Wetgevers die uitgaan van de autonome mens zijn inconsequent
Wie de discussie over medisch-ethische vragen van de laatste vijftig jaar overziet, kan slechts één conclusie trekken: grenzen verschuiven en vervagen.
Na veel discussies en acties in de jaren zeventig trad op 1 november 1984 de Wet afbreking zwangerschap in werking. Mits voldaan aan enkele voorwaarden was het daarmee mogelijk een abortus uit te laten voeren. In 2022 zijn die voorwaarden deels geschrapt. De bedenktermijn werd afgeschaft en de abortuspil is sindsdien bij de huisarts te halen.
Van een vergelijkbare ontwikkeling is sprake op het gebied van euthanasie. Sinds het begin van deze eeuw zijn onder voorwaarden euthanasie en hulp bij zelfdoding niet strafbaar. Aanvankelijk gold dat alleen voor situaties waarin sprake is van ondragelijk, lichamelijk lijden. Maar gaande de tijd kwam er ook de wens om euthanasie mogelijk te maken voor mensen die klaar zijn met het leven.
Drie jaar geleden kwam toenmalig D66-kamerlid Pia Dijkstra met een initiatiefwetsvoorstel om euthanasie mogelijk te maken voor mensen van 75 jaar en ouder die hun leven willen beëindigen omdat ze vinden dat het voltooid is. Na aanmerkingen van de Raad van State is die wet op twee punten aangepast: de bedenktermijn wordt langer en de rol van de arts groter. Dat voorstel ligt nu bij de Kamer.
Echter, zowel in de discussie over abortus als bij het wetsvoorstel omtrent euthanasie is één ding ongewijzigd gebleven: het zelfbeschikkingsrecht als uitgangspunt. Daar willen voorstanders niet aan tornen.
Het libertijnse denken van de seculiere politici gaat uit van de autonome mens. Dat betekent dat het individu zelf bepaalt wat goed voor hem is. Zo heeft het zelfbeschikkingsrecht een normerend karakter gekregen.
Het is zeker waar dat mensen veel dingen zelf kunnen en mogen bepalen. Zij kunnen in allerlei praktische situaties zelf kiezen wat ze wel of niet willen doen. Maar die ruimte is niet onbegrensd. Dat geven voorstanders van het libertinisme ook toe. Vandaar dat er in de samenleving allerlei regels en wetten zijn waar libertijnen hartelijk aan meewerken.
Daarmee is tegelijk de zwakte van het libertijnse denken aangetoond. Libertijnen stellen wel regels voor de samenleving, maar willen die niet hanteren als het gaat om de zelfbeschikking van het individu over zijn eigen leven. Terwijl ze in andere situaties wel regels stellen. Waar halen ze het recht vandaan dat te doen?
De glijdende schaal op het gebied van medisch-ethische thema’s heeft als tweede consequentie dat daarmee de bescherming van kwetsbaar leven op den duur ter discussie komt te staan. Want waarom zou je mensen nog helpen die –ondanks allerlei ongemak en ziekten– nog verder willen met hun leven? Moet de samenleving daar dan voor opdraaien?
Om verder afglijden te voorkomen en consequent wetgeving door te voeren is een norm buiten de mens essentieel. Die wet is er. De Bijbel spreekt ervan.