Blik op het kerkplein
Volkswagen en Opel zijn dé favoriete automerken in de gereformeerde gezindte. Een tweede boodschappenautootje -voor de luxe of het gemak- komt in deze kring inmiddels net zo vaak voor als daarbuiten. De jongere generatie heeft weinig moeite met auto’s van 40.000 euro of meer. Drie uitkomsten van een onderzoek van deze krant naar autobezit en autogebruik.
Pleinen rond kerken behorend tot de gereformeerde gezindte zijn op sommige plaatsen voor een groot deel gevuld met bolides uit de hogere prijsklasse. De sobere kerkinterieurs staan soms in schril contrast met de glimmende vierwielers op de parkeerplaats.
Ook onder het christelijk volksdeel nemen auto’s in aantal en omvang toe naarmate het inkomen stijgt, zo blijkt uit een twee weken geleden uitgevoerd onderzoek onder een representatieve groep RD-abonnees (800) naar hun meest gebruikte auto. Bijna de helft van hen stuurde de ingevulde vragenlijst terug. Aan de vooravond van de AutoRAI (10-20 februari) start de redactie Economie & Consument een serie artikelen over de auto in de gereformeerde gezindte.
Gezinsvervoer
Verreweg de meeste huishoudens in Nederland beschikken over een vierwieler. Het aantal huishoudens in het gereformeerde volksdeel met een voertuig (90,9 procent) overstijgt echter het landelijk gemiddelde (84,7).
Steeds vaker staat er ook een tweede, zogenaamd boodschappenautootje voor de deur. In de gereformeerde gezindte ligt dat percentage even hoog als landelijk: 20,8 procent van de huishoudens in Nederland beschikt over een tweede auto, tegenover 21,2 in reformatorische kring.
De aanschaf van een boodschappenautootje is op verschillende manieren te verklaren. Aan de ene kant ligt de gemiddelde gezinsgrootte in de gereformeerde gezindte boven het landelijk gemiddelde. Voor het gezinsvervoer kan het dan handig zijn over een boodschappenautootje te beschikken.
Tegelijk blijkt het inkomen grote invloed te hebben. Het aantal boodschappenautootjes stijgt naarmate het welvaartsniveau toeneemt. Vanaf een inkomen van 60.000 euro bruto per jaar (twee keer modaal), maar vooral vanaf 73.500 euro (2,5 keer modaal) neemt dit verschijnsel sterk toe. De gereformeerde gezindte wijkt in dezen niets af van de trend dat meer inkomen ook meer auto’s betekent.
Degelijk en Duits
De RD-achterban heeft een uitgesproken voorkeur voor degelijke, Duitse auto’s. Boven aan de toptien staat Volkswagen (16,1 procent), op de voet gevolgd door Opel (15,6). Een stuk lager scoren Renault (9,6), Peugeot (7,9) en Ford (5,5). Daarna volgen Audi, Citroën, Mitsubishi en Toyota met elk 4,4 procent. Volvo sluit de rij met 3,8 procent.
Van een overdreven merkentrouw heeft de gereformeerde gezindte echter weinig last: iets minder dan de helft van de ondervraagden verklaart geen voorkeur voor een bepaald merk te hebben. Een op de vijf kiest altijd voor hetzelfde merk.
Qua kleur blijkt de ludieke slogan ”refoblauw past bij jou” van toepassing. In de kleurentopvijf staat blauw (25 procent) bovenaan, gevolgd door grijs (23), groen (12), zwart (11) en verschillende varianten (bordeaux-)rood (11).
De meeste ondervraagden (40 procent) geven hun auto één keer per maand een schoonmaakbeurt. Ruim 30 procent doet dat eenmaal per veertien dagen, terwijl 27 procent eenmaal per drie maanden of minder de spons ter hand neemt.
Gemiddeld maakt een op de elf (8,7 procent) zijn auto elke week schoon. Onder leden van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland gebeurt dit zelfs bij een op de vijf (19,4 procent).
De gereformeerde gezindte rekent de auto bij aanschaf vooral contant af. Slechts 3,6 procent maakt gebruik van een vorm van financiering. Kopen van een particulier is niet populair. De helft van de ondervraagden koopt zijn wagen bij een garage, zo’n 43 procent bij een dealer.
Driekwart van de ondervraagden rijdt tweedehands, een kwart nieuw. Dit wil echter niet zeggen dat nieuw ook per definitie duurder is. Een tweedehands bolide kan een nieuw ’blikje’ verre in prijs overtreffen. Hoe hoger het inkomen, hoe vaker de automobilist voor een nieuwe auto kiest. In het algemeen kopen de ondervraagde PKN’ers, HHK’ers en christelijk gereformeerden vaker een nieuw autootje, terwijl leden van de Gereformeerde Gemeenten, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten globaal gezien vaker een duurdere, tweedehands auto aanschaffen.
Duurdere prijsklasse
Het reformatorische volksdeel kiest zijn nieuwe of tweedehands voertuig over het geheel genomen meest uit een duurdere prijsklasse. Iets meer dan de helft heeft een nieuwwaarde boven de 25.000 euro (55.000 gulden), eenderde kiest voor een voertuig met een nieuwwaarde onder de 20.000 euro (44.000 gulden).
Hierbij laat het onderzoek enig verschil zien per kerkelijke groepering. Leden van de HHK, de CGK en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland scoren het hoogst in de laagste prijsklasse. De PKN is vooral in het middensegment vertegenwoordigd, terwijl de Gereformeerde Gemeenten en de Oud Gereformeerde Gemeenten in het topsegment boven het gemiddelde uitsteken.
De daadwerkelijk betaalde prijs van de auto ligt wat lager. Een kwart van alle ondervraagden zegt tussen de 5000 en de 10.000 euro (11.000-22.000 gulden) te hebben betaald. Iets meer dan de helft heeft tot 15.000 euro neergeteld.
De uitsplitsing van aanschafprijs naar kerkgenootschap laat een iets ander beeld zien. De meest gebruikte auto in een huishouden uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland komt uit de lagere prijsklasse, uit de HHK vooral uit het middensegment en uit de Gereformeerde Gemeenten en de Oud Gereformeerde Gemeenten uit de wat duurdere categorie.
Bijna 6 procent vindt de auto vooral een noodzakelijk kwaad. Van alle respondenten geeft 77 procent aan zich het meest te herkennen in de stelling: ”de auto is voor mij vooral een vervoermiddel”. Zo’n 17 procent geeft toe dat de auto behalve vervoermiddel ook statussymbool is. Mensen uit de hogere inkomensgroepen zien de auto vaker puur als een statussymbool. Wereldgelijkvormigheid is de gezindte in dezen blijkbaar niet vreemd.
Verantwoord
De waarde die de gereformeerde gezindte hecht aan auto’s is verder af te leiden uit de vraag welk bedrag men verantwoord vindt voor een willekeurige Nederlander om maximaal aan een auto uit te geven. De beantwoording van deze vraag staat los van het eigen inkomen.
Circa 40 procent van de ondervraagden vindt 20.000-40.000 euro (44.000-88.000 gulden) verantwoord, een kwart legt de grens bij 40.000 euro (88.000 gulden) en meer. Een op de zes geënquêteerden vindt 50.000 euro (110.000 gulden) en meer nog best acceptabel.
Ook hier laat het onderzoek verschillen per kerkelijke groepering zien. De RD-lezers van PKN, HHK en de CGK vinden gemiddeld een lager bedrag aanvaardbaar dan leden van de Gereformeerde Gemeenten, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten.
Vooral leden van de Gereformeerde Gemeenten vinden bedragen uit het topsegment (40.000 euro en meer (88.000 gulden)) verantwoord om uit te geven aan een auto. Leden van dit kerkverband steken met 38 procent significant boven het gemiddelde van 25,6 procent uit.
De leden van de Gereformeerde Gemeenten scoren ook in de onderliggende categorie van 20.000-40.000 euro (44.000-88.000 gulden) hoog. Het gemiddeld hogere inkomen van leden van dit kerkgenootschap heeft ongetwijfeld invloed op deze uitkomsten.
Maximaal
Uit het onderzoek blijkt dat hoe meer iemand verdient, des te hoger de acceptatiegraad is om geld uit te geven aan een vierwieler. Van de mensen met een inkomen van 88.500 euro bruto per jaar (drie keer modaal) heeft vrijwel niemand moeite om meer dan 40.000 euro voor een auto uit te geven. Ook de inkomensgroep van 73.500 euro (2,5 keer modaal) heeft daar weinig problemen mee.
Deze uitkomsten lijken voor de hand te liggen. Toch is iemand met een hoger inkomen of een toenemend welvaartsniveau niet verplicht ook meer aan een auto uit te geven. Hier is nog altijd sprake van een bewuste keus van de eigenaar, waarbij de bijbelse notie van soberheid voor de gereformeerde gezindte een rol kan spelen.
Bij de maximaal verantwoord geachte uitgave aan een vierwieler treedt een aanzienlijk verschil op tussen de jongere en de oudere generatie. De categorie 24 tot 34 jaar zou geen moeite hebben om veel geld (40.000 euro en meer) uit te geven aan een auto. Het grootste deel van de oudere generatie 50 tot 64 jaar en 65-plus vindt een bedrag van maximaal 10.000-20.000 euro aanvaardbaar.
Duidelijk is dat de automobiel zich in de gereformeerde gezindte mag verheugen in de warme belangstelling van velen.