Laat lijdelijkheid geen voet aan de grond krijgen
Wie zich uitlaat over belangrijke en heikele thema’s als bekering, wedergeboorte en verbond, vraagt natuurlijk om reactie. Zo geschiedde. Dank aan P.W. Moens dat hij de moeite nam om op mijn artikel te reageren en voor de wijze waarop (08-11).
Het doet me veel deugd in zijn artikel te lezen dat ook hij weg wil blijven bij lijdelijkheid en zo’n passieve, afwachtende houding niet wil bevorderen. In zijn artikel lees ik dat hij wil dat meesters en juffen hun leerlingen roepen tot bekering en geloof in de Gekruisigde. Dat acht ik zeer verblijdend. Het is dan ook vreemd dat in andere reacties klinkt dat er wél opgeroepen moet worden tot bekering en geloof, wat in tegenstelling zou zijn tot mijn visie. Dat is namelijk precies wat ik in mijn bijdrage schreef. Ook verbondskinderen hebben bekering nodig. De verbondsrelatie tussen hen en de Heere krachtens de doop roept hen daar juist des te indringender toe! Laten we daarom geen verschillen creëren die er in werkelijkheid niet zijn. Intussen constateer ik met dankbaarheid dat het ”bevel van bekering en geloof” (Dordtse Leerregels 2.5) in ieder geval in theorie gehandhaafd blijft. Het zou heerlijk zijn als het ook in de praktijk functioneert.
Welbehagen
Waarom dat heerlijk zou zijn? Omdat de roep tot bekering en geloof die overschaduwd wordt door een denken vanuit de verkiezing in de praktijk toch snel lijdelijk maakt. Hier ligt volgens mij een meningsverschil met Moens. Hij schrijft heel mooi over het welbehagen: „Als dat er niet was, dan had het reformatorisch onderwijs geen enkel nut.” Zo is het! God heeft van eeuwigheid een behagen om wél te doen. Daarom is er hoop voor Jan Rap en z’n maat – en zelfs voor refo’s. Je zou dit de ankerfunctie van het reformatorisch onderwijs kunnen noemen, om de term van Moens over te nemen. Ons onderwijs ligt verankerd in de rots van Gods verkiezende liefde. Je kunt de verkiezing ook als ”motor” typeren. De wetenschap dat er kinderen en jongeren zijn die „geordineerd” zijn „tot het eeuwige leven” geeft energie (Handelingen 13:48).
Brandende harten
Echter, dit betekent niet dat de uitverkiezing de „kern” is van het reformatorisch onderwijs. En dat is wel wat Moens voorstaat. Als ik me niet vergis, redeneert hij vanuit de verkiezing. Daar zijn stevige vragen bij te stellen. Lukt het wel om onze leerlingen hoopvol te onderwijzen als we denken vanuit een theologisch systeem waarbij de verkiezing de kern is? Belemmert dat niet het zicht op de Heere? Is de verkiezing niet bedoeld als troost voor de gelovige? Het lijkt mij beter om Christus en Zijn liefde tot zondaren centraal te stellen, om zo onze leerlingen de gelegenheid te geven via deze Spiegel achteruit te kijken naar Gods welbehagen.
Kunnen ze dan zelf op Jezus zien? Vragen ze uit zichzelf naar Hem? Is er vanuit hen verwachting? Bepaald niet. En toch gebeurt het dat ze –op hun eigen, kinderlijke manier– geloven en zich bekeren. Als predikant zit ik er met mijn neus bovenop. Het is heel bijzonder om soms kinderen en jongeren ten goede te zien veranderen. En hoe dat dan kan, is voor mij geen vraag. We geloven toch in God en de kracht van Zijn Woord en Geest? De Heere gebruikt eenvoudige meesters en juffen met brandende harten om hun leerlingen te leren zingen: „Ja, eer ik nog was geboren (…) / Heeft Zijn liefde mij verkoren.”
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Giessendam-Neder-Hardinxveld en Sliedrecht.