Met minder boeren hoeven we niet minder te eten
No farmers, no food. Zonder boeren hebben we geen voedsel. Deze leus klinkt geregeld als het gaat om het belang van boeren. In hoeverre klopt deze bewering?
CLAIM
Zonder Nederlandse boeren hebben we in dit land onvoldoende te eten.
BESCHRIJVING
Sinds minister Christianne van der Wal (Natuur en Stikstof) op 10 juni haar stikstofplan presenteerde, duikt de leus ”No farmers no food” overal weer op: op T-shirts, mutsen, spandoeken en op houten borden langs de kant van de weg en op trekkers. De boodschap aan de minister is duidelijk: zet ons voortbestaan niet op het spel, want wij zorgen voor uw eten.
Dat boeren zich grote zorgen maken, is niet zonder reden. De gemiddelde stikstofuitstoot in Nederland moet tegen 2030 halveren, vindt het kabinet, dat op die manier wil voldoen aan Europese afspraken voor bescherming van kwetsbare natuur.
Vooral de landbouwsector moet eraan geloven: zijn uitstoot dient het komende decennium met 39 kiloton te verminderen. Deze doelstelling wordt alleen gehaald als er 11.200 boerenbedrijven stoppen en 17.600 andere boeren hun veestapel fors –met een derde tot bijna de helft– inkrimpen, blijkt uit een nota van het ministerie van Financiën. Dat betreft ruim de helft van de agrarische sector, die nu nog zo’n 50.000 bedrijven telt.
De plannen treffen vooral veehouders. Maar ook akkerbouwers ontspringen de dans niet. Zij dienen bijvoorbeeld de nitraatuitstoot naar grond- en oppervlaktewater te minimaliseren, legt agrospecialist Ruthger Steenbeek uit op de website van adviesbureau Countus. Dat betekent volgens hem dat akkerbouwers moeten extensiveren, wat grote economische gevolgen kan hebben.
BELANG
Als de boeren een punt hebben, is het onverstandig dat het kabinet inzet op het laten krimpen van de landbouw. In plaats daarvan zou het kabinet de landbouw moeten handhaven, om zo onze voedselvoorziening veilig te stellen.
BEOORDELING
Om te beoordelen of de bewering klopt, is het van belang na te gaan waar ons voedsel vandaan komt.
Hebben we boeren nodig voor ons voedsel?
Zeker. Veehouders hebben we nodig voor ons vlees, zuivel en eieren, plus allerlei voedingsmiddelen waarin dierlijk materiaal is verwerkt. Dankzij akkerbouwers en glastuinders liggen de schappen vol met groente, fruit, aardappelen en graanproducten zoals brood. Tel daarbij op een scala aan producten die suiker (uit bieten) bevatten, en allerlei voedingsmiddelen met aardappelzetmeel en maiszetmeel.
Dus de leus ”zonder boeren geen voedsel” is correct?
Ja, strikt genomen klopt deze als een bus. „Een zeer groot deel van wat we dagelijks consumeren, komt van onze eigen boeren”, stelt dr. Robert Baars, lector klimaatbestendige landbouw aan Van Hall Larenstein in Velp. „Denk aan groente, vlees, zuivel, aardappelen en uien. Ik hoop ook dat dat zo blijft.”
De bewering impliceert echter dat álle boeren zullen verdwijnen, en dat is niet realistisch. „Onze landbouw is sterk ontwikkeld en dat zal zo blijven”, stelt Baars. „Om twee redenen. Ons land heeft een gunstig klimaat, vruchtbare grond en voldoende water. En wij bezitten enorm veel kennis op het gebied van landbouw. Deze zal echt wel worden ingezet om ervoor te zorgen dat ons landbouwsysteem overeind blijft.”
Zelfs in het onrealistische scenario dat alle Nederlandse boerenbedrijven verdwijnen, hoeven we niet van honger om te komen. Voedsel kan immers uit het buitenland worden geïmporteerd, zegt ir. Petra Berkhout, landbouweconoom aan de Wageningen Universiteit. „In principe is Nederland niet afhankelijk van de eigen boeren. We zouden in theorie al ons voedsel uit het buitenland kunnen halen. Wat betreft zuivel en groente zou dat vooral elders uit Europa zijn.” Andere landen zullen dan wel veel meer voedsel moeten produceren, erkent Berkhout: voor de 17 miljoen Nederlanders en voor de miljoenen monden die Nederlandse boeren en tuinders in Europa voeden.
Hoe wenselijk is het als Nederland helemaal zou stoppen met de voedselproductie?
Onwenselijk, vinden Baars en Berkhout. Nederland heeft vruchtbare kleigrond. Berkhout: „Europees gezien is het logisch dat je die voor de landbouw blijft gebruiken. Dat geldt minder voor de zandgronden zoals die op de Veluwe.”
Baars wijst ook op het maatschappelijk belang van boeren. „Ze houden het landschap intact en zorgen voor een hoop werkgelegenheid. Daar mogen we hen dankbaar voor zijn.” De landbouw wordt omringd door een keten van toeleveranciers, afnemers, verwerkers en exporteurs; die banen zouden verloren gaan als boeren verdwijnen.
In Nederland worden technieken ontwikkeld die helpen schoner of diervriendelijker te produceren. „Om dat soort innovaties te toetsen, hebben we de agrarische sector nodig”, stelt Berkhout. „De vervolgvraag is hoeveel boeren daarvoor nodig zijn. Daar durf ik geen antwoord op te geven.”
Berkhout vindt dat Nederland voor zijn voedselvoorziening niet afhankelijk moet zijn van het buitenland. „Om strategische redenen is het belangrijk eigen producten te hebben. Zeker Europa moet in het eigen voedsel kunnen voorzien.”
Kán Nederland wel zelfvoorzienend zijn?
Nee. We kunnen niet alles zelf produceren, zegt Berkhout. „Onder meer koffie, thee, cacao en bananen komen uit het buitenland. Maar we overleven ook zonder die producten.”
Volgens een rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving is de Nederlandse landbouw niet eens groot genoeg om de eigen bevolking te kunnen voeden. Stel dat Nederland voortaan al het voedsel voor mens en dier zelf produceert, dan is daarvoor 3,4 miljoen hectare grond nodig, omgerekend 0,2 hectare per persoon. Dat is anderhalf keer zoveel als het huidige landbouwareaal van zo’n 2,2 miljoen hectare. „Nederland voedt niet de wereld, maar de wereld voedt Nederland”, concludeert woordvoerder Cor Pierik in vakblad Vee & Gewas.
Wat is een realistisch toekomstscenario?
„Dat er een nieuwe balans komt in ons landbouwsysteem, waarbij er over de hele linie een extensivering van de landbouw plaatsvindt”, stelt Baars. Hij bedoelt daarmee dat er in de toekomst minder dieren per hectare zullen worden gehouden.
Daarnaast zullen er volgens de landbouwlector bedrijven blijven bestaan die intensief produceren, maar door allerlei innovaties en hoge investeringen met minder stikstofuitstoot.
„De optelsom van beide lijnen is een verminderde export”, zegt Baars. „Nederland zal niet de tweede exporteur van agrarische producten ter wereld blijven. Daarvoor zijn we te klein en is ons systeem te intensief ingericht.”
Minder export dus. Welke gevolgen heeft dat voor het buitenland?
Als de voedselproductie in Nederland afneemt en er daardoor minder voedsel wordt geëxporteerd, zullen producenten uit andere landen in het ontstane gat springen, is de stellige overtuiging van Berkhout. „Zo werkt dat in Europa. In grote delen van Oost-Europa zijn de omstandigheden geschikt voor grootschalige productie. Ook hoeft de kwaliteit niet onder te doen voor het Nederlandse product. Deze bedrijven kunnen prima voldoen aan eisen op gebied van dierenwelzijn en milieu.”
Ook Baars denkt dat een verminderde export niet dramatisch hoeft uit te pakken voor het buitenland. „Het kan voor landen een extra prikkel zijn om zelf meer en duurzamer te produceren. Qua efficiëntie van de zuivelsector zijn er op veel plekken in de wereld nog grote stappen te zetten, zowel binnen als buiten Europa. Als landen daaraan werken, worden ze minder afhankelijk van Nederlandse zuivelproducten.”
Er wordt vaak gezegd: Nederlandse boeren werken heel efficiënt en dier- en milieuvriendelijk. Als de voedselproductie zich naar het buitenland verplaatst, gaat het milieu er daardoor mondiaal gezien op achteruit. In hoeverre klopt dat?
Ten dele, zegt Baars. „Elk land is weer anders. Onze landbouw gaat heel bewust om met bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen en antibiotica. Ook maken veel veehouders gebruik van luchtwassers in de stal, die ammoniak uit de lucht filteren. De stikstofuitstoot door de landbouw is daardoor sinds 1990 sterk afgenomen. Dat zijn positieve ontwikkelingen. Tegelijk zijn wij nog steeds Europees kampioen qua hoeveelheid stikstof die we per hectare uitstoten. We zijn dus nog niet heel duurzaam.” Omdat de Nederlandse melkproductie per hectare hoog ligt, is de uitstoot per liter melk wel een stuk gunstiger, erkent de lector.
Als boeren moeten verduurzamen, produceren ze minder. Op welke manier kunnen ze toch voldoende inkomsten genereren?
Boeren dienen hogere prijzen voor hun producten te krijgen, vindt Baars. „Supermarkten zoals Albert Heijn en Lidl zullen daaraan mee moeten werken. Anders gaan boerenbedrijven failliet.”
Duurzaam geproduceerde voedingsmiddelen voorzien van een labeltje acht de lector onvoldoende effectief. „Er zijn al zoveel labels. De gemiddelde Nederlander kiest niet voor biologisch, maar voor de goedkoopste variant.” Veel zinvoller zou het volgens hem zijn als supermarkten actief biologische producten promoten door vooral deze aan te bieden. „Zij kunnen de keuzes van consumenten sturen. Niet alleen boeren moeten verduurzamen, ook de maatschappij dient te veranderen.”
CONCLUSIE
Het is een waarheid als een koe dat we boeren nodig hebben voor onze voedselvoorziening. De strekking van de leus ”no farmers, no food” is echter dat we niet zonder onze eigen boeren kunnen. Dat is ONJUIST, want voedsel kunnen we ook uit het buitenland halen – al is dat een onwenselijk scenario en zal dat gepaard gaan met prijsstijgingen.
Bovendien impliceert de stelling dat de overheid álle boeren weg wil hebben. Dat klopt niet. Wel is waar dat met de huidige stikstofdoelstellingen ruim de helft van de boerenbedrijven moet stoppen of krimpen.
In factcheckartikelen onderzoekt de redactie in hoeverre beweringen op feiten berusten