Groen & duurzaamheidweek van de schepping

Bioboer Van de Voort: Met vallen en opstaan meer natuurlijk boeren

Veranderen naar een meer natuurlijke manier van boeren is niet alleen weggelegd voor een select clubje bioboeren. „Het is een keuze die iedere agrariër kan maken, of je nu biologisch boert of niet.”

25 February 2023 08:19Gewijzigd op 25 February 2023 12:04
Jan Dirk van de Voort (l.) met zijn zoon Peter tussen hun Jersey-koeien. beeld Arjan van Bruggen
Jan Dirk van de Voort (l.) met zijn zoon Peter tussen hun Jersey-koeien. beeld Arjan van Bruggen

Dat is de stellige overtuiging van biologisch melkveehouder Jan Dirk van de Voort (65) uit Lunteren. Hij is een van de drie sprekers op het debat over de toekomst van de landbouw dat het Reformatorisch Dagblad op 7 maart organiseert. Het laatste wat hij wil, is zich afzetten tegen de overgrote groep van gangbare melkveehouders in Nederland. Jarenlang was hij één van hen.

Van de Voort doet zijn verhaal in een splinternieuwe ruimte in de vorm van een hooiberg, compleet met rieten kap. De zijkanten zijn van glas zodat er een onbelemmerd uitzicht is op de omliggende weilanden. In de verte ligt de snelweg A30, daarachter begint het Lunterse bedrijventerrein De Stroet.

De boer is pas verhuisd om op boerderij De Groote Voort plaats te maken voor zoon Peter. De Groote Voort gaat al sinds 1650 over van vader op zoon. De vader van Jan Dirk –ook een Peter– leidt de boerderij door het tijdperk van de opkomst van het gebruik van kunstmest en toenemende mechanisatie. Hij introduceert de Jerseykoe in Nederland.

Jan Dirk van de Voort gaat als jongere als vanzelfsprekend naar de Christelijke Hogere Landbouwschool (tegenwoordig Aeres Hogeschool) in Dronten. „Je leerde daar vooral de technische aspecten van de landbouw. Hoe zorg je dat een koe zoveel mogelijk melk produceert?”

Als Van de Voort in 1980 de boerderij van zijn vader overneemt, gaat hij mee in de schaalvergroting. „Ik heb direct het aantal Jerseykoeien verdubbeld naar 130 stuks.” Na de invoering van de melkquotering krimpt dat aantal geleidelijk naar 105 koeien.

Grasopbrengst

Van de Voort komt er ook hoe langer hoe meer achter dat de gangbare manier van boeren niet bij hem past. „Ik ging het aantal koeien aanpassen aan de grasopbrengst van onze weilanden zonder kunstmestgebruik. Dat betekende dat ik vrijwillig teruggegaan ben naar tachtig koeien.”

Sinds 1991 is het bedrijf biologisch gecertificeerd. Toch zegt Van de Voort niet heel veel om dat keurmerk te geven. „De verandering die we zijn gaan inzetten, kwam echt van binnenuit. Mijn vrouw Irene en ik zagen in hoe ongezond en onnatuurlijk we eigenlijk bezig waren. Volgens ons gingen we niet met de schepping om zoals de Schepper het bedoeld heeft.”

In 2004 nemen ze een volgende stap: ze besluiten om resoluut te stoppen met het gebruik van antibiotica. „Het is een lapmiddel voor allerlei ontstekingen. Wij zijn gaan observeren: waar komen die ontstekingen vandaan?”

De Van de Voorts komen er achter dat de oplossing in het voer zit. „Op school had ik geleerd darmgericht te voeren. Mais en krachtvoer worden in de darmen van de koe verteerd. Dat levert de grootste melkopbrengst op. Maar ook veel dunne mest met onverteerde deeltjes.”

Oorspronkelijk verteert een koe haar voedsel hoofdzakelijk in de pens. „Als je daar naar terug wilt, moet je dus stoppen met mais en brokken.” Nu eten de inmiddels negentig koeien op De Groote Voort bijna uitsluitend gras van de eigen kruidenrijke weilanden, aangevuld met wat geplette granen. „De mest werd weer normaal, de ontstekingen waren weg, maar de melkproductie liep fors terug.”

Kaas

Om toch rendabel te kunnen blijven boeren, gaat Van de Voort zelf kaas maken. „Sinds 1985 verwerken we melk tot Jerseykaas onder de merknaam Remeker. Dat hebben we helemaal moeten leren, dus die eerste jaren na onze koerswijziging waren ook financieel gezien best heel zwaar.”

Toch zet de boerenfamilie de vernatuurlijking van haar bedrijf door. Ze stoppen met het onthoornen van de kalfjes. „Via haar hoorns kan een koe warmte kwijtraken. Net zoals een hond bij warmte met zijn tong buiten de bek loopt. Universiteit Utrecht publiceert binnenkort een rapport waarin onderzoekers bewijzen dat een koe met hoorns beter tegen de klimaatverandering kan dan een koe zonder hoorns.”

Een tweede belangrijke reden om hoorns niet te verwijderen, is voor Van de Voort de invloed op de verdeling van mineralen in het lichaam. „Zwangere vrouwen halen mineralen voor hun baby uit hun tanden, dat is onlangs bewezen door tandartsen. Drachtige koeien onttrekken mineralen uit hun hoorns. Als je de hoorns verwijdert, moeten de mineralen uit de klauwen komen. Met als gevolg allerlei klauwproblemen. Eén op de drie koeien moet daardoor vroegtijdig geslacht worden.” Van de Voort zegt al jaren geen klauwproblemen meer te hebben bij zijn gehoornde koeien. „En de klauwbekapper komt hier ook niet meer.”

Ook deze keuze kost de melkveehouder veel geld. „De ligboxenstal voldeed niet meer. Want als een koe in een ligbox staat of ligt, kan zij gewond raken door de hoorns van een andere koe die met haar om de plek in een box stoeit. Dus hebben we de stal omgebouwd tot een potstal. Koeien lopen daarin op stro, er zijn geen boxen. De stal heeft bovendien een ronde vorm zodat koeien niet in een hoek gedrukt kunnen worden.”

Bodem

De belangrijkste wijziging op de boerderij in Lunteren is onzichtbaar, die zit onder de grond. De bodem onder zijn zestien weilanden is volgens Van de Voort heel vruchtbaar en gezond. In een weiland achter de boerderij plukt de boer een klaverplantje. „Dit is niet gezaaid, het is vanzelf gaan groeien. Het is een soort die hier vanouds voorkomt. Maar door technische ingrepen als het injecteren van drijfmest kreeg de klaver geen kans. Al 35 jaar doen wij niets met de grond hier, niet ploegen, niet injecteren. Eenmaal per jaar rijden we de mest uit de potstal uit over het weiland. Daar blijft het bij.”

Het resultaat is volgens Van de Voort dat de bodem zich heeft kunnen herstellen. „Dat is het mooie van de schepping, dat herstellend vermogen. Elke 4,5 jaar komt er 
1 procent humus bij. We zitten nu op 7 procent humus, terwijl een gemiddeld maisveld onder de 
2 procent zit. Hoe meer humus, hoe vruchtbaarder de bodem.”

De docent in de melkveehouder wordt wakker als hij over mycorrhiza begint. „Ik noem het ook wel eens: het internet van de bodem. Het is een heel netwerk van schimmels, een verlengstuk van de wortels van planten. Een mycorrhiza regelt het ondergrondse transport van voedingsstoffen zoals koolstof, magnesium en calcium.”

Van de Voort wijst op een plukje gefermenteerde stalmest in het weiland. „Vroeger dacht ik: dat hoopje stront moet ik verspreiden over het land. Want anders krijgt de ene plek veel meststoffen en een andere plek krijgt niks. Maar nu heb ik geleerd: een mycorrhiza zorgt voor de verspreiding. Daar hoef ik niets aan te doen.”

Geduld

Je moet als boer wel veel geduld hebben voordat het natuurlijke bodemnetwerk weer werkt. „Dat duurt minstens tien jaar. Dus tien jaar niet ploegen, geen zodenbemesting, geen chemische troep. Daardoor krijgen we wel een steeds gezondere bodem, met een kruidenrijk grasland dat als een natuurlijk medicijn fungeert voor mijn koeien.”

Een groot voordeel van een gezond bodemnetwerk is dat je geen kunstmest meer nodig hebt. Dat levert financieel voordeel op. „Het kost veel gas om kunstmest te maken, dus het is duur spul tegenwoordig. Bovendien is fosfaat een belangrijk bestanddeel van kunstmest. Maar fosfaat wordt steeds zeldzamer omdat het steeds moeilijker te winnen is. Eén van de voordelen van een goed werkende mycorrhiza is dat het fosfaten losmaakt uit de bodem en afgeeft aan de planten in ons weiland. Die vervolgens weer door onze koeien gegeten worden waardoor zij aan voldoende mineralen komen.”

Terugkijkend zegt Van de Voort dat de verandering naar ‘natuurlijk’ boeren niet eenvoudig is geweest. „Het heeft ons veel gekost. Met vallen en opstaan zijn we wijzer geworden. We zijn door buurtbewoners meesmuilend aangekeken. Misschien wel een beetje voor gek verklaard. Maar toen we in 2016 door vakblad Boerderij werden uitgeroepen tot agrarisch ondernemer van het jaar kregen we ook bloemetjes uit de buurt. We waren toch blijkbaar minder gek bezig dan gedacht.”

Toekomst

Vooruitkijkend denkt Van de Voort dat deze natuurlijke manier van boeren beduidend meer toekomst heeft dan de gangbare vorm van boeren. „Gezien alle ontwikkelingen in de landbouw, is het misschien verstandig om te stoppen met alleen maar de hakken in het zand te zetten. Al veel te lang stapelen we de ene kunstmatige oplossing op de andere. Eigenlijk willen we slimmer zijn dan de Schepper die het allemaal zo mooi geschapen heeft. Misschien is het tijd om daar meer aandacht voor te hebben en het ook te gebruiken voor ons bedrijf.”

Dat betekent wel volgens Van de Voort dat je het als boer compleet anders moet gaan doen. „Dat vraagt offers, ook financiële, maar mijn ervaring is dat het de moeite waard is. Ik zou het fantastisch vinden als meer boeren zelf producten gaan maken en verkopen. Volgens mij is daar bij de consument een groeiende belangstelling voor.”

Van de Voort is kartrekker van een kennisgroep van veertien boeren uit de omgeving, onderdeel van het Platform Natuurinclusieve Landbouw Gelderland. „Daar zitten gelukkig ook reformatorische boeren tussen”, zegt Van de Voort. „Ook uit de rest van reformatorisch Nederland is er belangstelling. Ik heb hier bijvoorbeeld een kerkenraad uit Rouveen op excursie gehad. Zij snapten hoe het werkt en het sprak hen erg aan. Precies vanwege het principe: omgaan met de schepping zoals de Schepper het bedoeld heeft.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer