Pootjebaden met peuters aan zee
Met kleine kinderen een dagje eropuit hoeft niet veel te kosten: strand, zee –en in Ouddorp zelfs het parkeren– zijn gratis. Maar als je het ‘verkeerde’ strand kiest, ben je een tijd onderweg voor je de golven bereikt.
E vi kunnen we morgen beter thuislaten, meld ik ’s avonds spijtig aan mijn vrouw. Ons kooikertje mag van mei tot oktober overdag enkel aangelijnd mee het strand op. Geen gelukkige combinatie met een kinderwagen, een peuter (3,5) en een dreumes (bijna 2). „Ze weet gelukkig niet wat ze mist”, troost ik mijn eega.
Willemieke steekt een blauw zwempakje omhoog. „Het is uv-werend. Via Vinted gekocht. Mooi hè? Voor Joas.” Voor Micha heeft ze een zwembroekje opgeduikeld. „Ik ben benieuwd of het hem al past.”
Overdag heeft ze al een deel van de nodige spullen gepakt. De volgende ochtend rollen we kwart over zes ons bed uit. Tweeënhalf uur later zijn we klaar om te gaan. Micha krijgt nog snel een schone luier. Even na halftien kan de auto eindelijk starten.
Wandelwagen
Ruim 75 kilometer verder en een uur later rijden we Ouddorp binnen. Reisdoel: strand Westerduinpad. „Turen naar de zee, een zonnig terras bij een strandtent en een speeltoestel op het strand”, belooft visitgo.nl van Eilandmarketing Goeree-Overflakkee op een handig overzicht van alle stranden. We zijn een van de weinigen op de grote –en gratis!– parkeerplaats. Ik stop zo dicht mogelijk bij het strandpad. We halen de auto leeg en rond elf uur komt de karavaan in beweging. Micha troont op een zwaarbeladen wandelwagen, de anderen nemen de benen. Na 500 meter bereiken we het beloofde strand. Inclusief strandtent, terras en speeltoestel. Maar waar is de zee? Die lonkt ergens in de verte. De afstand is lastig in te schatten op het vlakke strand. Maar we kwámen vooral voor de zee.
De topzware wandelwagen vindt het maar niets in het mulle zand, maar zodra ik hem kantel hobbelt hij toch gewillig op twee achterwielen achter me aan. De schoenen en sokken gingen al eerder uit, dus deze tocht is al een belevenis op zich.
We naderen een getijdenpoeltje. Daarna komen we op een hardere ondergrond. Een teken dat we bijna de zee bereiken, hopen we. Maar nee. De etappe naar het water kost een halfuur. Een afstand van 700 meter, leert Google Maps naderhand. Ouddorp blijkt een van ’s lands breedste stranden te bezitten. De verhulde woordkeuze van de Eilandmarketing –„túren naar de zee”– valt nu op z’n plek.
Beetje eng
Om kwart voor twaalf bereiken we de finish. Joas gaat aan kop. Hij rent gelijk het water in. Eerst maar zijn zwembroek aan! „Of wil je een eierkoek?” pols ik, met een blik op mijn horloge. „Nee hoor”, reageert Joas. Hij wil maar één ding. „Komt u, papa? Of vindt u het een beetje eng?” Micha weet nog niet wat hij ervan moet vinden. Hij klemt zich aan mama vast.
Na wat gespetter krijgt Joas wel oren naar eten. Micha graaide al in de tassen. Op het picknickkleed laten we ons de eierkoeken en de krentenbollen goed smaken. Micha grijpt met zijn vuistjes in het zand. Het levert hem nog lang een grijskorrelige snoet op.
„Stormt het, papa?” vraagt Joas. „Aan zee waait het altijd wat harder”, leg ik uit. „Weet je waardoor?” Joas knikt. „Door de zee.” Hij neemt een nieuwe hap. Een zeemeeuw wil weten of er wat te snaaien valt. „Wij gaan straks nog wel in de zee lopen, hè”, vraagt Joas. „Of wil je even in het zand spelen?” stelt zijn moeder voor. De peuter knikt – maar eerst wil hij de zee in. Hij krijgt er niet snel genoeg van. Zijn broertje balanceert tussen vrees en vreugde. Dat laatste wint het – tot de kou Micha overmant. Willemieke gaat met hem terug naar het picknickkleed.
Joas’ lippen zijn al een tijdje blauw, maar hij blijft doorspetteren. Dan neem ik hem bij de hand, en koersen ook wij richting het strand.
„Zullen we een kasteel bouwen?” vraagt Willemieke. „Ja!” rilt Joas vanuit een blauwe handdoek. In de tas met zandspeeltjes ontdekt hij een gieter en een schep, en even later rent moeder naar en van de zee om het gietertje te vullen. Micha kijkt geïnteresseerd toe. Dan ontdekt Joas het kasteelvormpje. Hij vult het met zand, en keert het om. Te vlug: mama moet de inhoud eerst goed aandrukken.
Terwijl het ene na het andere slot verrijst, haalt Micha voortvarend zijn handjes door de bouwsels. Joas maalt er niet om: hij maakt gewoon een nieuw kasteel.
Rond twee uur mag Micha in de kinderwagen. Hij heeft het wel gezien. Terwijl wij alle spullen in en op de kinderwagen stapelen, tuurt onze oudste roerloos zittend naar de zee. „Ga je mee?” vraag ik. „Nee, ik wil niet”, mort hij. Willemieke neemt hem bij de hand. „Kom, we gaan stampen met onze voeten.” Dan laat hij zich verleiden.