Ruim een maand na de Azerbeidzjaanse verovering van de enclave Nagorno-Karabach, die een exodus van etnische Armeniërs op gang bracht, is in het grensgebied de spanning nog altijd voelbaar. „Ik laat me hier niet wegjagen.”
De weg in de richting van de Azerbeidzjaanse grens is leeg. Enkel het zwerfafval in de berm herinnert aan de chaos die hier enkele weken geleden heerste. Voor de rest hangt er een oorverdovende stilte rond het Armeense grensdorp Kornidzor, dat op een paar kilometer van de ingang van de voormalige Lachin-corridor ligt.
Dat was de route die tot voor kort diende als enige toegangsweg van Armenië naar de zelfverklaarde republiek Nagorno-Karabach. Totdat Azerbeidzjan met een militair bliksemoffensief op 19 september de enclave volledig onder controle kreeg en de Lachin-corridor veranderde in de enige vluchtroute vanuit het gebied. Ruim 100.000 etnisch Armeense inwoners uit Nagorno-Karabach sloegen uit angst voor etnische zuiveringen op de vlucht uit de regio die Bakoe volgens het internationaal recht toebehoort.
Eenzaam
Slechts een paar stille getuigen herinneren nu nog aan die massa-exodus. Her en der staan achtergelaten auto’s met nummerborden uit Nagorno-Karabach langs de kant van de weg. Bij het provisorische ontvangstcentrum van de Armeense regering, waar vluchtende Karabachers in lange rijen stonden voor voedsel, water en kleren, liggen nu lege dozen onder een plastic dekzeil bij een eenzaam wapperende Armeense vlag.
Verderop is de spanning nog wel voelbaar. Bij elke haarspeldbocht in de weg over de bergrug naar de vallei waar de Armeens-Azerbeidzjaanse grens ligt, wordt de militarisering van het gebied duidelijker. Aan de andere kant van het dal zijn Azerbeidzjaanse legerposities te ontwaren, opgetrokken uit autobanden, prikkeldraad en wachttorens. De bewegingen in de kampementen verraden dat de bergrug, waar nu plots een auto over naar beneden rijdt, continu wordt gemonitord. Even later klinkt het gezoem van een drone in de verte.
Halverwege de afdaling duikt het Armeense checkpoint op. Op het wegdek liggen betonblokken voor een slagboom naast een golfplaten controlepost. Bij het kampement staan nors kijkende, zwaarbewapende militairen. Blij met het onverwachte bezoek zijn ze niet. Het is absoluut niet de bedoeling dat de pers hier komt, zo klinkt het. Sterker, journalisten mogen hier helemaal niet zijn zonder toestemming van het ministerie van Defensie.
Wegwezen
De situatie is te gespannen en onvoorspelbaar, gebaart een van de militairen in de richting van de overkant van de vallei. Zo kwam het in juni hier nog tot een vuurgevecht tussen beide zijden toen Azerbeidzjaanse militairen een vlag probeerden te hijsen op wat volgens Jerevan Armeens grondgebied was. Sinds de recentste gewelds- escalatie is de spanning er bovendien niet minder op. Wegwezen dus, benadrukt de militair, en snel een beetje.
Het is de consequentie van de geopolitieke realiteit in een gebied waar de grenzen onlangs opnieuw zijn getrokken. Dat blijkt ook op de weg naar het gehucht Vorotan, iets verderop langs de grens. Sinds de oorlog rond Nagorno-Karabach in 2020 –die eindigde met een Azerbeidzjaanse overwinning waardoor Bakoe destijds al delen van de enclave én zeven aangrenzende provincies onder controle kreeg– raakte Vorotan geïsoleerd.
Geasfalteerd litteken
Sindsdien slingert de M2-snelweg die het dorp voorheen verbond met de Armeense steden Goris en Kapan als een geasfalteerd litteken door een gehavend landschap. In totaal wisselt het wegdek nu meer dan twintig keer van Armeens in Azerbeidzjaans grondgebied en weer terug. Verkeer rijdt er niet meer.
„Daarom moeten we nu over deze weg”, vertelt Suren Ohanjanyan, het dorpshoofd van Vorotan, midden op de onverharde slingerweg die de inwoners van het plaatsje tegenwoordig noodgedwongen gebruiken om hun huizen te bereiken. De route ligt vol keien. Op sommige plekken heeft de regen de grond zodanig weggespoeld dat de bergpas veel weg heeft van een modderstroom.
„Maar we zijn er al een tijdje aan gewend”, vervolgt Ohanjanyan. Hij komt met zes metgezellen van in de twintig net uit de kroeg, waar ze overduidelijk diep in het glaasje hebben gekeken. Hij wil wat graag zijn huis en leven in het dorp laten zien, maar ook hier belemmeren Armeense soldaten onder aan de berg de doorgang voor de pers met hetzelfde riedeltje als elders langs de grens: gemilitariseerde zone, onveilig, toestemming vereist, omkeren.
Paspoort
Het is een doorn in het oog van de 54-jarige Ohanjanyan. „Ik woon al mijn hele leven in Vorotan en nu moet ik telkens als ik mijn eigen dorp in wil mijn paspoort tonen. Het is vernederend. En dat allemaal door dat tuig daar”, wijst hij richting een Azerbeidzjaans checkpoint op de verlaten M2-snelweg op een steenworp afstand van de Armeense controlepost.
„Maar ik laat me niet wegjagen. Als het moet dan verdedigen wij ons dorp”, gebaart hij naar zijn benevelde gezelschap met wie hij een vrijwillige burgermilitie vormt die Vorotan in coördinatie met het leger indien nodig verdedigt. „Ik bescherm dit dorp al sinds de eerste onlusten in 1988 en dat blijf ik doen. We verkeren wat mij betreft nog altijd in oorlog. Daarom staan wij elk moment van de dag klaar”, zo besluit hij voordat hij weer in zijn Lada-terreinwagen stapt en toeterend de bergweg afhobbelt richting de militaire paspoortcontrole. Terug naar het isolement onder toeziend oog van de vijand.