Onderzoek van emeriti: In CGK-preek ging het niet vaak over Israël
Hoe vaak en op welke wijze brachten, in het verre en minder verre verleden, christelijke gereformeerde predikanten in hun preken Israël ter sprake? Een tiental emeriti uit de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) deed er onderzoek naar. „Preken gingen en gaan heel vaak over God en de ziel.”
Op verzoek van het deputaatschap kerk en Israël onderzocht een tiental emeritus predikanten uit de CGK een aantal jaargangen van de prekenserie ”Uit de levensbron”. Ze bekeken de preken vanuit de vraag: komt Israël erin ter sprake en op welke wijze gebeurt dit?
Woensdag vond aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), mede georganiseerd door het deputaatschap kerk en Israël, een studiedag plaats over de positie van Israël in de prediking. Emeritus predikant drs. C.J. van den Boogert licht de resultaten van het onderzoek toe.
Hoeveel preken onderzocht u?
„Honderden. We hebben diverse jaargangen van ”Uit de levensbron” doorgenomen, uit de jaren 1938 tot 1968, maar ook uit 1999 en uit 2018 en 2019. Met een bijzonder oog voor cruciale jaren, zoals 1948, 1967 of 1973. Elke jaargang van ”Uit de levensbron” bevat 52 of 53 preken.”
Digitaal kan dat, met de juiste zoekwoorden, best snel gaan.
„Wij hebben ze gewoon op papier doorgelezen. Dat was toch wel een flinke klus. We hebben, in tweetallen, heel wat middagjes aan de TUA doorgebracht. In totaal hebben we er twee jaar over gedaan.”
Wat viel u op?
„De preken die wij onderzochten, zijn, in het algemeen gesproken, sterk naar binnen gericht. Het wereldgebeuren wordt er dikwijls in gemist. Ze gaan veelal over God en de ziel. Over de vraag of de hoorders echt geloven, of ze bekeerd zijn en zo ja, of ze daarnaar leven.
In zekere zin maakt het dan geen verschil uit welke flank van de kerk de prediker komt. Jawel, hóé er precies gesproken wordt over de oproep tot geloof en wat er onder bekering verstaan wordt, dat verschilt. Maar in haast alle preken, of men nu meer links of rechts in de kerk staat, zijn dit wel dé thema’s. Het wereldgebeuren, en ook Israël, komt weinig aan bod.”
De Bijbel gáát voor een groot deel over Israël. Zo bezien moeten dit land en dit volk toch haast in veel preken wel genoemd zijn?
„Ons viel op dat Israël als levende realiteit in de preken weinig of niet aan de orde wordt gesteld. Ik bedoel: het Israël van nu. En dus ook de vraag: hoe moet je dat volk heden ten dage zien? Hoe past het in Gods plan? Daarover lees je in de preken zelden iets.
Veel geschiedenissen en profetieën uit het Oude Testament worden vergeestelijkt. De heiligen uit het Oude Testament worden als typen van Christus gezien, of ze worden aan de gelovigen van onze dagen ten voorbeeld gesteld.
Verder wordt Israël ook wel als waarschuwende spiegel aan de kerkgangers voorgehouden. Dan wordt bijvoorbeeld de vraag gesteld: Houden ook wij, net als Israël destijds, liever aan onze afgoden vast? Of laten we ons door Gods knechten terugroepen van onze verkeerde wegen?
Antisemitische uitspraken kwamen we in de preken niet tegen, wel anti-judaïstische. Israël wordt regelmatig voorgesteld als een wettisch volk, waarbij zijn vermeende wetticisme dan geplaatst wordt tegenover het zalig worden uit genade en uit het geloof.”
Wat vindt u daarvan?
„Met zo’n voorstelling van zaken moeten we wel een beetje oppassen. Toen ik in de jaren 1995-2000 namens de CGK Israëlpredikant was en in Israël woonde, heb ik veel met Joden gesproken. Zij herkenden zich totaal niet in die typering van wetticisme. Natuurlijk zal daar wetticisme voorkomen. Maar ik ken een heleboel christenen die net zo wettisch denken en leven. Veel Joden leven vanuit de vreugde der wet. Zij zeggen: er bestaan geen betere geboden dan de geboden die door God gegeven zijn. Voor dat dankbare en in positieve zin gehoorzame leven van het Joodse volk moeten we ook oog hebben.”
Maakte het voor uw onderzoeksvraag uit of u preken las die gingen over een tekst uit het Oude Testament of juist uit het Nieuwe Testament?
„Niet zo veel. Van alle preken die wij onderzochten, gingen er ongeveer twee keer zo veel over een nieuwtestamentische tekst als over een oudtestamentische. Wat ons in elk geval opviel, is dat er in veel preken weinig aandacht is voor het verband tussen het Oude en het Nieuwe Testament. En voor het feit dat Jezus, als hij over de Schrift sprak, het Oude Testament bedoelde. Zelf doe ik, voorafgaande aan de prediking, altijd twee Schriftlezingen: een uit het Oude en een uit het Nieuwe Testament. Die gewoonte helpt al enorm om doorgaande lijnen te ontdekken.”
Werd er in jaren waarin er in en rond Israël veel gebeurde, zoals in 1948, 1967 of 1973, in preken vaker naar het volk en het land verwezen?
„Dat maakt niet eens zo veel uit. Wel vonden we in de jaargang 1949 een opvallend positieve preek van ds. Joh. Prins, waarin hij onder meer stelt dat wij christenen Israël eeuwenlang onrecht hebben aangedaan, dat we veel voor dit volk moeten bidden en dat God nog altijd een plan heeft met de Joden.
Verder kennen we natuurlijk al sinds vele jaren in diverse kerken, ook in de CGK, de zogeheten Israëlzondag. Op die zondag komt Israël in de preken gewoonlijk wel ter sprake. Maar ja, dan móét de predikant ook wel, hè?”
Misschien werd er in jaren waarin er in het Midden-Oosten oorlog of onrust was, tijdens kerkdiensten in het gebed wel aan Israël gerefereerd.
„Ja, dat zou goed kunnen! Of dit zo is, hebben we niet kunnen onderzoeken; gebeden worden nu eenmaal veelal uit het hoofd gedaan.”