Kunnen landbouw en natuur samengaan? Boeren en ecologen gaan erover in gesprek
Ze hebben een verschillende kijk op de natuur en de stikstofproblematiek. Maar over één ding zijn ze het roerend eens: boeren moeten een goede boterham kunnen verdienen. Twee boeren en twee ecologen gaan aan de hand van stellingen met elkaar in gesprek.
Het gesprek vindt plaats in Vlist, een lintdorp in de Krimpenerwaard dat slingert langs het gelijknamige riviertje. Koeienboer Burchart de Jong (24) ontvangt de bezoekers op de boerderij, een monumentaal pand dat hij deelt met zijn ouders, broers en zussen.
Chiel Jacobusse (68), voormalig ecoloog bij Stichting Het Zeeuws Landschap, is voor het gesprek afgereisd uit Zeeland. Dick van der Hoek (74), die jarenlang aan de Wageningen Universiteit onderzoek heeft gedaan naar de waterhuishouding van natuurgebieden, komt uit Bennekom. Melkveehouder Gerard van Laar (50) woont in Achterberg. Alle vier hebben een reformatorische achtergrond en lezen het RD.
Een groen weiland met koeien is ook natuur.
Van der Hoek: „Jawel, dat is ook natuur. Ik word alleen wel een beetje kriegel van zo’n zinnetje. Dat vind ik echt Nijntje pluis-natuur. Je kent die boekjes wel: op een groene bladzijde zie je een konijntje en een vogeltje. Dat is een simplistisch, naïef natuurbeeld. Er gebeurt van alles in zo’n weiland.”
De Jong: „Mensen op de snelweg hebben het over een groene woestijn. Maar ga eens in een grasland staan en kijk naar beneden. Dan zie je wel duizend tinten groen. In onze weilanden staan tientallen soorten gras en kruiden. Het bodemleven floreert.”
Van Laar: „Helemaal met Burchart eens. Kijk bijvoorbeeld naar de randen van weilanden. Daar is de biodiversiteit enorm.”
Jacobusse: „Tja. Suiker is ook voedsel. Zo is een intensief beheerd weiland misschien wel natuur, maar geen gezonde natuur. Bij een mooi groen en gezond weiland horen grutto’s, veldleeuweriken en zwarte sterns. Maar helaas valt er in heel veel weilanden in Nederland voor een natuurliefhebber niets meer te beleven. Als ik in mijn jeugd naar school fietste, zag ik onderweg minimaal vijf veldleeuweriken. Ik zou nu een omweg van 20 kilometer moeten maken om nog één leeuwerik te zien.”
De natuur in Nederland is over het algemeen stabiel en gezond.
De Jong: „Als ik om mij heen kijk, ben ik heel positief gestemd. De natuur floreert hier enorm. Ik zie eerder méér soorten dan minder. Er zitten hier roerdompen, purperreigers, zilverreigers, zwarte sterns, kiekendieven en veldleeuweriken. Vogelpopulaties zijn stabiel of nemen toe.”
Van Laar: „Het kan best zijn dat het met een paar soorten minder gaat. Maar dat weegt niet op tegen alle positieve ontwikkelingen. Met de weidevogels gaat het bij ons in het Binnenveld iets minder, na jaren op stabiel niveau te zijn geweest. De achteruitgang komt omdat we niet meer mogen jagen op rovers, zoals vossen. Er zit bij ons onder meer een patrijzenkolonie. Dat is uniek in Nederland.”
Jacobusse: „Ik beschik over afschotcijfers van patrijzen in de Wilhelminapolder, ten noorden van Goes. Die cijfers zijn bijgehouden vanaf 1900. Toen werden daar per jaar 3000 patrijzen geschoten, zonder dat de populatie daaronder had te lijden. In diezelfde polder is in 2014 de laatste patrijs gezien.
Ander voorbeeld: achter ons ouderlijk huis staat een 2 kilometer lange meidoornhaag. Ik heb daar in mijn jeugd alle nestjes van kneuen (een zangvogeltje verwant aan de vink, red.) geteld. Dat waren er 98. Ik heb die tellingen een paar jaar geleden herhaald en kwam uit op drie nesten.
Dus ja, op sommige plekken gaat het goed met de vogels, maar als je kijkt naar heel Nederland zie je een ontstellende achteruitgang. In de afgelopen vijftien jaar zijn we een derde van het totale aantal vogels kwijtgeraakt en bovendien 60 tot 80 procent van alle insecten.
Het probleem speelt ook op Europees niveau. Sinds 1980 is de populatie huismussen gehalveerd. Er leven er nu bijna 250 miljoen minder dan toen. Ik woon nu elf jaar naast een boerderij met oud-Hollandse dakpannen, kippen op het erf en voldoende hagen. Dat is een plek waar een huismus alles heeft wat zijn hartje begeert. Toch heb ik deze vogel nog nooit op het erf gezien.”
De overmaat aan stikstofneerslag is de grote boosdoener.
De Jong: „Oneens. Stikstof is nodig om planten te laten groeien. Er zijn zo veel factoren die de achteruitgang van de natuur kunnen verklaren. Kijk eens hoeveel bebouwing er de afgelopen decennia in Nederland bij is gekomen. En hoeveel wegen het landschap doorsnijden.”
Van der Hoek: „Inderdaad, er zijn talloze factoren. Zoals de versnippering en de verdroging van de natuur. Daarom moet de overheid integrale maatregelen nemen en niet alleen op stikstof focussen.”
Van Laar: „De één ziet stikstof als een zegen, de ander als een vloek. Ik denk dat we het vooral als een zegen moeten zien. Dankzij stikstof groeit alles goed. Een enkele plant zal daar niet goed tegen kunnen. Maar dat weegt niet op tegen alles wat er wel van groeit.”
Jacobusse: „Het heeft geen zin om de schadelijkheid van stikstof voor de natuur te ontkennen. Want dat is gewoon een wetenschappelijk feit. Ik denk wel dat stikstof onderdeel is van een groter probleem: de intensieve landbouw.
Stikstof zorgt ervoor dat heide en duinen dichtgroeien. Daardoor zijn er bijna geen hagedissen meer, die houden van warme, schrale plekken. De grauwe klauwier, die graag hagedissen eet, is nu ook weg.
Weidevogels hebben er ook last van. Als er veel stikstofneerslag is, groeit de grasmat dicht en worden kruiden en bloemen verdrongen. Ook de kleine insecten verdwijnen, zoals slankpootvliegen, die een belangrijke voedselbron vormen voor jonge grutto’s.”
De Jong: „Ik geloof nooit dat er zo veel stikstof neerslaat dat de grutto daar schade van ondervindt.”
Van der Hoek: „De stikstofneerslag is de afgelopen decennia gelukkig flink afgenomen en zit nu op gemiddeld 21 kilo per hectare per jaar.
In het Binnenveld (het zuidelijke deel van de Gelderse Vallei, tussen Wageningen, Bennekom, Ede, Veenendaal en Rhenen, red.) zijn de flora en de bodemkwaliteit over een periode van zestig jaar intensief gevolgd. We zagen een duidelijke samenhang tussen de stikstofneerslag en de diversiteit aan planten. Toen de stikstofneerslag toenam, tot een piek in 1987, vloog het aantal plantensoorten achteruit. Daarna nam het aantal plantensoorten langzaamaan weer toe. De natuur heeft dus een herstelvermogen. Maar sommige planten, die kenmerkend zijn voor voedselarme milieus, zijn wel definitief verdwenen.”
Jacobusse: „De stikstofneerslag is gelukkig minder. Daarbij wil ik wel de kanttekening plaatsen dat het systeem is opgeladen. De grote hoeveelheid stikstof in de bodem maak je niet zomaar ongedaan.”
Om de stikstofuitstoot terug te dringen en de natuur te herstellen, zullen boeren hun bedrijf moeten inkrimpen.
Jacobusse: „Eens. Wel wil ik ervoor waken om de boer als schuldige te zien voor het stikstofprobleem. Het is een probleem van ons allemaal. Als burger betalen we veel te weinig voor ons vlees en onze melk. Daarom moeten boeren hun bedrijf steeds uitbreiden om een goede boterham te kunnen verdienen.
Het liefst zou ik zien dat de oude boerenpraktijken weer terugkwamen, met kleine aantallen vee. Weidevogels keren dan vanzelf weer terug. Nu wordt vaak natuur ontwikkeld uit productiegrond en vervolgens verschraald. Dat kan leuke plantensoorten opleveren, maar daarmee trek je geen weidevogels aan.”
Van der Hoek: „We moeten ons niet alleen richten op weidevogels. De botanische kwaliteit is ook van belang.”
Jacobusse: „Jawel. Maar weidevogels zijn een belangrijke natuurwaarde voor Nederland. Zo broedde rond 1980 zo’n 80 procent van de wereldpopulatie grutto’s in ons land. Nu is dat nog een schamele 20 procent.”
Van Laar: „Bij ons in het Binnenveld is 300 hectare landbouwgrond afgegraven. Het stikt er nu van de ganzen en de muggen. Die grond wordt nu niet meer gebruikt voor productie. Intussen lijden miljoenen mensen op de wereld honger. Hoe ethisch is dat?”
Jacobusse: „Er is geen sprake van een wereldvoedseltekort, maar van een verdelingsvraagstuk. In Nederland is voedsel in overvloed. Kijk alleen maar naar hoeveel voedsel er wordt verspild.”
Van der Hoek: „Ik vind dat christelijke boeren een getuigenis moeten laten klinken. Dat ze zich steeds afvragen: wat doet mijn manier van werken met de natuur? Laat zien dat het je niet in de eerste plaats om geld te doen is, maar dat je zorg draagt voor de schepping.”
Jacobusse: „Peter de Hoop (een agrariër uit Burg-Haamstede, red.) is daarvan een goed voorbeeld. In een interview met het RD zei hij: „Als je verantwoord met de schepping wilt omgaan, kost je dat als boer geld. Maar één ding weet ik zeker: dat God mijn bedrijf dan wil zegenen. En dat is veel belangrijker dan zo veel mogelijk winst maken door bijvoorbeeld zo veel mogelijk koeien in een schuur te proppen.” Dat is nou wat jij noemt een getuigenis, Dick.”
Van Laar: „Dat is mooi, maar als ondernemer moet je ook gewoon je brood kunnen verdienen. Als je ziet hoe weinig geld Nederlanders aan hun eten besteden, dan denk ik: boeren zouden wel meer mogen krijgen.”
De natuur is leuk voor de hobbyist, maar verder niet zo belangrijk.
Jacobusse: „Oneens. We zijn hier geen eigenaar. „Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de Heere uw God geeft”, zo lezen we in het vijfde gebod. We zijn rentmeester en daarom verantwoordelijk voor hoe we met de aarde omgaan. Calvijn heeft daarover behartenswaardige dingen gezegd. Hij schrijft dat een rentmeester zijn bezittingen beter moet achterlaten dan hoe hij ze heeft ontvangen. Jaarlijks sterven honderden diersoorten uit. Daar mogen we niet luchtig over doen. Al die schepselen zijn niet bij vergissing gemaakt.
Er zijn genoeg wetenschappers die zeggen: Als we zo doorgaan, verandert West-Europa in een woestijn. Daar zijn een heleboel redenen voor: de veel te zware machines, de eenzijdige bemesting met fosfaat en stikstof, het gebruik van gifstoffen.
Ik las deze week nog een artikel over de geschubde inktzwam, een van de meest voorkomende paddenstoelen. Het mycelium (het ondergrondse netwerk van schimmeldraden, red.) van deze paddenstoel eet aaltjes. Ik hoef een boer niet te vertellen hoe schadelijk aaltjes kunnen zijn: die maken of breken je teelt. We kunnen wel spuiten tegen aaltjes, maar dat moet je dan steeds opnieuw doen. Met natuurinclusieve en kringlandbouw bereik je hetzelfde. En volgens mij beantwoordt dat meer aan het doel van de schepping.”
Van Laar: „Eens. Iedereen weet dat biodiversiteit en insecten belangrijk zijn. Ergens in de Bijbel staat ook de opdracht om de aarde te bebouwen en te bewaren.”
Van der Hoek: „Er zijn tal van teksten in de Bijbel die over de natuur gaan. Daar kunnen we lessen uit trekken. Jeremia heeft het bijvoorbeeld over de ooievaar, tortelduif, kraanvogel en zwaluw, die elk jaar op gezette tijden weer terugkomen. Zo roept hij het volk Israël op om weer terug te keren tot God en Zijn inzettingen. Dat geeft ook aan dat de natuur waardevol is.”
Als we niets doen aan natuurbeheer, zijn er over een paar generaties nauwelijks meer insecten en vogels en blijven slechts een paar plantensoorten over.
Van der Hoek: „Kenmerkend voor Nederland zijn plekken die van nature voedselarm zijn, zoals heide en schrale graslanden. Die heb ik door de jaren heen langzaamaan zien achteruitgaan in oppervlakte en kwaliteit. De verzuring, onder invloed van stikstof en verdroging, heb ik zelf gemeten in schrale graslanden. Verzuring is het proces dat achter de afname van de biodiversiteit zit. Natuur gaat dan steeds meer op elkaar lijken. Je krijgt dan vooral de algemene, concurrentiekrachtige soorten, zoals riet en pijpenstrootje. Met beheer kun je dat proces stilzetten, en met herstelbeheer kun je dat terugzetten.”
Van Laar: „Ik vind de stelling geklets in de ruimte. Onderhoud en goed beheer zijn de succesfactoren.”
Jacobusse: „Een kwart van onze flora is afhankelijk van voedselarme systemen. Dus zonder beheer ben je een kwart al kwijt.”
Weidevogels zoals de grutto hebben het moeilijk. Maar als je predatoren zoals vossen, kraaien en reigers mag bejagen, wordt het probleem veel minder.
De Jong: „Eens. Weidevogels hebben heel veel last van predatoren. In onze polder zitten gelukkig nog geen vossen, maar verderop wel. Daar verdwijnen de weidevogels.”
Van Laar: „Als we de vossen niet bejagen, blijft er geen weidevogel of haas over. Een vos en een kraai horen erbij, maar moeten wel in evenwicht zijn met de rest van de natuur. Elke jager heeft de plicht om voor die balans te zorgen.”
Jacobusse: „Een vos kan inderdaad veel schade aanrichten. Maar op Schouwen-Duiveland heb ik ook gezien dat weidevogels verdwenen terwijl er geen vossen of steenmarters zaten. Een vos maakt het karwei af, hij pakt de laatste weidevogels. Vroeger zaten hier honderd grutto’s op een kluitje. Dan kan een vos niet efficiënt jagen, want hij wordt steeds afgeleid en vogels vallen hem aan. Nu zit er elke 500 meter een kievit of een grutto. Dan werkt de gezamenlijke verdediging niet meer.”
Natuurbeheerders dienen te streven naar de situatie van vroeger, toen er nog veel ongerepte natuur was.
Jacobusse: „Natuurbehoud is geen nostalgie. We moeten vooruitkijken. Laten we streven naar een volwaardig functionerende levensgemeenschap, waarin de natuur –van predatoren tot de kleinste insecten en bodemdieren– in evenwicht is. Dat is een dynamisch evenwicht. Natuurlijk kijk je dan naar welke soorten er voorheen voorkwamen, maar daar moet je niet kleinzielig in zijn.”
Van der Hoek: „Het is heel leerzaam om te kijken hoe de natuur in bijvoorbeeld 1850 was. Die kennis kun je gebruiken bij het maken van een passend natuurnetwerk. Dat heb je nodig als je een landschap wilt waar plaats is voor verschillende vormen van landbouw en natuur.”
De Jong: „Het is niet realistisch om naar de situatie van vroeger te streven. We moeten gewoon goed voor de natuur zorgen. Als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt, zijn we er.”
Van Laar: „Er zijn gewoon te veel mensen in ons land. Laten we proberen het evenwicht in de natuur aan te brengen.”
Nederland is een klein land waarin keuzes gemaakt moeten worden: we gaan voor natuur, landbouw of bebouwing.
De Jong: „Landbouw ís natuur. Ik ben daarom tegen de aanleg van nieuwe natuurgebieden. In polder Den Hoek, tussen Bergambacht en Lekkerkerk, worden graslanden afgeplagd. Ik vind dat verschrikkelijk. Onze voorouders hebben dat land ontgonnen en er een polder van gemaakt. Er is eeuwenlang op geboerd. Nu besluit een klein groepje mensen om die kostbare toplaag af te graven. Die vruchtbare bodem is straks voor altijd weg. Dat zou dan natuur moeten worden, maar ik denk dat er een wildernis ontstaat.”
Van der Hoek: „Bij ons in het Binnenveld is ook nieuwe natuur ontwikkeld. Dat is in goed overleg gegaan tussen zeven agrariërs en ons. De afgegraven voedselrijke toplaag is gebruikt om aangrenzende landbouwpercelen op te hogen. Als je draagvlak bij alle betrokkenen en een goed plan hebt, zie ik het probleem niet.”
De Jong: „Nieuwe natuur levert geen geld op.”
Jacobusse: „Daarom moeten we natuur juist gaan beprijzen. Boeren die zorg dragen voor de natuur, zouden daarvoor beloond moeten worden. Maar ik wil ver weg blijven van de gedachte dat de natuur waardeloos is.”