Verhalen worden vaak misbruikt om de ‘juiste’ beelden en opvattingen te bevorderen
Beste verhalenvertellers: kom eens los van die obsessie met beeldvorming. En beste lezers en kijkers: laat je niet meevoeren door de neiging om elk verhaal politiek te maken.

Ineens heeft iedereen het erover. ”Adolescence”, de serie over een jongen van dertien die gearresteerd wordt voor de moord op een tienermeisje. In Groot-Brittanië, waar de serie gemaakt is, schrijven alle kranten erover en besteden alle tv-programma’s er aandacht aan. En dat mediagedruis waait natuurlijk meteen over naar Nederland. Je krijgt er het gevoel van: dit is het culturele hoogtepunt van het jaar. Op z’n minst.
Het probleem is wél dat niemand die serie gewoon bekijkt als het drama van een paar schoolkinderen, het treurige lot van één gezin. Nee, het gaat de hele tijd over álle jongens en álle gezinnen. Over de funeste invloed van sociale media. Over gevaarlijke influencers die een fout beeld van mannelijkheid promoten. Over mannen die als losers worden neergezet. En over de vraag waarom de jongen in de film blank is.
De Britse premier Keir Starmer, die de serie samen met zijn zoon van 16 en dochter van 14 bekeek, vond na afloop dat we ons allemaal zorgen moeten maken over vrouwvijandige influencers op sociale media. Hij zei zelfs (bij BBC 5Live) dat zijn land mogelijk „een probleem heeft met jongens en jonge mannen, dat aangepakt moet worden”. En hij zou de serie het liefst meteen als lesmateriaal op alle scholen invoeren.
Maar als Starmer zoiets zegt, kun je erop rekenen dat zijn politieke tegenstanders er anders over denken. Zij vinden het bijvoorbeeld een probleem dat de hoofdpersoon van de serie een blanke jongen is. Daarmee zou je, in de woorden van De Telegraaf, het beeld promoten „dat vooral jongetjes uit blanke middenklasse- en arbeidersgezinnen een gevaar zouden vormen voor de samenleving – en voor jonge vrouwen in het bijzonder”. Terwijl dat beeld, nog altijd volgens De Telegraaf, in strijd is met de werkelijke misdaadcijfers.
Zodra politici zich ermee gaan bemoeien, wordt zo’n serie in een bepaald kamp getrokken
De hele mediastorm rond ”Adolescence” laat zien hoe moeilijk het in onze tijd is om een verhaal, een film, als kunstwerk op zichzelf te bekijken. Zonder dat je er meteen verplicht de juiste lessen uit moet trekken, of de juiste beeldvorming moet bevorderen.

Eigenlijk is ”Adolescence” gewoon een indringende serie, waar je als oudere of jongere best verder over zou kunnen nadenken. Maar zodra politici zich ermee gaan bemoeien en zodra iedereen van alles begint te roepen over ”beeldvorming” en ”beïnvloeding” weet je dat het gedaan is met de rust en de vrijheid om zélf na te denken. Dan wordt zo’n serie politiek gemaakt, in een bepaald kamp getrokken.
Schrijvers, journalisten, kunstenaars en filmmakers werken daar overigens zelf aan mee. Ze zijn zich bewust van hun macht om het volk te manipuleren met verhalen die de publieke opinie beïnvloeden. Na een periode waarin alle moraal verfoeid werd lijkt de kunst momenteel weer met het jaar moralistischer te worden. Altijd bezig met de ‘juiste’ beelden en de ‘juiste’ opvattingen te bevorderen. Of het nu gaat om de gevaren van sociale media, om het bestrijden van racisme en discriminatie of om de acceptatie van transgenders.
Het is geen toeval dat er in reclames gemengde koppels (zwarte man, blanke vrouw) oververtegenwoordigd zijn. Of dat in tv-series altijd wel een of meer hoofdpersonen tot de rijkgeschakeerde lhbti+-groep behoren. Film- en reclamemakers lijken bewust de acceptatie van diversiteit op alle terreinen te willen bevorderen. Soms nog meer door wat ze níét laten zien dan door wat ze wél laten zien.
Die houding komt ook in christelijke kringen veel voor: oppassen voor verkeerde beeldvorming
Onlangs blikte voormalig Volkskrant-journalist Kustaw Bessems in een interview terug op zijn eigen werk. „Hoewel goed bedoeld”, zei hij, „hebben sommige van mijn stukken mogelijk onbedoeld bijgedragen aan negatieve beeldvorming. Bijvoorbeeld over vertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse jongens in criminaliteit of eergerelateerd geweld.” Hij zou het nu anders doen: meer stilstaan bij zijn eigen rol in de beeldvorming.
Die houding komt ook in christelijke kringen veel voor: oppassen voor verkeerde beeldvorming. Jezelf censureren en bepaalde dingen maar niet te veel aandacht geven als ze –bijvoorbeeld– de kerk of het christendom eventueel in een verkeerd daglicht zouden kunnen zetten. Of als ze ‘links’ of ‘rechts’ in de kaart zouden spelen. En begrijp me niet verkeerd, het is goed om je daar rekenschap van te geven en er fijngevoelig mee om te gaan.
Maar toch houd ik tegelijk graag vast aan het oude ideaal: het is niet aan de journalist wat het publiek van de werkelijkheid moet vinden. Niemand kan volmaakt objectief zijn, maar toch blijft dat het streven: de werkelijkheid zo evenwichtig en eerlijk mogelijk beschrijven. Niet zoals het hóórt te zijn, maar zoals het nu eenmaal ís. En dan zijn er daarna predikanten, politici en opiniemakers genoeg om verdere duiding te geven.
Wat romans en films betreft: als consument vertrouw je verhalen het meest als je denkt dat ze een goed beeld van de werkelijkheid geven. Maar toch is de belangrijkste vraag niet of bevindelijk gereformeerden goed geportretteerd worden in ”Dorsvloer vol confetti”, of moslims in ”Ik ga leven”, of zwarte en blanke mannen in ”Adolescence”.
Het idee van een fictief verhaal, of dat nu in boekvorm of in filmvorm wordt verteld, is juist dat je binnen dat verhaal even kunt loskomen van de politieke en maatschappelijke werkelijkheid en daardoor onbevangener kunt nadenken over de vragen die dat verhaal aan de orde stelt. Met als eerste en laatste vraag altijd: wat zou ík in die situatie doen?
De auteur is schrijver en journalist.