verenigden. Een andere weigeraar noteerde in soortgelijke woorden: „Zij hebben het met bedrog begonnen, want de meeste gemeentens hebben er niets van geweten, dus zij hebben hunne gemeentens verraden en verronselt.” Een nieuwe slagboom; groot, dicht en dat voorgoed.