Haardeco hoort niet in de kerk
Al een tijdje vroeg ik me af wat toch de benaming zou zijn van het artikel dat tegenwoordig tijdens kerkdiensten vaak de hoofden van onze dames siert. Iets in mij vertelde me dat het moet doorgaan voor iets wat het op de ene of andere manier niet is.
Een hoed is het niet. Een hoed zou een hoofddeksel moeten zijn. Dus een bedekking van het hoofd, die het hoofd het gevoel moet geven dat het ergens onder zit. De omvang van een hoed moet dus groter zijn dan deze nieuwe verschijning. Volgens mijn woordenboek is een hoed een bepaald hoofddeksel, meestal min of meer bolvormig en soms, inzonderheid voor mannen, met een rand.
Een dopje is het ook al niet. Een dopje bedekt het hoofd meer dan het artikel waarvan ik de naam probeerde te achterhalen. Een dopje zou kunnen doorgaan voor een hoed zonder rand. Toch hoeft een dopje niet per se als hoofddeksel óp het hoofd gedragen te worden; het mag ook op het achterhoofd.
Finishing touch
Op zekere dag bracht ik een bezoek aan een opticien. Ik liep door de winkelstaat langs de geopende deur van een van onze ”reformatorische” hoedenhuizen. Ik had de stoute schoenen aan, dus liep vrij gemakkelijk de winkel in. De eerste stap over de drempel bracht mij direct bij het bewuste artikel. Mooie creaties, stuk voor stuk kunstwerkjes! Rechtsboven hingen de grotere en bescheidener versierde varianten. Iets meer hoofdbedekking dus. Eén ding hadden ze gemeen: als basis een haarband voor de bevestiging op het hoofd, op de haarband het product.
Een vriendelijke ontvangst door de verkoopster volgde. „Goedemorgen, kan ik iets voor u betekenen?” „Jazeker, wat is de naam van dit artikel?” Zij antwoordde: „Dit is een haardeco.”
Een decoratie voor het haar dus. Ter versiering en verfraaiing van het haar. Een sieraad, een verfijnde mooimaker. Een soort finishing touch. Net als de indrukwekkende hoofdtooien van de indianen. Maar groot of klein, uitbundig of bescheiden, zo’n haardeco kan niet onder de hoofddeksels geschaard worden.
De verkoopster zag me denken. En was me voor. „Ik begrijp wat je bedoelt.” Ze gaf stilzwijgend toe dat haardeco’s niet in Gods huis horen. Ze gebruikte twee argumenten om haar assortiment te verdedigen: Haar klantenkring was veelzijdig en bestond „echt niet alleen uit kerkmensen”. Ook viel het woord Prinsjesdag, waarop de haardecotrend is gezet. Nietsvermoedend bevestigde ze daarmee dat haardeco’s bij het publiek van Prinsjesdag horen.
Sluier
Een paar dagen later moest ik in het Universitair Medisch Centrum Utrecht voor medicatie bij de apotheek zijn. Ik werd geholpen door een donker ogende, gesluierde dame in verhullende kleding. Ik kon het niet laten om haar te vragen waarom ze een sluier droeg. Ze antwoordde: „Dat is een voorschrift van de islam. Wij vrouwen bedekken ons hoofd. Dat is een teken van bescheidenheid, nederigheid.” Ze kan onze kringen ten voorbeeld worden gesteld.
De auteur is zelfstandig ondernemer.