Ginkelse Heide gaat gebukt onder stikstof
Heidegebieden kleuren monotoon paars of zijn juist sterk vergrast, in bermen bloeien weinig kruiden en eiken hebben een dunne kroon. Overal in de natuur ziet ecoloog dr. Wieger Wamelink de gevolgen van overmatige stikstofneerslag.
De heide bloeit uitbundig. De natuur lijkt ongerept, hier op de Ginkelse Heide vlak bij de schaapskooi in Ede. Schijn bedriegt. „VVV-heide”, noemt Wamelink, ecoloog aan Wageningen University & Research, de paarse vlakte. Behalve heide groeit er weinig. Gras, dat wel. Op veel plekken zelfs overdadig veel. Met name pijpenstrootje, struisgras en bochtige smele.
Weinig bloemetjes zijn er te bespeuren. Zo nu en dan staat er wel jakobskruiskruid. Deze plant heeft gele bloemen waar insecten graag op afkomen, maar is giftig voor veel dieren. Typische heidesoorten als zandblauwtje, tormentil of heidespurrie groeien er echter nauwelijks. Wamelink: „Zolang de heide niet bloeit, hebben insecten bijna niets te eten”.
Het verbaast hem daarom niet dat hij weinig insecten ziet. Terwijl de weersomstandigheden voor de beestjes perfect zijn: de zon schijnt uitbundig en het is zo’n 25 graden Celsius op deze zomerdag in augustus.
Grasvlakte
De heide is zo soortenarm als gevolg van het plagbeleid, stelt de ecoloog. Tijdens het plaggen worden tegelijk met de voedselrijke toplaag niet alleen alle planten, maar ook veel zaden verwijderd. Heide komt weer makkelijk terug, omdat de zaden wel honderd jaar of ouder kunnen worden en dieper in de grond zitten. Maar voor andere planten is het moeilijker om zich opnieuw te vestigen.
Vroeger plagden beheerders eens in de circa tachtig jaar. Maar door de overmaat aan stikstof moet dat tegenwoordig elke twintig jaar gebeuren. „Doe je dat niet, dan ontstaat er een grasvlakte of een bos en verdwijnt de heide.”
De voedselrijke humuslaag die tijdens het plaggen wordt verwijderd, konden boeren vroeger goed gebruiken als compost op hun landbouwgrond. Tegenwoordig wordt deze laag echter beschouwd als chemisch afval door de aanwezigheid van gifstoffen als cadmium, koper en lood. Beheerders moeten daarom stortkosten betalen.
Naast de schaapskooi staat een rij forse eiken. Wamelink kijkt omhoog. Het bladerdek bovenin is dun, ziet hij. Het licht valt er zo doorheen. „Als het regent, word je nat. Dat was vroeger niet zo.” De bomen hebben te lijden onder stikstof, constateert de ecoloog.
Hij legt uit hoe dat zit. Ammoniak, een belangrijke stikstofverbinding die vooral uit de landbouw komt, wordt in de bodem omgezet tot nitraat. Daarbij komt zuur vrij. Dat heeft twee nadelige gevolgen. Ten eerste spoelen mineralen zoals calcium weg. Deze stoffen heeft de eik juist nodig voor bijvoorbeeld bladgroei. Ten tweede komt aluminium vrij uit zanddeeltjes. Dit metaal is giftig voor de meeste plantensoorten.
Waterwinputten
Bij een overmaat aan nitraat kan deze stof bovendien in het grondwater terechtkomen. Het wordt daardoor ongeschikt om te drinken. „Dan gaan waterwinputten dicht en komt onze drinkwatervoorziening in de knel.”
De stam van een eik naast de schaapskooi gaat van onder tot boven schuil onder bebladerde zijtakken. „Dat hoort niet”, zegt Wamelink. „Als een boom bovenin doodgaat, zorgt een hormonaal proces ervoor dat hij onderin jonge loten krijgt. Een soort compensatiegedrag dus.”
Eiken zijn ontzettend belangrijk voor een ecosysteem, zegt de ecoloog. „Als de bomen doodgaan, stort het ecosysteem in.” Veel vogels en insecten zijn afhankelijk van de eik. Ook zorgt de boom voor schaduw, waar schaduwminnende planten van profiteren.
Helikopters
Eind 2020 dreigden eiken rond de Ginkelse Heide door verzuring massaal te sterven. De beheerder van het gebied nam een drastische maatregel: met helikopters liet hij tonnen gemalen schelpen over het gebied uitstrooien. De kalk uit het schelpgruis moest de verzuring tegengaan.
Wamelink stapt op zijn fiets en koerst richting pannenkoekenrestaurant de Panorama-Hoeve in het Bennekomse bos. Onderweg stopt hij bij de zogeheten Celtic Fields, een heidegebiedje waar al ruim voor onze jaartelling akkers lagen. Berken schieten her en der op. Bramen overwoekeren de heide op sommige plekken. Ook hier daalt te veel stikstof uit de lucht neer, concludeert de ecoloog. Bramen groeien sneller dan de heide en weten die zo te verdringen, als er geen maatregelen worden genomen.
De berm langs het zandweggetje naast de Celtic Fields is nog het rijkst aan kruiden. Vooral jakobskruiskruid, de giftige plant met gele bloemetjes. Maar ook over deze berm is Wamelink niet zo enthousiast. Vroeger was de soortenrijkdom in deze stroken volgens hem veel groter. „Wegbermen kunnen mooie verbindende schakels tussen natuurgebieden vormen voor insecten en dieren. Maar dan moet er wel genoeg diversiteit aan kruiden zijn.”
De berm staat vol grassen. Grassen bevatten nu gemiddeld meer stikstof dan vroeger, weet Wamelink, die daar onderzoek naar heeft gedaan. Veel soorten die voorheen zo’n 1 procent stikstof bevatten, zitten nu op 3 tot 4 procent. Een soort die bijzonder veel stikstof bevat, is Engels raaigras. Deze plant is in de meeste weilanden de dominante of zelfs de enige voorkomende soort. Volgens de ecoloog is de dunne mest van koeien het gevolg van de hoge concentratie stikstofrijke eiwitten in deze grassoort en ander voer.
Planten met veel stikstof trekken plaaginsecten aan, zegt de ecoloog. De diertjes hebben eiwitten nodig om te groeien, en vinden gras met veel eiwitten en stikstof daarom extra smakelijk.
Voor de plant zelf is een hoge concentratie stikstof minder gunstig. „Ze worden daardoor vatbaarder voor ziektes. Stikstof is fastfood voor planten.”
Vliegtuigen
De Wageningse ecoloog ziet de natuur lijden onder de overmaat aan stikstof. Daarom vindt hij dat ingrijpen nodig is om de stikstofuitstoot terug te dringen. De regering moet volgens hem daarbij niet alleen naar boeren kijken, maar ook naar andere sectoren: het wegverkeer, de luchtvaart en de industrie. „Aan de eenzijdige focus op boeren erger ik me weleens. Het stikstofprobleem los je niet op door alleen de landbouw te veranderen. Neem de stikstofoxiden die vliegtuigen uitscheiden: die kunnen duizenden kilometers ver komen. Wat er chemisch in de lucht met deze stoffen gebeurt en waar deze uiteindelijk terechtkomen, is deels nog onbekend.”