Waarom houdt de Biblebelt bij Staphorst op?
De term Biblebelt is inmiddels behoorlijk ingeburgerd. De buitenwereld weet wel zo ongeveer wat daarmee bedoeld wordt en ook in eigen kring is het een bekend begrip geworden.
Het gaat om een strook van Nederland die van Walcheren loopt naar de kop van Overijssel. Met wat enclaves daarbuiten zoals Rijssen, Urk en Katwijk. Veelal wordt daarbij het stemmenpercentage van de SGP als uitgangspunt genomen. Maar waarom eindigt die Biblebelt zo ongeveer bij Staphorst?
Het noorden van het land was toch vanouds een protestants gebied. En ook gereformeerd. De voormalige Gereformeerde Kerken waren vooral in Friesland prominent aanwezig. De vrijgemaakt gereformeerden waren en zijn relatief sterk in de provincie Groningen.
Twee eeuwen geleden was de provincie Groningen het brandpunt van de Afscheiding. En om nog verder terug te gaan in de geschiedenis: Brakel senior en junior waren predikant in Friesland. Schortinghuis stond 16 jaar in het Groningse Midwolda.
Hendrik de Cock
Toch is in het heden de bevindelijk gereformeerde richting in het noorden maar spaarzamelijk vertegenwoordigd. Alleen de Friese wouden (de regio ten zuiden van Dokkum) vertonen een ander beeld. Dantumadiel en Hoogeveen zijn de enige gemeenten in de drie noordelijke provincies waar de SGP een raadszetel heeft.
Hoe is het te verklaren dat de bevindelijke richting in de loop der jaren grotendeels uit het noorden verdwenen is? In het midden van de negentiende eeuw was dat nog bepaald niet zo.
De Cock in het Groningse Ulrum en Scholte in het Brabantse Doeveren en Genderen waren aanvankelijk de leidinggevende figuren van de Afscheidingsbeweging. Van die twee sloot De Cock onmiskenbaar het meeste aan bij de bevindelijke richting. Scholte, van huis uit hersteld luthers, hanteerde een ander kerkbegrip. Hij had er ook geen moeite mee om de naam gereformeerd prijs te geven, toen de overheid dat van de afgescheidenen verlangde.
Ook na het vroegtijdig overlijden van Hendrik de Cock bleven de aanhangers van de bevindelijke richting zich op hem beroepen. De Cock was vooral werkzaam in het noorden. Voor de afgescheidenen was dat een belangrijk gebied. Bij de volkstelling van 1849 woonde de helft van hen in een van de drie noordelijke provincies.
Verdeeldheid
In de eerste decennia na 1834 werden de afgescheidenen geteisterd door grote verdeeldheid. In zijn boek ”Prediking en uitverkiezing” onderscheidt de vrijgemaakte prof. C. Veenhof de Drentse en de Gelderse richting. Op het eerste gehoor zou men wellicht de Gelderse richting associëren met de meer bevindelijke stroming onder de afgescheidenen. Maar het is net andersom. Het is juist de Drentse richting.
Nu is die benaming wel enigszins misleidend. De Drentse richting beperkte zich niet tot die provincie, maar vond bijvoorbeeld ook veel aanhang in Zuid-Holland. De leidende figuren van deze stroming, ds. H. Joffers en ds. F. A. Kok, waren echter predikant in Drenthe. Van Velzen, de leider van de Afscheiding in Friesland, sloot zich aanvankelijk hierbij aan. Ook de Friese predikant Tamme Foppens de Haan, later docent aan de Theologische School van de afgescheidenen, kan tot de bevindelijke richting gerekend worden. Volgens Veenhof was deze stroming representatief voor een groot deel van de afgescheidenen in de veertiger en vijftiger jaren van de negentiende eeuw.
Daarmee is wel duidelijk dat in die tijd de bevindelijk gereformeerde richting (de Biblebelt) niet bij Staphorst ophield. Dat gold ook voor hen die in de Hervormde Kerk waren gebleven. Ds. J. W. Felix, een van de vaders van het Friese Reveil, beijverde zich voor de heruitgave van tal van oude schrijvers.
Overigens is het ook weer niet zonder betekenis dat de Kruisgemeenten in het noorden nauwelijks vertegenwoordigd waren. Toen zij zich in 1869 herenigden met de afgescheidenen ging het om 51 gemeenten, waarvan slechts één in Groningen en één in Drenthe. Zij hadden zich destijds van de afgescheidenen losgemaakt vanwege de vrijheidsaanvrage, waarbij ze de naam gereformeerd moesten prijsgeven. De Kruisgemeenten konden gerekend worden tot de bevindelijk gereformeerde stroming.
Ledeboeriaanse gemeenten waren in het noorden eveneens zeldzaam. Toen in 1907 de Gereformeerde Gemeenten ontstonden, bleef de Ledeboeriaanse gemeente in het Drentse Zuidwolde daarbuiten. Zij volgde ds. L. Boone. Na verloop van tijd ging deze kleine gemeente te gronde.
Verkiezingen 1922
Bij de Kamerverkiezingen van 1922 manifesteert de Biblebelt zich voor het eerst in zijn huidige gedaante. Ds. G. H. Kersten wordt dan als lijstaanvoerder in de Tweede Kamer gekozen. In het noorden krijgt hij nauwelijks stemmen. Dat is voor de SGP nog steeds zo. Bijna 90 procent van de SGP’ers woont in de provincies Zeeland, Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland en Overijssel.
Verschillen tussen de noordelijke regio en de Biblebelt blijken ook te bestaan in de Christelijke Gereformeerde Kerk als daar in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw een samengaan met de Gereformeerde Gemeenten aan de orde komt.
Het initiatief daartoe werd genomen door de christelijke gereformeerde particuliere synode van het zuiden. De noordelijke particuliere synode van dat kerkverband vond dat voorstel echter ondoordacht en onverantwoord. Zij beklemtoonde dat de Christelijke Gereformeerde Kerk zich beschouwde als de wettige openbaring van het lichaam van Christus.
Ook in een latere fase was er in het noorden weinig animo voor een samengaan. Zo stelde men de eis dat het toekomstige kerkverband de naam zou dragen van Christelijke Gereformeerde Kerk. Kennelijk dacht men in het noorden nogal hoogkerkelijk en voelden de christelijk gereformeerden daar minder verbondenheid met de Gereformeerde Gemeenten dan elders in het kerkverband het geval was. Ook allerlei andere verwikkelingen in beide kerkverbanden leidden er toe dat er van een samengaan niets terechtkwam.
Verdwenen
Alles bij elkaar genomen krijgen we het beeld dat zo tussen 1860 en 1920 de bevindelijk gereformeerde richting in het noorden grotendeels verdwenen is. Hoe is dat te verklaren?
Wellicht hadden de nazaten van de Afscheiding in het noorden een sterkere binding aan hun eigen kerk. De seperatistische kruisgezinden hadden daar nooit enige aanhang van betekenis gekregen. En datzelfde gold voor ds. Ledeboer.
Een kleine groep christelijk gereformeerden ging in 1892 niet mee met de vereniging van afgescheidenen en dolerenden tot de Gereformeerde Kerken. Daarbij waren zowel kerkrechtelijke als leerstellige motieven in het geding.
Er was bezwaar tegen Kuypers beschouwingen over de veronderstelde wedergeboorte, maar daarnaast tilde men ook zwaar aan het beginsel der Scheiding. De vereniging van 1892, waarbij twee kerkengroepen op basis van gelijkwaardigheid waren samengegaan, miskende volgens hen het werk van God dat in de Afscheiding openbaar gekomen was. Waarschijnlijk leefden die kerkrechtelijke bezwaren in het noorden sterker dan elders in het kerkverband.
Onderstroom
Nu was er ook in later jaren in de Gereformeerde Kerken wel verzet tegen de kuyperiaanse wedergeboorteleer. Dat leidde zelfs tot de Vrijmaking. Maar terwijl vanuit de bevindelijk gereformeerde kring het bezwaar werd aangevoerd dat de veronderstelde wedergeboorte leidde tot een lichtvaardig geloof, kwam het bezwaar van Schilder juist van de andere kant. De zekerheid van het geloof werd daardoor aangetast. Zelfonderzoek moest alleen verbondsmatig zelfonderzoek zijn. Niet naar de staat, maar slechts naar de stand van het geestelijk leven.
Rond 1900 was er in de Gereformeerde Kerken nog duidelijk sprake van een bevindelijke onderstroom. Maar die vond steeds minder weerklank. Dr. A. A. van Schelven hield in 1913 een lezing voor de gereformeerde predikantenvereniging over de bewerking van een piëtistisch getinte gemeente. Zo’n gemeente werd als een probleem gezien. Dr. G. van Klinken bestudeerde een aantal jaren geleden de landelijke kerkbladen van de Gereformeerde Kerken en constateerde dat al aan het eind van de negentiende eeuw de oude schrijvers daarin nauwelijks nog aan de orde kwamen.
Dat verklaart ook de uitstroom naar de Christelijke Gereformeerde Kerk, met name als plaatselijk de vroegere afgescheiden gemeente met de dolerende gemeente werd samengevoegd. In 1920 brak de latere prof. G. Wisse met de Gereformeerde Kerken en werd christelijk gereformeerd.
Gereformeerde Gemeenten
Daarnaast ging in die tijd een aantal gereformeerde kerken geheel of gedeeltelijk over naar de Gereformeerde Gemeenten. Dat was zowel het geval in Zeeland (Oosterland) als in Noord-Brabant (Veen, Werkendam) en in Gelderland (Aalst, Poederoijen). Al in 1913 was ds. W. den Hengst in Veenendaal met een deel van zijn gemeente overgegaan van de Gereformeerde Kerken naar de Gereformeerde Gemeenten.
Veel verdriet had men daar in de Gereformeerde Kerken niet over. H. H. Kuyper (een zoon van Abraham) noemde in het kerkblad De Heraut de overgangen naar de Gereformeerde Gemeenten een bewijs van de gezondheid van het gereformeerde kerkelijk leven.
Opvallend was wel dat dergelijke overgangen in het noorden niet plaatsvonden. Kwam dat vanwege de onbekendheid van de Gereformeerde Gemeenten die daar immers niet voorkwamen? Afstanden speelden in die tijd een veel belangrijker rol dan tegenwoordig het geval is. Of was in die tijd in geestelijk opzicht de afstand tussen de Gereformeerde Kerken in het noorden en de Gereformeerde Gemeenten voor dergelijke overgangen al te groot geworden?
Geassimileerd
Afgedacht van de gemeenten in de Friese wouden konden de christelijke gereformeerde kerken in het noorden na verloop van tijd tot de linkervleugel van het kerkverband gerekend worden. De meer bevindelijke gemeenten vond men vooral elders in het land.
Daar konden de christelijk gereformeerden gemakkelijker aansluiting zoeken bij het SGP-milieu, ook op onderwijsgebied. In het noorden leefde men sterk in de schaduw van de veel grotere Gereformeerde Kerken. De bevindelijke stroming uit de negentiende eeuw was daar al lang verdwenen en op den duur kregen die kerken een modern gereformeerde signatuur.
Waarom houdt de Biblebelt tegenwoordig bij Staphorst op? De belangrijkste verklaring is dat de bevindelijke richting, die in de negentiende eeuw heel duidelijk in de afgescheiden kerken in het noorden aanwezig was, in de loop der jaren geassimileerd is door de meer voorwerpelijke en verbondsmatige stroming. Dat was zowel in de Gereformeerde Kerken als later in de Christelijke Gereformeerde Kerken het geval.
Dit artikel is een uitwerking van een presentatie woensdag op een online seminar van het HDC Centre for Religious History van de Vrije Universiteit Amsterdam